Misschien heb ik nog een bijzonder aardig krantje van een volkstuinvereniging in het oosten van het land over het hoofd gezien, maar het sympathiekste tijdschrift van Nederland lijkt mij tot nader order De Parelduiker.
De titel is al sympathiek. Hij verwijst naar het motto van het blad, dat ontleend is aan Multatuli: “De parelduiker vreest de modder niet”. Het betekent dat men zelf als het uiteindelijke doel van het tijdschrift ziet: parels op te duiken. Zoveel trots, kom daar maar eens om.
Die parels zijn details over het werk, maar vooral het leven, van vooral Nederlandstalige schrijvers. In het nieuwe nummer staan bijvoorbeeld artikelen over het huwelijk van Maurice Gilliams en de jeugd van Martinus Nijhoff. Over de laatste vertelt de beoogd biograaf, Bart Slijper, dat de jonge dichter helemaal niet zo’n onbezorgde jeugd had als kennelijk weleens wordt gedacht. Op zeker moment heeft hij als jongeling een paar jaar buiten het ouderlijk huis gewoond, in Warnsveld. Waarom is niet helemaal duidelijk, maar Slijper suggereert dat het misschien iets te maken had met spanningen tussen Nijhoffs ouders: de rationele zakenman en de vrome vrouw die zich aansloot bij het Leger des Heils.
Het is sympathiek omdat het de sfeer ademt dat iedere literator ook inderdaad al die moeite en modder waard is. Natúúrlijk willen we alles weten over iedereen die ooit een aardige dichtregel of een redelijk verhaal heeft geschreven. De toon is ook vaak persoonlijk: er staat in dat laatste nummer een in memoriam over Tom van Deel door Nicolaas Matsier dat eigenlijk alleen maar ingaat op de vriendschap tussen Van Deel en Matsier, zonder dat dit op wat voor manier dan ook ijdel klinkt.
Het fijne van De Parelduiker lezen is dat je je lid voelt van een soort exclusieve club die zodra er een artikel verschijnt over het ‘feministisch toneel’ van Marcellus Emants meteen het werk van die schrijver paraat heeft, en ook graag van alles wil weten over wat hem overkomt. Iemand die het laatste nummer van De Parelduiker meeneemt naar de eigen leeskamer, waar de boeken in Lundia-kasten tot aan het plafond staan en een leestafel is en een fauteuil met altijd het Verzameld Werk van Slauerhoff onder handbereik. Zelfs als je zelf helemaal niet zo’n leven hebt kun je je even in die wereld wanen met het blad, en dat is een fijne wereld.
Maar het mooiste artikel in het laatste nummer is misschien dat over Carte Blanche, een tijdschrift onder de redactie van Halbo C. Kool dat in de jaren dertig (vermoedelijk) twee keer verscheen. Ieder nummer was een mapje waarop met de hand Carte Blanche was geschreven en waarin een stuk of vijftien gedrukte gedichten van vooraanstaande dichters (Campert, Marsman – Denkend aan Holland verscheen hier voor het eerst) op losse blaadjes waren verzameld.
Wat een geweldig idee voor een tijdschrift! Ik denk eigenlijk dat je het, met een goede redacteur, zo weer tot leven zou kunnen wekken. .Je kon er vast abonnees voor vinden; in ieder geval onder de lezers van De Parelduiker.
Anoniem zegt
Ja, het is helemaal waar zoals je het beschreven hebt. Al heel lang ben ik abonnee. Er destijds op geattendeerd door een zeer erudiete en belezen oude vriend. En iedere keer weer ben ik hem dankbaar als ik een nieuwe uitgave lees.