Door Marc van Oostendorp
Er klinkt circusmuziek. Een clowntje komt op en doet verwoede pogingen een pot te sluiten. Voor de pot dicht is, houdt het muziekje op.
Is nu de volgende zin een correcte beschrijving van deze situatie:
- Terwijl het muziekje speelde, sloot het clowntje de pot.
Volwassen moedertaalsprekers van het Nederlands zeggen van niet. ‘Het clowntje sloot de pot’ is alleen juist als de pot na afloop van het optreden van het clowntje gesloten is. Sluiten is, in taalkundig jargon, ’telisch’, gericht op een doel (telos in het Griek). Als dat doel niet wordt gehaald, is er niet echt gesloten.
Teliciteit
Niet alle werkwoorden zijn telisch. Wandelen heeft bijvoorbeeld geen duidelijk eindpunt. Het maakt niet uit hoe lang een clowntje wandelt tijdens een muziekje, na afloop kun je altijd zeggen dat hij wandelde. Er zijn overigens wel manieren om zo’n werkwoord niet-telisch te gebruiken. Je kunt bijvoorbeeld zeggen ‘het clowntje was de pot aan het sluiten’. Dat is ook waar als de pot nooit dicht komt.
In een mooi overzichtsartikel bespreekt een internationale groep onderzoekers (waaronder de Groningse Angeliek van Hout) het soort problemen dat kinderen hebben met teliciteit. Lang niet alle vijfjarigen blijken bijvoorbeeld te beseffen dat de bovenstaande zin niet past. Dat geldt niet alleen voor het Nederlands, maar ook voor een groot aantal andere talen.
Alle vijf de punten
Nog veel groter worden de problemen voor de vijfjarigen als we de situatie een beetje veranderen. Het clowntje probeert nu niet een pot te sluiten maar tekent vier punten van een vijfpuntige ster:
- Terwijl het muziekje speelde, tekende het clowntje een ster.
Hier blijken veel meer kinderen (zij het nog steeds een kleine minderheid) te menen dat deze zin best adequaat is, terwijl volwassenen deze beschrijving normaliter ook niet accepteren.
Wat is het verschil? Bij een gezegde als ‘een ster tekenen’ omvat het werkwoord een aantal stappen: je doet eerst dit, dan dat, en aan het eind heb je iets getekend. Het lijdend voorwerp fungeert daarbij als een maat: een ster heeft een aantal onderdelen, om een ster te tekenen moet je ieder van die onderdelen – alle vijf de punten – tekenen.
Eindpunt
Bij ‘de pot sluiten’ geldt dat allemaal niet. Iets sluiten beschouwen we als iets instantaans. Je moet misschien allerlei handelingen verrichten (flink draaien) om zover te komen, maar het eigenlijke sluiten heeft, in ieder geval in de taal, geen duur. En het lijdend voorwerp, de pot, is zeker geen maat waaraan we verschillende stappen van het sluiten kunnen afmeten.
Het punt is dus: een pot is gesloten of dicht, er is geen tussenweg, maar een ster kun je wel min of meer tekenen. In die zin is ‘zij tekende een ster’ dus ook echt moeilijker te beoordelen.
Om als kind met dit soort zinnen te leren omgaan, moet je dus enorm veel kunnen. Je moet begrijpen dat sommige werkwoorden een eindpunt veronderstellen in de tijd en andere niet, en dat dit van belang is bij begrip van die werkwoorden. Maar je moet ook begrijpen wanneer dat eindpunt nu precies bereikt is.
Peter Nieuwenhuijsen zegt
Kun je wel zeggen: ‘Terwijl het muziekje speelde, was het clowntje een ster aan het tekenen’? Dit lijkt me een prima zin. En het lijkt me ook niet heel bijzonder om als alternatieve formuklering hiervoor te gebruiken: ‘Terwijl het muziekje speelde, tekende het clowntje een ster.’
Volgende stap: clowntjes doen vaak rare dingen. Terwijl u en ik potjes zonder veel omhaal binnen een seconde dichtdraaien (sluiten), wil een clowntje er nog wel eens een hele operatie van maken, met het oogmerk ons te laten lachen. En dan geldt wat voor ‘een ster tekenen’ geldt, ook voor ‘een potje sluiten’.