Door Henk Wolf
Het menselijke brein zit zo in elkaar dat het allerlei regelmatigheden ontdekt in de taal van anderen en die zo onthoudt dat ze ook weer gebruikt kunnen worden, grotendeels onbewust. Al in onze vroegste jeugd gaan de hersenen met dat project aan de slag. Dan verwerven kinderen hun moedertalen. Blijkbaar bestaat er een voorkeur voor om in die moedertalen klanken te gebruiken, want de meeste culturen gebruiken gesproken talen. Een wet van Meden en Perzen is dat niet, want in dovengemeenschappen ontstaan gebarentalen. Die zijn overigens voor horende mensen ook goed te leren en een horend kind kan ook prima met een gebarentaal én een gesproken taal als moedertalen opgroeien. Het brein is flexibel.
We vereenvoudigen de werkelijkheid eigenlijk een beetje als we zo’n strikt onderscheid maken tussen ‘gesproken talen’ en ‘gebarentalen’. Veel gebarentalen hebben naast zichtbare ook hoorbare elementen, de zogenaamde ‘gesproken componenten’.
En andersom? Zitten er in gesproken taal ook gebaren? Ja, tuurlijk communiceren we met gebaren, bijvoorbeeld tegen je voorhoofd tikken of in je handen klappen, maar die horen niet bij ons taalsysteem. Blijven er dan nog gebaren over die wel deel van het Nederlands of een andere gesproken taal vormen? Dat je taal kunt opschrijven en dan per definitie geen gebaren aan je lezer kunt laten zien, lijkt erop te wijzen dat gesproken taal gebarenloos en echt volledig op klank gebaseerd is. Maar dat is niet helemaal waar.
Deixis
Er komen in talen namelijk zogenaamde deiktische elementen voor. Deiktisch is het bijvoeglijke naamwoord bij deixis en dat Griekse woord betekent ongeveer ‘wijzen’ of ‘aanwijzing’. Om na te gaan wat een spreker met een deiktisch woord bedoelt, heb je informatie nodig over de context waarin de zin is uitgesproken, bijvoorbeeld waar dat gebeurd is, of wanneer, of door wie. Vaak kun je bij het uitspreken van zo’n woord ook echt wijzen naar datgene wat de spreker bedoelt.
Een voorbeeld: in de zin ‘Hier zijn eieren te koop’ is hier een deiktisch woord. Als de zin in de Sint Jooststraat in Brussel wordt uitgesproken, dan betekent hier ‘in de Sint Jooststraat in Brussel’. Wordt dezelfde zin op Medwert uitgesproken, dan betekent hier ‘op Medwert’. Ander voorbeeld: in ‘Ik ben premier van Nederland’ betekent ik ‘Mark Rutte’ als Mark Rutte het zegt en betekent het ‘Eugene Rhuggenaath’ als Eugene Rhuggenaath het zegt. In het laatste geval zou de uitspraak uiteraard onwaar zijn.
Combinatie van klank en gebaar
We staan er niet altijd bij stil, maar soms is het wijzen niet alleen mogelijk, maar is het een verplichte handeling die nodig is om het deiktische woord te interpreteren. Goed, het hoeft niet letterlijk wijzen met een vinger te zijn, een knikje met het hoofd kan ook, maar zonder visuele informatie (demonstratio ad oculos in vaktermen) zijn deiktische woorden in het Nederlands dan niet te interpreteren. Die onmisbaarheid maakt die gebaren de facto onderdeel van de taal. In geschreven taal merken we dat niet, want daar gebruiken we alleen taal die voor de visueel van de schrijver gescheiden lezer te begrijpen is. In gesproken taal gebruiken we echter voortdurend combinaties van klanken en gebaren die alleen samen betekenis hebben. En net als bij andere taalelementen zijn de meeste mensen zich er helemaal niet van bewust dat ze die combinaties gebruiken en hoe ze ze gebruiken.
Daar ben ik me de afgelopen jaren omste bewuster van geworden. Sinds 2015 ben ik door een ongeluk het zicht in m’n rechteroog deels kwijt. Het linkeroog doet het nog goed, maar ik neem dingen die rechts van me gebeuren lang niet altijd waar, terwijl gesprekspartners daar onbewust wel van uitgaan. En dat leidt er nogal eens toe dat ik gesproken taal niet helemaal snap. Zegt iemand die rechts van me aan een terrastafeltje zit: ‘Wat heeft die fiets een aparte kleur’, dan kan ik dat moeilijk beamen of ontkennen als ik het begeleidende gebaar niet zie en als er verschillende fietsers langskomen. Rij ik ergens naartoe en de persoon naast me op de passagiersstoel zegt: “Daar moet je in”, dan weet ik niet wat daar is.
Wouter van der Land zegt
Een inspirerend stuk, dank! Met ‘Die onmisbaarheid maakt die gebaren de facto onderdeel van de taal.’ bedoel je neem ik aan zoiets als dat een rollator onderdeel van het skelet is. Dus in de praktische zin en niet in de essentiële zin.
Henk Wolf zegt
Dat is een mooie filosofische vraag, Wouter. Ik heb er geen goed antwoord op, ik weet niet eens zeker of taal als tekensysteem wel een essentie heeft.
Lucas zegt
Er is een enorme hoeveelheid literatuur die stelt dat er geen onderscheid te maken is tussen verbale taal (gesproken of gebaren) en lichaamstaal; taal is een geïntegreerd systeem van de twee. Het onderscheid zou arbitrair zijn. Zie bijvoorbeeld recente artikelen van Herbert Clark of Leelo Keevallik.
Of je dat accepteert is een tweede. De data is (vrijwel) altijd een vorm van instructie. Dus bijvoorbeeld communicatie in danslessen, waar demonstraties een grammaticale rol in de zin zouden hebben, zoals object. Ik heb nog niemand gezien die het in andere settings goed weet te beargumenteren.
Er is ook wat discussie over taal evolutie. Kwamen gebaren eerst en is spraak daar langzaam mee geïntegreerd? Wat zou suggereren dat beide functioneel hetzelfde zijn, taal is simpelweg een complexer tekensysteem dat daardoor meer mogelijk maakt. (Dit is een standpunt, maar er zijn er genoeg meer.)
Dus er is zeker genoeg discussie of gebaren echt onderdeel zijn van taal, in de essentiële zin, niet de praktische
Henk Wolf zegt
Daarbij kun je nog bedenken dat ‘betekenisvolle bewegingen’ (om een neutrale aanduidingen te gebruiken) die niet deiktisch zijn, vaak een soort ingebed citaat zijn en dat talen dat soort inbedding van vreemde elementen sowieso toelaat. Als een gymleraar zegt: ‘Doe allemaal eventjes’ en dan als ‘lijdend voorwerp’ van die zin een fysieke radslag gebruikt, dan is dat mogelijk niet heel veel anders dan het inbedden van een citaat, zoals “This is a quote”, of op schrift een plaatje, zoals deze smiley: :-).
Marcel Meijer Hof zegt
Heer Wolf, U wist het natuurlijk al maar ik beng het weer even naar voren: Met name Fransen en Italianen verlevendigen, ondersteunen èn onderstrepen hun gesproken woorden voortdurend met handgebaren. De Engelsen komen daarin tegen nauwelijks verder dan hun stiff upper lip. Armen recht naast je lichaam houden is daar het devies.
Ik zwaai U toe :-]
DirkJan zegt
Ik denk dat er een wezenlijk verschil in functie en begrijpen is in gebarentaal voor mensen die wel kunnen horen en al een taal hebben en voor doofgeborenen. Voor horende mensen lijkt me gebarentaal meer een aanvulling en worden de gebaren mogelijk toch weer direct omgezet in gewone taal. Het worden meer synoniemen.
[ Nu weet ik pas sinds kort dat dove mensen moeite hebben met het lezen en volgen van teksten en liever een gebarentolk zien dan ondertiteling op bijvoorbeeld televisie. Ik had gedacht dat doven ook uitstekend teksten zouden kunnen lezen en begrijpen, maar dat is kennelijk niet zo. Kan iemand hier wat meer over zeggen? ]
Henk Wolf zegt
DirkJan: sommige doven, zeker als ze zonder cochleair implantaat zijn opgegroeid, hebben een gebarentaal als enige moedertaal. In Nederland is dat doorgaans Nederlandse Gebarentaal (NGT) en in Vlaanderen doorgaans Vlaamse Gebarentaal (VGT). Hun problemen met het lezen van een Nederlandse tekst zijn vergelijkbaar met de problemen die iedereen heeft met het lezen van een vreemde taal. Een Nederlandstalige leest bij een Franse film doorgaans ook liever Nederlandstalige dan Franstalige ondertiteling.
Horende mensen die als kind zowel een gebarentaal als een gesproken taal verwerven, vertalen die gebaren niet naar gesproken taal, dat kan niet eens, doordat de grammatica’s van beide talen nogal radicaal verschillen. Bij voldoende taalaanbod in de jeugd ontwikkelen die mensen zich gewoon tot tweetaligen.
Wat je mogelijk op het idee heeft gebracht dat gebaren voor horenden een ‘aanvulling’ op gesproken taal zou zijn, is dat horende volwassenen in Nederland vaak aanleren om ‘Nederlands met Gebaren’ (NmG) te gebruiken in de communicatie met doven. Ook later doof geworden mensen leren soms NmG. Daarbij wordt tijdens het spreken van een Nederlandse zin een geïmproviseerde woord-voor-woordvertaling in gebaren gemaakt. Dat levert geen correcte NGT-zin op, maar NmG is soms een nuttig hulpmiddel. Sommige dove kinderen hebben er namelijk baat bij voor het aanleren van het Nederlands. En sommige Nederlandstaligen vinden het makkelijker om NmG te leren dan het grammaticaal sterk van het Nederlands afwijkende NGT.
DirkJan zegt
Met gebaren als aanvulling voor horenden bedoel ik dat de soort van gebaren voor horenden heel beperkt zijn en heel wat anders is dan de gebaren van en voor doven als moedertaal.
Maar ik vind het antwoord over tekst en gebaren voor doofgeborenen nog niet helemaal bevredigend. Je zou ook kunnen denken dat de geschreven taal ook de primaire taal voor doven is, als je dat zo aanleert, maar dat is de gebarentaal. Dan zou je daarnaast ook tweetalig kunnen zijn. Maar is er nog iets dat meespeelt waardoor doven moeite hebben met het lezen van teksten in hun moedertaal? Is dat moeilijk door de beperkte communicatie om het echt goed te begrijpen?
Henk Wolf zegt
Doven hebben niet zozeer moeite met het lezen in hun moedertaal, als die taal een geschreven vormt kent. In Nederland en Vlaanderen hebben doven met een cochleair implantaat vaak het Nederlands als moedertaal, of als een van hun moedertalen. Zij hebben niet per se meer moeite met het lezen van Nederlandstalige ondertitels dan horende Nederlandstaligen.
Maar er zijn in Nederland en Vlaanderen ook veel doven die het Nederlands niet als moedertaal hebben. In plaats daarvan is hun enige moedertaal NGT of VGT. Die mensen kunnen het lezen van Nederlandse ondertitels als lastig ervaren, zoals Portugeestaligen en Turkstaligen ook niet altijd makkelijk Nederlandse ondertitels lezen. Daar komt nog bij dat NGT-sprekers en VGT-sprekers het ook gewoon prettig kunnen vinden om in hun eigen taal benaderd te worden.
DirkJan zegt
Ik heb nog steeds wat vragen, maar bedankt voor de toelichting.
DirkJan zegt
Ik ontving na wat navraag nog een link naar een interessant artikel van Liesbeth Koenen over dit onderwerp. De strekking verschilt niet veel in wat Henk Wolf al schreef, maar ik vraag me dan toch nog steeds af, Wat is de relatie tussen spraak en tekst en het al dan niet goed kunnen leren van een geschreven taal? Waarom lukt dat doven niet goed?
https://www.ouders.nl/artikelen/waarom-doven-niet-toch-gewoon-kunnen-lezen