
De Nederlandse taalkunde heeft een smet op haar blazoen. Gisteren verscheen op de internationaal goed gelezen website Times Higher Education een vernietigend artikel over de manier waarop collega’s aan een van onze onderzoeksscholen te werk zijn gegaan toen ze een hoogleraar (Engelse) taalkunde zochten: een lid van de commissie benaderde achter de rug van een kandidaat om mensen, die niet door de kandidaat waren aangewezen als referenten, om meer informatie over die kandidaat.
Het was daarbij niet bepaald onduidelijk dat het commissielid vooral viste naar ongunstige verhalen, want die had hij in het roddelcircuit gehoord. Uit de processtukken blijkt ook dat de mensen die benaderd werden, zich er ongemakkelijk bij voelden (je bent toch achter iemands rug om die persoon aan het verlinken), maar één van hen schreef toch zo’n brief, die vervolgens tijdens een vergadering van de benoemingsadviescommissie werd voorgelezen.
Gelukkig mag zoiets niet: wanneer je ergens op een baan solliciteert, geef je de desbetreffende organisatie niet het recht om achter je rug om collega’s of ex-collega’s te benaderen. Het is vaak niet eens de bedoeling dat je huidige collega’s weten dat je aan het solliciteren bent. Goed dus dat de rechter de universiteit onlangs op zijn vingers in deze kwestie heeft getikt en erop heeft gewezen dat deze gang van zaken onrechtmatig was.
Smoezeligs
De medewerkers die over de schreef gingen zijn niet persoonlijk verantwoordelijk gesteld – behalve de verzamelaar van slechte referenties, die ook directeur was en is van de taalkundige onderzoeksschool, was dat ook bijvoorbeeld de decaan die de vergadering voorzat waar de brief anoniem werd voorgelezen en die dit liet passeren. Ik kan me daar iets bij voorstellen al ben ik geen jurist: ze maakten hun fouten uit hoofde van hun functie.
Het zou mij dan wél zuiver lijken als de universiteit zelf maatregelen nam. Mensen die zulke fouten maken, hoe begrijpelijk en vergeeflijk misschien ook, laten we niet zomaar zitten. Die kunnen misschien nog wel hoogleraar zijn, maar voor een verantwoordelijke post vinden we wel iemand anders: ambitieuze baasjes genoeg. Het is op zijn minst opmerkelijk dat dit nu alweer weken na het vonnis nog steeds niet is gebeurd. Het had denk ik gescheeld in de vlek die nu door het artikel in Times Higher Education op het blazoen van de Nederlandse taalkunde is geworpen: men had kunnen zeggen, we nemen dit soort zaken serieus op. Er blijft nu toch iets smoezeligs hangen, iets van: nou ja, het mag misschien niet, maar laat ook maar.
Het geldt trouwens ook voor de desbetreffende directeur zelf: waarom wil hij zijn eigen blazoen nog verder bevlekken door aan te blijven? Laten we even aannemen dat hij niet wist dat het onfatsoenlijk was om aan de grote klok te hangen dat iemand gesolliciteerd had, vindt hij het dan niet vervelend dat hij zijn naam nu onnodig besmeurt door aan te blijven nu de rechter dat wel heeft duidelijk gemaakt?
Overtreden
Ronduit verontrustend is het excuus dat de universiteit aanvoert voor dit gedrag.
But she [een zegsvrouw voor de desbetreffende universiteit] also pointed out that the court had found that Professor S. [de werknemer in kwestie] and others involved in the selection process had been motivated by a desire to find a suitable candidate.
Ja, dat moest er nog eens bijkomen, dat men door ándere motieven werd voortgedreven. Je mag er toch vanuit gaan dat men inderdaad de beste kandidaat wil hebben. De regels zijn er juist voor om een organisatie die nieuwe medewerkers zoekt aan banden te leggen in hoe ver ze kunnen gaan met vaststellen of deze persoon inderdaad ‘geschikt’ was.
(Lucas Seuren schreef gisteren op Twitter: ‘Ja, de politie heeft de regels overtreden bij het verkrijgen van bewijs en een bekentenis, maar ze wilden graag de juiste verdachte hebben.’ Dat lijkt me precies de juiste parallel. Ook voor het bereiken van het nobelste doel mag je niet de wet overtreden.)
Alles wijst erop dat men het aan de desbetreffende universiteit eigenlijk niet zo erg vindt dat die regels zijn geschonden: de overtreders zitten er nog, de universiteit zegt dat wetsovertredingen begrijpelijk zijn als die helpen om betere hoogleraren aan te stellen.
Het is dat ik me al had voorgenomen nooit meer een stap in die universiteit te zetten, maar mij lijkt het advies duidelijk: solliciteer daar nooit.
Eerder berichtten onder andere Mare, De Telegraaf, NRC en het Leids Dagblad over de rechtszaak, al kreeg de uitkomst uiteindelijk in de Nederlandse pers tot nu toe weinig aandacht. Toen ik gisteren op Twitter het bericht van Times Higher Education doorstuurde, kreeg ik van verschillende medewerkers van de desbetreffende universiteit te horen dat ze het niet durfden liken omdat hun socialemediagedrag werd gemonitord en de door de rechter gewraakte medewerker hun leidinggevende is.
Het erge is: dit kwam naar buiten, maar er zijn veel meer van dit soort kwesties, niet alleen over personeelsrecht, waarover niets naar buiten komt.
Het feitelijke probleem is dat het academische bestuursmodel, waarbij wetenschappers zichzelf besturen, is ontstaan in de vroege negentiende eeuw, toen alleen wetenschappers de wetenschap begrepen en de instellingen klein waren. Inmiddels zijn de bestuurlijke taken te complex om nog door wetenschappers te worden gedaan; een goede onderzoeker is niet per se een goede bestuurder. Tegelijkertijd zijn er buiten de universiteit veel mensen die wel degelijk begrijpen wat wetenschappers doen, fouten herkennen en sceptisch worden. Terwijl de universiteiten daardoor onder druk staan, wordt een bestuursmodel gehandhaafd dat bijdraagt aan de problemen.
Ik weet de oplossing ook niet, maar ik denk dat we moeten stoppen met denken over manieren om de universiteit aan te verbeteren. We moeten serieus nadenken over nieuwe institutionele inbeddingen voor de wetenschap. Dat moest overigens al gebeuren in de jaren tachtig.
Dat een onderzoeker niet per definitie een goede bestuurder is, klopt natuurlijk, maar dat betekent niet dat er geen onderzoekers zijn die ook goede bestuurders zijn. Er zijn ook onderzoekers die meeslepend kunnen schrijven, lekker kunnen koken of mooi viool kunnen spelen, al hoort niets van dit alles bij de voorwaarden om onderzoeker te worden. De beste bestuurders doe ik ken zijn als onderzoeker begonnen.
Bovendien: met name in Amerika heeft de afgelopen jaren een klasse van beroepsmamagers het universitair bestuur overgenomen. Dat alles heeft de situatie op de gemiddelde Amerikaanse campus nu niet bepaald gunstiger gemaakt dan in Nederland. Precies dit soort verhalen kun je ook daar vertellen, al zijn die managers vast vaak wat sluwer. In Nederland kun je trouwens ook zien waar het bestuur door beroepsmanagers toe leidt als je kijkt naar types als Martin van Rijn en Ingrid van Engelshoven.
Ik pleit ook niet voor beroepsbestuurders. Het is altijd wel handig als iemand op zo’n positie begrijpt wat er op de werkvloer gebeurt.
Ik pleit wel voor het onder ogen zien van de problemen: dat de universiteit simpelweg te complex is om nog zelfbesturend te zijn. We zijn nu dus, voor goed bestuur, aangewezen op mensen die toevallig een tweede talent hebben. Ik word daar niet blij van. Er zijn teveel ontsporingen om nog gerustgesteld te zijn door de (op zich terechte) constateringen dat er ook goede bestuurders zijn.
Mijn ideaal zou zijn: bedenk nieuwe vormen om de wetenschap in onder te brengen. Voor de geesteswetenschappen zou je kunnen denken aan een model dat is geïnspireerd op de conservatoria, kleinschalig en met een duidelijke gerichtheid op het publiek. Voor andere wetenschappen zijn andere vormen geëigender.
Mij lijkt het beter de koe eens echt bij de hoorns te pakken.
Nogmaals, kijk naar Amerika. Daar hebben ze dat idee van ‘professionele managers’ doorgevoerd met consequenties die voor zover ik kan voorzien behalve aan de heel rijke topuniversiteiten leiden tot rampen die vele malen groter zijn dan wat wij hier zien. Ik heb er vijf jaar geleden over geschreven.
Op zoek naar dat stukje vond ik overigens dat ik 15 jaar geleden al jouw oproep deed om helemaal opnieuw te beginnen. Dat stuk begint als volgt en staat hier.
Geen wonder dat ik nooit carrière heb gemaakt in het universitaire bestuur!
Ik ken je bezwaren tegen bestuursspecialisten ofwel managers en ik deel ze. Misschien heb ik weleens verteld dat ik ontslag nam om te gaan werken aan de VU, waar het contract al door de decaan was getekend, dat de directeur (dus zo’n vermaledijde manager) toen maar weggooide.
Ik schat het alleen anders in. Buiten het wetenschappelijk bedrijf staand, zie ik een enorm bedrijf waar het aan goede wil en middelen niet ontbreekt, maar waar de decanen e.d. hun taakomschrijving niet lezen en enorme schade aanrichten.
We moeten echt eens koffie halen, ook om de gezelligheid. Je bent natuurlijk welkom op de Vaalserberg, maar een afspraak ten Brakke(n) Gronde is ook goed.
Als oud-student van een conservatorium sla ik daar even op aan. Ik weet niet hoe je dat precies voor je ziet, maar ik zou dat zeker niet als model voorstaan. Je bent dan als student nog veel afhankelijker van je begeleider, meer dan promovendi nu vaak al zijn. Bovendien krijg je eenzelfde probleem: een goede onderzoeker is niet per se een goede docent, en ook daar komen de bestuurders vaak uit het veld, met alle gevolgen van dien.
Dat zijn reële bezwaren. Mij gaat het echter vooral om de betrekkelijke kleinschaligheid en om het gegeven dat het focus, meer dan aan de universiteit, ligt op het bereiken van het publiek. Ik neem althans aan dat men de ambitie heeft muziek te maken die wordt uitgevoerd. Dat is mijn grootste bezwaar tegen de universiteit, de verwaarlozing van het publiek. Ik ken prachtig onderzoek waar het publiek niets van weet en dat is toch alsof je een muziekstuk schrijft dat nooit wordt opgevoerd.
Verder ging het idee niet. Mijn echte punt is dat het denken over de wetenschap er nogal onder lijdt dat steeds impliciet wordt aangenomen wat moet worden bewezen: dat de universiteit nog een geëigende vorm is.
Ik ben het deels met je eens: de kleinschaligheid zou positief kunnen zijn. Maar juist het bereiken van het publiek is ook op het conservatorium een groot probleem. Dat gaat namelijk zowel qua vorm als qua inhoud sterk uit van het idee dat de musici/componisten weten wat goed is en hoe het moet, en dat het publiek dat maar gewoon te slikken heeft. Heel veel zenden, relatief weinig dialoog. Kortom: het conservatorium als geëigende vorm is ook wel aan een update toe 🙂
Als academisch secretaris van die benoemingsadviescommissie heb ik toen meteen gezegd dat dit niet kon, in de commissie en in mails aan de decaan en de rector. Dat staat ook in het vonnis. In de verschillende getuigenverhoren en het proces heeft de universiteit mij er vervolgens zonder enige vorm van bewijs drie jaar lang van beschuldigd gelekt te hebben naar Evans. Als je geen klokkenluider hebt, dan maak je er één. Evans heeft het echter niet van mij gehoord, maar van mensen in Leiden en buiten Nederland die door de directeur benaderd zijn. Nu wordt er in alle talen die Leiden rijk is angstvallig over gezwegen.
Je lijkt aan te nemen dat de universiteit geen maatregelen nam of neemt, maar als je nooit meer een stap in deze universiteit zet, hoe weet je dat dan? (Ook roddelcircuit?) Ik ken de kern van de zaak niet, aangezien ik niet betrokken was (en jij evenmin, neem ik aan), maar buiten een ontzetting uit functie of ontslag, zijn er maatregelen genoeg te bedenken, die de universiteit zou kunnen hebben genomen, waar wij als buitenstaanders niets over weten.
Het lijkt me in eerste orde aan de universiteit als instelling om de spelregels over aanwervingen duidelijk te communiceren aan haar werknemers. Maatregelen om te vermijden dat een scenario zoals je beschrijft zich herhaalt, lijken me daarom ook veel zinvoller dan publieke oproepen tot ontslag of ontzetting uit functie van één geviseerde persoon.
Ik weet wat de geïnteresseerde buitenstaander kan weten, namelijk wat er in het artikel in THE staat. Door geen openlijke maatregelen te treffen, en eventueel wel intern zaken aan de orde te stellen, en door via de zegspersoon het verhaal naar buiten te brengen dat een en ander gebeurde omdat men op zoek was naar de beste kandidaat, geeft men een duidelijk signaal af: voor ons is het overtreden van de wet niet zo interessant, een directeur die onrechtmatig handelt kan bij ons directeur blijven. Dat schaadt de reputatie van de hele academie.
Je kan het ermee oneens zijn, maar dat ‘verhaal’ dat naar buiten wordt gebracht door een zegspersoon van de universiteit, is één van de conclusies waar de rechtbank toe is gekomen. Ik ben het openbare vonnis gaan bekijken, en lees daarin: “De indruk van de rechtbank is dat bij deze leden van de benoemingsadviescommissie de bedoeling voorzat ervoor te zorgen dat een geschikte kandidaat zou worden benoemd. De gekozen route was, gelet op de door de Universiteit Leiden toegepaste sollicitatieprocedureregels, niet in orde, maar van een bedoeling bij [gedaagde 3] en [gedaagde 2] om [eiser] te beschadigen is de rechtbank niets gebleken“.
Die mededeling kadert dus in de vraag of de beklaagden de bedoeling hadden om de eiser schade toe te brengen, en daarover heeft de rechtbank geoordeeld dat dat niet zo is. Dat is belangrijk, omdat de eiser reputatieschade had geclaimd en dat is duidelijk afgewezen: “Van onrechtmatige beschadiging van de reputatie van [eiser] dan wel zijn eer en goede naam die toe te rekenen is aan Universiteit Leiden is daarom geen sprake”.
Ik snap het punt dat je naar voren wil brengen, maar ik denk dat toch enige nuance aan de orde is: de rechtbank oordeelt inderdaad dat de universiteit de (overigens zelf opgelegde) regels heeft overtreden tijdens de sollicitatieprocedure, maar erkent daarin geen opzet tot beschadiging van de kandidaat in kwestie. Dat er zou zijn ‘gevist’ naar ongunstige verhalen wordt dus tegengesproken door het vonnis, waarbij de rechters verwijzen naar de neutrale toon van het verzoek om referenties.
Inderdaad is de rechtbank – vermoedelijk volkomen terecht – niet meegegaan in alle eisen van de gedaagde. Ik geloof ook onmiddellijk dat de betrokkenen niet als opzet hadden om Evans persoonlijk te beschadigen (ik vind het zelfs wat paranoïde om dat wel te denken), en ik wil zelfs graag aannemen dat men echt niet op de hoogte was van het feit dat het allemaal niet mocht. Vandaar dat de interne disciplinaire maatregelen me helemaal niet nodig lijken: het gaat er niet zozeer om dat de betrokkenen worden ‘gestraft’ als wel dat de universiteit met een schone lei kan beginnen.
Als ‘binnenstaander’ en iemand die 26 jaar in Leiden als hoogleraar taalkunde werkzaam is bij LUCL had ik toch van enige maatregelen moeten horen. De enige maatregel die genomen is, is dat commissieleden nu gewezen worden op de NVP gedragscode sollicitaties. Dat lijkt me weinig indrukwekkend in het licht van het vonnis. Verder wordt erover gezwegen. Dat creeërt een bijzonder intimiderende context voor iedereen. En eender welk toekomstig commissielid zal er zich verder wel voor hoeden om onregelmatigheden aan de kaak te stellen: een leidinggevende waarvan het gedrag onrechtmatig was wordt op geen enkele wijze gesanctioneerd.
Vanwaar die persoonlijke rancune over de universiteit van Leiden? (Laatste zin van deze collumn.)
Begin 2016 heeft Marc van Oostendorp als onbezoldigd hoogleraar fonologie aan de universiteit van Leiden een onverkwikkelijke affaire meegemaakt waardoor hij daar diep gekwetst is vertrokken, Hij heeft daar uitgebreid over geschreven in zijn afscheidscolumn in de Mare:
http://archief.mareonline.nl/archive/2016/03/24/column-leiden-heeft-me-gekwetst-adieu
Ah bon. Het hof, en de hoveling.