Door Robert Chamalaun
Een van mijn favoriete momenten tijdens de spellingles is altijd het moment waarop iets ogenschijnlijk eenvoudigs plots heel wat ingewikkelder blijkt te zijn. Het vormt meestal een mooi aanknopingspunt om met leerlingen dieper in te gaan op de taal zelf. Spellingregels lijken soms totaal niet logisch en dan is het des te interessanter om te beredeneren waarom een woord op een bepaalde manier gespeld moet worden.
Zo waren mijn leerlingen in vwo 5 afgelopen week bezig met een opdracht ‘aaneenschrijven’. Ze kregen verschillende combinaties van woorden voorgelegd en de opdracht was om de woordcombinaties goed te spellen. Combinaties als een + eerste + klas + coupé of school + examen + onderdeel zorgden nauwelijks voor problemen, maar toen kwamen er twee combinaties die voor de nodige verwarring zorgden.
Het ging over de combinaties maat + houden en orde + houden. In de theorie stond vermeld dat samengestelde werkwoorden zo veel mogelijk aaneengeschreven dienen te worden. Er stonden voorbeelden bij, zoals pianospelen, rekeningrijden, koffiedrinken. Kortom, de meeste leerlingen beredeneerden dat maat + houden en orde + houden beide aaneengeschreven moesten worden. Voor maat + houden is dat correct, maar voor orde + houden niet. Tja, hoe zit dat nu?
Om een antwoord te geven op de vraag waarom de ene combinatie wel en de andere niet aaneengeschreven moet worden, moeten we gaan kijken naar de morfologische eigenschappen. In beide combinaties is het eerste woord een zelfstandig naamwoord. Deze zelfstandige naamwoorden kunnen optreden als eerste deel van wat we een samenkoppeling noemen, een semantische eenheid. De semantische eenheid wordt vooral zichtbaar als we een ontkenning in de zin plaatsen. (Het kruisje geeft aan dat een zin ongrammaticaal is.)
- Ik kan niet ademhalen. / x Ik kan geen adem halen.
- x Ik kan niet adem krijgen. / Ik kan geen adem krijgen.
Dit toont aan dat ademhalen wel een samenkoppeling is, maar adem krijgen niet. Adem krijgen gedraagt zich als een woordgroep. Dit blijkt uit het feit dat het zelfstandig naamwoord niet bij de werkwoordsgroep hoort. Als we dit toepassen op de combinatie maat + houden en orde + houden, krijgen we de volgende mogelijkheden:
- …dat hij maat heeft kunnen houden.
- …dat hij heeft kunnen maathouden.
- …dat hij orde heeft kunnen houden.
- x …dat hij heeft kunnen orde houden
Orde houden gedraagt zich hier net als een woordgroep, vergelijkbaar met adem krijgen. Al met al een mooie verklaring waarom de ene combinatie wel en de andere niet aaneengeschreven moet worden. Gelukkig geven Booij en Van Santen aan dat het onderscheid niet altijd makkelijk is, vooral niet als ook grammaticaliteitsoordelen erbij betrokken worden (zoals bij de combinatie koffie + zetten). Voor de spellingles in vwo 5 heb ik me maar beperkt tot de eerder genoemde combinaties.
(Voor de uitleg van deze spellingkwestie en dit stukje op neerlandistiek heb ik dankbaar gebruik gemaakt (of gebruikgemaakt) van Morfologie van Geert Booij & Ariane van Santen)
Harry Reintjes zegt
vinden vlamingen “…dat hij heeft kunnen orde houden..” niet volkomen normaal?
Frans Daems zegt
Sommige Vlamingen vinden “dat hij heeft kunnen orde houden”, maar vooral “dat hij heeft kunnen orde houden” normaal. Dat werd vaak ‘doorbreking van de werkwoordelijke eindgroep’ genoemd. Voor andere Vlamingen is “dat hij orde heeft kunnen houden” veel normaler. Wzellicht hebben hier te maken met regionale verschillen, en ook met persoonlijke verschillen.
DirkJan zegt
Al met al vind ik het geen mooie verklaring waarom de ene combinatie wel en de andere niet aaneengeschreven moet worden. Het blijft allemaal arbitrair en geen enkele leerling kan dit generaliseren en moet je de juiste spelling domweg uit je hoofd leren.
Robert Chamalaun zegt
Natuurlijk is het lastig, zo niet onmogelijk, om zoiets te generaliseren. Dat is ook niet mijn bedoeling. Ik heb tegen mijn leerlingen gezegd dat ze het gewoon moeten leren, maar dan nog denk ik dat het goed is om met de klas de regels – die zoals je zelf zegt ook arbitrair zijn – te bespreken/bediscussiëren. Dat maakt taal juist ook zo boeiend.
Irina zegt
Toevallig was ik vandaag net aan het nadenken over het verschil tussen “ik verf de deur groen” en “ik sla de vlieg dood”. Kennelijk is “groen verven” een werkwoord met een bepaling en “doodslaan” een samengesteld werkwoord, ook al is het resultaat vergelijkbaar (een groene deur, respectievelijk een dode vlieg). De deur is groen geverfd, de vlieg doodgeslagen.
(Er is ook doodverven, maar dat is niet verven met het resultaat dat iets of iemand dood is, en het deelwoord is “gedoodverfd”.)
DirkJan zegt
Maar er is natuurlijk ook een groot betekenisverschil tussen ‘iemand dood slaan’ en ‘iemand doodslaan’.
Jan Uyttendaele zegt
Volgens mij is het aaneenschrijven van samengestelde werkwoorden van het type werkwoord+substantief in onze spelling volstrekt arbitrair. Je schrijft bijvoorbeeld ‘koffiezetten’ aan elkaar, maar ’thee zetten’ in twee woorden. Dat al dan niet aaneenschrijven proberen te beredeneren heeft volgens mij weinig zin.