Door Jos Joosten

Vraag Sinterklaas wat het belangrijkste in de wereld is en hij zegt: kinderen cadeautjes geven; vraag het de man van de haringkar en hij zegt: haring verkopen; vraag het aan een piloot en hij zegt: een vliegtuig besturen; vraag het een bestuurskundige en hij roept: managen!
Niet zo heel verrassend dus, die zure kritiek van Hans de Bruijn (‘hoogleraar bedrijfskunde’) afgelopen zaterdag in Trouw op Genadezesjes van Eelco Runia.
In zijn boek geeft Runia, zoals bekend, beargumenteerd de redenen voor zijn zelfgekozen vertrek bij de Groningse Universiteit. De belangrijkste oorzaak van Runia’s onvrede is, kort gezegd, de steeds verdergaande structuur van managersdictaten en protocollen die de kernwaarden van de universiteit – onderwijs en onderzoek – uithollen (en stilaan het plezier voor hen die wel begaan zijn met de inhoud (Runia dus) danig vergallen).
Het interessante, maar tegelijk ook het zeer zorgelijke (maar wat verwacht je van een professioneel bedrijfkundige?) is dat De Bruijn nergens de waarheid van de feiten bestrijdt die Runia signaleert: aan kwesties als de idiote beloningsstructuur voor scriptiebegeleiding of de bizarre effecten van outputfinanciering wijdt De Bruijn geen woord.
En als hij het wel doet, is het om uit te leggen hoe noodzakelijk het is dat bestuurskundigen zich overal mee bemoeien. Bestuursmolochisme is voor De Bruijn (had ik al gezegd dat-ie hoogleraar bestuurskunde is?) een universitaire conditio sine qua non. Door het Ministerie opgelegde prestatieafspraken? Alleen maar goed! Vakinhoudelijke expertise? Zonder tussenkomst van een flinke laag bestuurders kun je er helemaal niks mee! Een enorm opgetuigd visitatiecircus? Bravo!
Over die visitatie, bij voorbeeld, zegt Runia ronduit zinnige dingen: probeer die te beperken tot vakinhoudelijke peer-to-peer-intervisie. In Genadezesjes beschrijft hij hoe visitatie-bezorgdheid er op zijn universiteit toe leidde dat zeer matige scripties toch een zeven kregen om maar niet aan de zesjes-controle van een eventuele visitatie ten prooi te vallen. Zie je wel, is De Bruijns triomfantelijke conclusie: als je het aan de specialisten overlaat gaat het helemaal mis, dit bevestigt ‘dat professionals elkaar dus niet scherp houden’.
Dit voorbeeld typeert de omgekeerde redeneertrant die De Bruijn in zijn hele stuk toepast. Oorzaak en gevolg, detail en grote lijnen – hij gebruikt ze zoals ze in zijn bestuurkundige straatje passen. Dit zesjesdrama vindt zijn oorzaak niet in het kat-in-het-nauw-gedrag van vakinhoudelijke professionals, maar is uiteraard het perverse gevolg van bureaucratisch gecijfer.
Compleet uit de bocht vliegt De Bruijn bij zijn conclusie. Hij moest ‘bij lezing van Genadezesjes onwillekeurig aan Donald Trump denken’, waarna hij Runia wegzet als een soort academische populist in een uiterst waggelige vergelijking tussen professionals als ‘real people’ en bestuurders als losgezongen ‘politieke elite’.
Hij schetst dan ten slotte eigenlijk wel mooi Runia’s ideaalbeeld: ‘een universiteit waar horizontale controle volstaat, bestuurders een uiterst marginale rol spelen, er een optimaal systeem van financiering is’.
Waarna De Bruijn als slotzin een honende conclusie poneert die hem in elk geval in the picture brengt als ze zoeken naar een nieuwe Minister van Onderwijs: ‘Het is een universiteit die nooit heeft bestaan en er ook nooit zal komen’.
Zo kun je er kennelijk over denken.
Gesteld althans dat je niet heel goed kúnt denken.
Een waarlijk prachtige reactie op het artikel in Trouw volgens mij. Ik vrees dat De Bruijn het zal gebruiken voor een van zijn volgende columns in hetzelfde dagblad om allerlei frames bloot te leggen waar Jos Joosten zich van zou bedienen. Precies zoals ze in zijn straatje passen. Ik word er niet wijzer van en zal die column dan ook weer overslaan. Ben wel blij met deze sterk beargumenteerde repliek.
Wat ben ik blij dat ik inmiddels gepensioneerd ben. Ik heb echt met jullie te doen.
Vandaag werd er actie gevoerd tegen het kabinet en de Minister van Onderwijs tegen de bezuinigingen op de universiteiten. En vanavond nog luidt hoogleraar letterkunde van de Radboud nog eens de noodklok over die vermaledijde managerscultuur op de universiteiten. Waarom richten hij en zijn collega’s zich niet concreet op actie tegen het bestuur van de universiteit in plaats van weer een artikeltje met woorden toe te voegen? We weten dat dit weinig oplost. Marc van Oostendorp gelooft inmiddels ook meer in daden dan in woorden.
Maar ik herinner me Van Oostendorp zijn bespreking nog goed van het boek van Runia en hoogleraar Van Oostendorp maakte wel een duidelijke kanttekening. Hoe representatief waren al die bezwaren van Runia eigenlijk? En verderop las ik over de positie van Van Oostendorp:
“Ik ben me er daarbij van bewust dat ik een vrij unieke positie heb weten te verwerven met weinig managementtaken én weinig last van hogere managers, een plaats die nog relatief dicht zit bij het oude ideaal van vrij onderzoek.”
Dat gevoel heb ik vaker en zeker bij dit onderwerp als het gaat over overbelasting, het managersvirus. onderbetaling, burn-outs, etc, het zijn altijd de anderen die worden getroffen. Hoe erg is Jos Joosten er persoonlijk aan toe? En is het niet zo dat als je weinig managementtaken hebt deze juist door andere medewerkers (lees managers) worden gedaan?
In ieder geval richt je pijlen op de besturen van de universiteiten zelf en niet op een of andere hoogleraar als De Bruijn met ook maar een mening.
https://neerlandistiek.nl/2019/05/35037
De vraag ‘Hoe erg is Jos Joosten er persoonlijk aan toe?’ is er een die ikzelf mij vrijwel dagelijks stel, op tal van gebieden. De relevantie voor anderen dan – in het beste geval – mijn directe naasten ontgaat mij, maar dunkt mij zo goed als nihil. Details over mijn persoonlijke engagement, mijn dagindeling of werkdruk vind ik niet relevant in dit kader (net zomin, overigens, als de kwestie of Marc van Oostendorp een boek goed vindt of niet relevant zou moeten zijn om er (hier) aandacht aan te besteden).
Ik heb me in mijn bijdrage gericht op het stuk in ‘Trouw’ omdat ik, in mijn nabije omgeving, vaststelde dat mensen die Runia’s boek niet lazen De Bruijns artikel nogal overtuigend vonden. Dat pijnlijke misverstand heb ik hier uit de weg willen ruimen, inderdaad in een ‘artikeltje met woorden’ (artikelen bestaan overigens opvallend vaak uit woorden). En waar ik wat dat betreft feitelijk de plank missla, hoor ik het graag.
Ik voel me echter niet geroepen om omtrent mijn al dan niet particuliere betrokkenheid of individuele werkomstandigheden publiek te verantwoorden – zeker niet tegenover iemand die zich half-anoniem aan den volke presenteert.
duidelijk en terecht, heer joosten. ik wil nog wel iets toevoegen aan wat volgens u de oorzaak van het zesjesdrama is. ik heb het al bij verschillende discussies op dit forum vermeld: een oorzaak is ook de (socialistische) politiek, ingezet in de jaren ’70, waarbij “iedereen moet mogen studeren” vertaald/verward werd met “iedereen kan studeren”. iedereen kon doorstromen. kon dat eigenlijk niet, dan zorgde de geitenwollensokkenleraar met zijn socialistisch-poipulistische hart er wel voor dat dat 6-’tje wel een 6.55, dus een 7 werd.
Wat in Runia’s geval ook nog de keerzijde was van het beoordelen met zesjes (of minder), dat een scriptiebegeleider in het geval van een onvoldoende zijn begeleidingsuren niet vergoed kreeg (iets wat de Universiteit Groningen later terugdraaide) – wat dubbel bizar is, omdat de (mijn) ervaring uitwijst dat hoe beter een student hoe minder intensief de begeleiding is…
tja. bij de begeleiding bijv. van toekomstige marketing-managers kon ik voor spelling-, grammatica- en stijlfouten verwijzen naar mijn eigen colleges, maar was ik alleen maar mede-beoordelaar, dan mocht ik die niet of slechts mondjesmaat mee laten wegen, het ging immers om marketing en management. sic transit gloria mundi..
Ik ben niet zo heel anoniem hoor.