Een eerste analyse van Curriculum.nu met een focus op meertaligheid
Door Bert Le Bruyn (Meesterschapsteam MVT), m.m.v. Wander Lowie (Meesterschapsteam MVT) en Erwin Mantingh (Meesterschapsteam Nederlands)
Curriculum.nu was gedoemd niet te lukken. Aleid Truijens schreef op 7 juni in de Volkskrant dat het ‘oude zure wijn’ was, een reïncarnatie van het gesneuvelde ‘Onderwijs 2032’ dat op zijn beurt een miskleun was geweest van ‘ideologen’. Ze omschreef Curriculum.nu verder als een ‘circus’ zonder de gedegen kennis van ‘inhoudelijke experts’.
En toch… de 150 docenten en schoolleiders die zich met hart en ziel twee jaar lang hebben ingezet voor een nieuw po/vo-curriculum hadden niet de indruk dat ze een doorslagje waren van Onderwijs 2032. Een onafhankelijk rapport van Regioplan (Van der Wel en Krooneman 2019) laat zien dat ze trots zijn op hun eigen inbreng en we dus niet te maken hebben met een uit de hand gelopen invuloefening waar de resultaten al op voorhand van vastlagen. Voorts klopt het dat ‘inhoudelijke experts’ (hoogleraren in Truijens’ interpretatie) geen structurele rol hadden binnen Curriculum.nu maar zijn de teams wel op eigen initiatief ‘inhoudelijke experts’ gaan raadplegen. Het is deze interactie die Curriculum.nu tot een uniek experiment heeft gemaakt en die volgens de deelnemende docenten en schoolleiders tot een evenwichtig voorstel voor curriculumherziening heeft geleid (Van der Wel en Krooneman 2019).
Vanuit de Meesterschapsteams bevestigen we graag dat de ontwikkelteams Engels/MVT en Nederlands volop advies hebben gezocht bij de wetenschap, zowel vakdidactisch als vakinhoudelijk. Dit had natuurlijk nog transparanter uit de eindadviezen kunnen blijken maar deze zijn dan ook niet bedoeld als traktaten, wel als input voor een volgende fase. Overigens lijkt een vergelijking met Onderwijs 2032 voor de talen sowieso niet toepasselijk. De opbrengsten van Onderwijs 2032 voor de talen hebben we hieronder nog eens opgenomen:
Dit staat – al was het maar op basis van hoeveelheid tekst – in schril contrast met de opbrengsten voor de talen binnen Curriculum.nu:
De bovenstaande foto bevat natuurlijk niet enkel de eindmaterialen. Dit is een keuze die we bewust hebben gemaakt. De rijkdom van Curriculum.nu zit namelijk niet alleen in de eindproducten maar ook in het proces dat uiterst zorgvuldig is gedocumenteerd. De teams zijn in gesprek gegaan met iedereen die dit wilde en hebben hun keuzes om bepaalde adviezen te volgen of net niet stelselmatig bijgehouden. Voor deze eerste – voorzichtige – evaluatie zijn we door deze rijke documentatie gelopen en hebben we specifiek ingezoomd op de rol van meertaligheid.
Meertaligheid in Curriculum.nu: een ontstaangeschiedenis
Curriculum.nu is zo opgebouwd dat er eerst een Visie werd geformuleerd die dan werd uitgewerkt in Grote Opdrachten (≈ globale eindtermen) en Bouwstenen (≈ doorlopende leerlijnen). Het proces was cyclisch in de zin dat eerdere output ook telkens bijgewerkt kon worden op basis van nieuwe inzichten.
Meertaligheid en specifiek aandacht voor het meertalig individu is voor het eerst door het ontwikkelteam Nederlands op de kaart gezet. In de eerste versie van haar visie benoemt het team dat het leergebied Nederlands recht moet doen ‘aan leerlingen die verschillende talen en taalvariëteiten beheersen’. Deze insteek is positief onthaald en heeft ook zijn beslag gekregen bij Engels/MVT.
In de eerste versie van de Grote Opdrachten (GOs) krijgt meertaligheid een prominente plek, zowel bij Nederlands (GO2) als bij Engels/MVT (GO4). De discussie over deze etappe van het proces focuste op de overdaad aan GOs – tien bij Nederlands en twaalf bij Engels/MVT: er was veel overlap, de opdrachten waren niet goed op elkaar afgestemd, de samenhang was niet optimaal, etc.
In het consultatieverslag van het ontwikkelteam Nederlands over de eerste versie van de GOs vinden we een mooie samenvatting van de kern van de discussies over meertaligheid en de specifieke uitdagingen die een GO rond meertaligheid met zich meebrengt. Deze discussies zijn blijven spelen in de verdere uitwerking van Curriculum.nu en blijven van belang voor het vervolgproces. Enerzijds wordt de relevantie van meertaligheid breed onderkend, anderzijds is het nog niet helemaal duidelijk hoe deze GO vorm zou kunnen krijgen binnen het onderwijs. Een eerste complicatie is dat docenten niet alle talen van hun leerlingen spreken en het dus niet voor de hand ligt om systematisch de meertaligheid van de leerlingen in te zetten. Een tweede complicatie ligt in de toetsbaarheid van meertaligheid. Dit lijkt een bijkomstigheid aangezien niet al wat waardevol is ook toetsbaar hoeft te zijn. De ervaring leert echter dat dingen die niet getoetst kunnen worden gedoemd zijn om een ondergeschikte rol te spelen binnen het onderwijs, niet in het minst in een land als Nederland waar scholen worden afgerekend op basis van centraal georganiseerde eindexamens (meer over het structurele probleem van eindexamens in deze blog van Nivja de Jong, UHD aan de Universiteit Leiden). Een derde en laatste complicatie is de noodzaak van afstemming in het ontwikkelen van een doorlopende leerlijn rond de GO meertaligheid. Deze afstemming betreft zowel de aansluiting met andere GOs als afstemming over alle schooltalen heen.
In de tweede versie van de Grote Opdrachten (GOs) zien we een reductie van het aantal GOs. Meertaligheid blijft prominent aanwezig, zowel binnen de zeven overgebleven GOs van Nederlands (GO3) als binnen de vijf overgebleven GOs van Engels/MVT (GO2). Naar aanleiding van de eerder genoemde complicaties is het interessant om te kijken naar de manier waarop Meertaligheid in deze tweede versie vorm heeft gekregen:
Leerlingen worden zich ervan bewust dat ze leven in een meertalige samenleving en begrijpen wat dat betekent. Ze leren hoe verschillende talen en taalvariëteiten elkaar beïnvloeden, doordat deze met elkaar in contact staan. Ze krijgen inzicht in de effecten van meertaligheid. Door deze kennis, inzichten en ervaringen leren leerlingen bewust en respectvol om te gaan met overeenkomsten en verschillen in taaluitingen, talen, taalvariëteiten en culturen. Hierdoor kunnen leerlingen mensen van verschillende sociale en culturele achtergronden met zelfvertrouwen tegemoet treden en met hen samenwerken.
Uit het tussenproduct Nederlands:
Leerlingen maken al op vroege leeftijd kennis met andere talen en beseffen dat er andere talen bestaan naast hun eigen (thuis)taal. […] In het beginstadium van de verwerving van een nieuwe taal leren leerlingen talen met elkaar te vergelijken in een speelse setting, naarmate leerlingen hun talenkennis en hun analytisch vermogen ontwikkelen, breiden ze hun meertalige repertoire uit en leren ze steeds beter en bewuster verbanden te leggen tussen patronen en taalstructuren. Ze kunnen een tekst begrijpen in een taal die ze niet goed beheersen door gebruik te maken van woorden en structuren die ze kennen uit een andere taal. Ze leren te schakelen tussen verschillende talen als dat nodig is om te communiceren of om iets uit te leggen. Leerlingen leren taaloverstijgend te werken doordat ze vaardigheden en strategieën die ze bij een taal hebben geleerd, ook bij een andere taal kunnen inzetten.
Uit het tussenproduct Engels/MVT:
Zowel bij Nederlands als bij Engels/MVT wordt meertaligheid ingestoken vanuit taalbewustzijn, een geheel aan kennis, vaardigheden en attitudes. De relevante kennis komt uit het domein van de algemene en toegepaste taalwetenschap, de vaardigheden en attitudes die de leerlingen ontwikkelen betreffen het inzetten van hun meertalig repertoire en het ontwikkelen van een open houding naar andere talen, zowel binnen hun eigen taalverwervingsproces als binnen een meertalige maatschappij.
De positionering van meertaligheid vanuit een taalbewustzijnsperspectief is een slimme zet. Hoewel we niet willen speculeren over de beweegredenen van de twee teams is duidelijk dat het verankeren van meertaligheid in taalbewustzijn een kennisbasis met zich meebrengt die als doorlopende leerlijn kan uitgewerkt worden en bovendien ook perfect toetsbaar is, zelfs binnen centrale eindexamens. Dit laat de teams toe om de complicatie van toetsbaarheid die we hierboven aankaartten te vermijden. Door de kennis te verbinden met de vaardigheden en attitudes van de leerlingen kunnen we er bovendien voor zorgen dat vaardigheden en attitudes een natuurlijke plek krijgen binnen het curriculum. De interactie die zo ontstaat laat voorts toe dat kennis vertaald wordt naar concrete toepassingen waardoor ze op meerdere niveaus van abstractie kan aangeboden worden (kijk hier voor een laagdrempelige insteek uitgewerkt door Sylvia Dortmundt, ontwikkelteamlid Engels/MVT en docente Duits bij de Openbare Scholengemeenschap Sevenwolden).
De verankering van meertaligheid in taalbewustzijn levert ook een interessante puzzel op, in eerste instantie voor het ontwikkelteam Engels/MVT. In de tweede versie van de GOs staat de GO over meertaligheid namelijk naast een GO over taalbewustzijn. In de finale versie van de GOs blijft dit het geval. De motivatie die het ontwikkelteam Engels/MVT hiervoor geeft is dat meertaligheid als te fundamenteel werd gezien om het niet apart als GO te benoemen. Één manier om deze ogenschijnlijke verdubbeling op te lossen is door de GO rond taalbewustzijn vooral te zien als een kenniscomponent en de GO rond meertaligheid als de vaardigheden en attitudes die met deze kenniscomponent samenhangen.
Nederlands had in de tweede versie van de GOs geen aparte GO over taalbewustzijn waardoor er geen overlap kon ontstaan met meertaligheid. In de finale versie van de GOs is er wel geopteerd om taalbewustzijn expliciet te benoemen maar is dit samengebracht met taalleervaardigheden. Voor meertaligheid heeft het ontwikkelteam Nederlands uiteindelijk gekozen om de link tussen taal en cultuur explicieter te benoemen en om de GO rond meertaligheid uit te breiden naar een GO Meertaligheid en Cultuurbewustzijn. Bij Engels/MVT valt cultuurbewustzijn onder de GO Interculturele communicatieve competentie.
Meertaligheid in Curriculum.nu: een eerste balans
De korte schets van de ontstaansgeschiedenis van de GOs rond meertaligheid laat zien dat meertaligheid een centrale plek krijgt in Curriculum.nu. Wat ook duidelijk wordt is dat er meerdere opties zijn om deze plek te definiëren. Als we uitgaan van een organisatie van een talencurriculum rond de componenten taalvaardigheid, taalbewustzijn en cultuurbewustzijn, kunnen we de keuzes van Nederlands en Engels/MVT als volgt representeren:
Elk van deze opties is verdedigbaar maar legt iets andere accenten. Waar taalbewustzijn en meertaligheid aparte GOs zijn bij Engels/MVT worden deze bij Nederlands bij andere GOs ondergebracht. Zo maakt Nederlands de link tussen taal- en cultuurbewustzijn prominenter en wordt taalbewustzijn in eerste instantie gelinkt met taalleervaardigheden.
Vanuit de Meesterschapsteams zijn we erg blij te zien dat het belang en de verrijking die meertaligheid met zich meebrengt expliciet onderkend worden. Zoals eerder vermeld staan we ook erg positief tegenover het uitwerken van meertaligheid vanuit een taalbewustzijnsperspectief. Wel blijft het een belangrijke uitdaging om de verschilllende aspecten van taalbewustzijn – en specifiek de interactie met taalleervaardigheden en cultuurbewustzijn – goed op elkaar af te stemmen zodat deze allemaal de aandacht krijgen die ze verdienen. De bouwstenen die Curriculum.nu hiervoor heeft aangeleverd zijn een eerste aanzet hiertoe maar zullen bij doorontwikkeling naar alle waarschijnlijkheid nog een aantal transformaties ondergaan.
Van de complicaties die we eerder noemden (talenkennis docenten, toetsbaarheid en afstemming) hebben we al specifiek aangegeven dat toetsbaarheid niet noodzakelijk een hinderpaal hoeft te zijn met de taalbewustzijnsinsteek die gekozen is. De problematiek van de talenkennis van docenten blijft wel bestaan. Op de Studiedag van Anéla zijn er verschillende originele voorstellen gedaan om hiermee op een constructieve manier om te gaan. Het algemene advies lijkt te zijn om leerlingen zelf als experts bij de les te betrekken en – waar mogelijk – ook leerlingen met een vergelijkbare taalachtergrond elkaar te laten bijstaan (zie ook deze blog van Amy Klipp en Louise Taylor van de HvA). In aanvulling hierop hopen we dat er binnen het vervolgtraject van Curriculum.nu aandacht komt voor de ondersteuning van de thuistalen van de leerlingen. Voorts bepleiten wij graag dat naast de rijke taalachtergrond van de leerlingen de talenrijkdom die structureel op scholen wordt aangeboden volop wordt ingezet. De verschillende talensecties binnen scholen worden op dit moment vaak nog niet voldoende in de gelegenheid gesteld om hun expertises te bundelen. Wij betreuren het dan ook dat de ontwikkelteams Nederlands en Engels/MVT geopteerd hebben hun GOs anders te structureren en hiermee (impliciet) schotten te plaatsen tussen Nederlands en de MVT. Dit brengt ons tot het laatste punt, de problematiek van de afstemming: dit wordt voor het vervolgtraject naar alle waarschijnlijkheid de grootste uitdaging. Meertaligheid en taalbewustzijn komen terug in verschillende vakken waarvan sommige verplicht zijn en andere optioneel. De status van deze vakken verschilt in het po/vo en varieert ook nog eens per school en onderwijsniveau. De verdere uitwerking belooft dus een uitdaging te worden.
Ondanks de uitdagingen zien we als Meesterschapsteams vooral kansen. De voorstellen in Curriculum.nu kiezen resoluut voor het breed inzetten op talen, niet alleen vanuit een taalvaardigheidsperspectief maar ook vanuit een taal- en cultuurbewustzijnsperspectief. Binnen Nederland zijn er al een heleboel initiatieven die de verdere uitwerking kunnen ondersteunen. Wij denken hier o.a. aan het landelijke onderzoeksprogramma van Dudoc-Alfa, het Nationaal Platform voor de Talen, het ontwikkeltraject rond meertaligheid aan de HvA, en het nieuwe lectoraat rond meertaligheid van Maaike Hajer en Rick de Graaff aan de HU/UU.
Envoi
Aan het begin van deze tekst verwezen we naar Aleid Truijens’ column uit de Volkskrant van 7 juni die Curriculum.nu omschreef als ‘oude zure wijn’ en als reïncarnatie van Onderwijs 2032. Wij hopen dat de uiteenzetting van het proces laat zien dat – in elk geval voor de talen – het hele proces weinig met oude zure wijn te maken heeft. Meer nog, de visie die ontwikkeld werd voor de talen is eindelijk geschreven door mensen die het taalonderwijs van binnenuit kennen en naar waarde weten te schatten. Wij kijken uit naar het verdere ontwikkelingsproces.
Reacties op Curriculum.nu na de aanbieding zijn gemengd. Christiaan Weijts omschreef de ontwikkelteams in zijn NRC-column van 11 oktober als ‘curriculumbouwers’ die ‘doodsbang’ zijn ‘voor de toekomst’ en ‘in blinde paniek’ ‘onze kinderen met een heel arsenaal aan speculatieve toekomstvaardigheden’ ‘bewapenen’. Wij hopen alvast dat meertaligheid niet als één van deze speculatieve toekomstvaardigheden geldt. De roep om aandacht voor meertaligheid gaat minstens terug tot het manifest ‘Het multiculturele voordeel: Meertaligheid als uitgangspunt’ van Hans Bennis, Guus Extra, Pieter Muysken en Jacomine Nortier, dat dateert van 2000 en waarvan de urgentie in het recente KNAW-rapport ‘Talen voor Nederland’ nogmaals onderstreept werd.
Rik Kuiper kopte in de Volkskrant van 10 oktober met ‘Nieuw curriculum voor onderwijs is nog ‘veel te vaag’, volgens vakverenigingen’. De ‘veel te vaag’ uitspraak werd overgenomen van Carel van der Burg van Levende Talen. Verderop in het artikel blijkt echter dat van der Burg ook heeft aangegeven dat hij in grote lijnen niet ontevreden is. Dat Curriculum.nu een kleine revolutie in het taalonderwijs teweegbrengt en dat dit niet anders kan dan verdere uitwerking behoeven laat Rik Kuiper hierbij onvermeld.
Een laatste reactie die we hier willen behandelen is die van docenten die betrokken waren bij ontwikkelscholen, i.e. scholen die als klankbord dienden voor de ontwikkelteams. Annemiek Dekkers citeert in het Brabants Dagblad van 10 oktober vijf talendocenten die Curriculum.nu omschrijven als ‘een heel inspirerend proces’ en aangeven dat ze het jammer vinden dat het klaar is. Wij hopen dat uit onze uiteenzetting gebleken is dat wij het enthousiasme van de docenten delen maar dat wij ook nog een lang traject voor ons zien. Naast het verder uitwerken van de doorlopende leerlijnen en het vaststellen van de eindtermen (liefst over de talen heen) is er ook de afstemming met andere leergebieden (denk bijv. aan digitale geletterdheid zoals hier concreet uitgewerkt door Fifi Schwarz, docente Nederlands bij het ROC van Amsterdam), het ontwikkelen van relevante materialen en – niet te onderschatten – het implementeren binnen het onderwijs en doorrekenen voor onze lerarenopleidingen (zie hier voor reflecties van Synke Hotje en Trixie Hölsgens van het Duitsland Instituut Amsterdam en hier voor reflecties van Janneke Geursen, vakdidacticus Engels van de Universiteit Leiden). Nederland heeft de docenten, vakdidactici, onderzoekers, vakverenigingen en uitgevers om dit proces tot een succes te maken maar of deze ook structureel de tijd en middelen zullen krijgen om dit (zelfs) tegen 2032 rond te krijgen is een heel andere vraag.
*Deze tekst is gebaseerd op een presentatie van de Meesterschapsteams MVT en Nederlands op de Anélastudiedag van 18 oktober 2019. Het thema van deze studiedag was meertaligheid.
De Meesterschapsteams maken deel uit van Vakdidactiek Geesteswetenschappen (vakdidactiekgw.nl), een programma waarmee acht universiteiten een impuls willen geven aan de versterking van de vakdidactiek in de Geesteswetenschappen, zowel in onderzoek als in onderwijs. Beide teams hebben een visie aangeleverd voor de start van Curriculum.nu en hebben ook door het proces heen feedback geleverd op de tussenproducten van de ontwikkelteams.
Peter Kortz zegt
Vraag: Waarom reikt curriculum.nu voor het schoolvak Nederlands niet verder dan klas 3 van de onderbouw van het vo? En wat las ik in Levende Talen: aan het eindexamen Nederlands mag niet getornd worden.
Is dit juist?
Luck van Leeuwen zegt
Wat betreft de eerste vraag: dat komt nog. De nu gedane voorstellen dienen als basis waarmee in de volgende fase eindtermen en kerndoelen opgesteld kunnen gaan worden. Daarnaast hebben de ontwikkelteams ook al aanbevelingen gedaan voor de bovenbouw (zie voor het leergebied Nederlands: https://www.curriculum.nu/voorstellen/nederlands/uitwerking-nederlands/). Men heeft besloten om met het po en onderbouw vo te beginnen, en de bovenbouw en ho daarop te laten volgen, in feite.
Wat betreft het eindexamen: als de huidige lijn doorgezet gaat worden richting het curriculum van de bovenbouw, is het toch wel aannemelijk dat er gevolgen gaan zijn voor toetsing. Ook daar zal in een later stadium nog uitgebreid over nagedacht worden. Een eerste verkenning is overigens wel online al te vinden: https://www.curriculum.nu/assets/uploads/2019/10/Verkenning-toetsing-en-examinering.pdf. Het lijkt me dus niet dat er aan het eindexamen ‘niet getornd’ mag worden.