Door Yra van Dijk, Jet Louwerse, Marc van Oostendorp, Ted Sanders en Els Stronks
Achter de ogenschijnlijke eensgezindheid over het belang van het vak Nederlands gaat veel achterstallig onderhoud schuil in het onderwijs in onze taal en cultuur.
Het is tijd voor een noodkreet die harder klinkt dan alle toeterende tractors op het Malieveld bij elkaar. Kennis van de landstaal is fundamenteel voor iedere burger: individueel, maar ook voor het functioneren van de samenleving. De Nederlandse taal is daarin hét bindmiddel en de sleutel tot de kennis van een gemeenschappelijk verleden.
Hoe riskant dit achterstallig onderhoud is, weet de minister door ten minste twee urgente rapporten die sinds vorige maand op haar bureau liggen. Wij roepen Ingrid van Engelshoven (Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, D66) daarom op om zo snel mogelijk te handelen en te investeren in het taalonderwijs in Nederland en daarbuiten.
Aan zo’n 135 universiteiten en hogescholen in veertig landen in de wereld wordt óók Nederlands gedoceerd en gestudeerd. Maar andere Europese landen investeren veel meer in het onderwijs en de eigen taal en cultuur binnen een internationale context dan Nederland.
Volgens het Taalunie-rapport Talenbeleid in Europa investeert de overheid in Zweden – omgerekend – 11 eurocent per inwoner, in Hongarije 15 cent, in Portugal 2,80 euro en in Duitsland 5,30 euro per inwoner om taal en cultuur van die landen buiten de landsgrenzen te promoten. Nederland en Vlaanderen? Slechts 7,5 eurocent per inwoner.
1 op 5 laaggeletterd
Ook aan de Nederlandse universiteiten wreekt zich het gebrek aan investering in de eigen taal en cultuur: in het voorjaar van 2019 sloot de Vrije Universiteit in Amsterdam de poorten van de opleiding neerlandistiek, louter om economische redenen.
Schrijnend is dat haast één op de vijf Nederlandse jongeren laaggeletterd de middelbare school verlaat; een situatie die een maatschappelijke onderklasse creëert.
Dat is een risico voor de samenleving als geheel, ook voor degenen die zelf niet direct door maatschappelijke uitsluiting worden bedreigd.
De lesmethoden in het voortgezet onderwijs hebben de aansluiting verloren met de multiculturele leerlingenpopulatie. Zo worden scholieren niet goed voorbereid op hun rol op de arbeidsmarkt en in de samenleving. Meer kennis van de eigen taal en cultuur is de basis daarvan.
Een beter aanbod aan lesmethoden zou kunnen profiteren van recent onderzoek in de neerlandistiek. Daarin worden actuele en urgente vragen gesteld, relevant voor leerlingen op alle niveaus: van framing in de speeches van de Amerikaanse president Trump tot de representatie van oorlog in strips. En van vluchtelingenverhalen, tot de vraag hoe ‘lokale’ identiteit in de teksten van hiphoppers tot stand komt.
Er gebeurt in de neerlandistiek genoeg wat in de klas inzetbaar is en leerlingen aanspreekt. Daarbij kan dankbaar gebruik worden gemaakt van de diversiteit in de klassen: meertaligheid is juist een pre, en Nederlandse cultuur leer je kennen in contrast met andere culturen, en door alle genres heen – van partijprogramma’s tot politieke liederen en sollicitatiebrieven, om een greep te doen. Het onderwijs-Nederlands gaat met al zijn sprekers mee in de vaart der volkeren, maar alleen als er een solide kennisbasis is over taalverandering, culturele participatie, begrijpelijke communicatie tussen overheid en burger, en nog veel meer.
Valse tegenstelling
Twee rapporten geven de minister houvast bij het zoeken naar oplossingen. In Curriculum.nu (10/10) geven leraren hun visie op de toekomst van het vak, van de basisschool tot en met de onderbouw van het middelbaar onderwijs. Dit rapport laat opnieuw zien dat de lang gehuldigde tegenstelling tussen (taal)vaardigheid en kennis vals is: juist door te begrijpen hoe taal en literatuur werken, kunnen leerlingen hun eigen taalvaardigheid verbeteren.
En vorige week verscheen Nederlands verdient meer, waarin de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) de slinkende studenteninstroom bij de vijf universitaire opleidingen Nederlands – van zeshonderd studenten in 2009 naar tweehonderd nu – analyseert en voorstellen doet om de studie Nederlands aantrekkelijker te maken.
Als verenigde neerlandici van binnen en buiten Nederland vragen wij de minister om samen met alle betrokkenen een permanente commissie in te stellen, die een ‘deltaplan’ ontwerpt om het risico van een ongeletterde samenleving af te wenden.
Zo’n commissie moet de bestaande plannen – Curriculum.nu en het KNAW-advies, maar ook die van het Meesterschapsteam Nederlands van de gezamenlijke universiteiten – uitwerken. Die commissie moet bovendien genoeg financiële armslag krijgen om de uitvoering de komende jaren te begeleiden.
Eén voorbeeld: laat docenten, didactici en academici samen een lesmethode ontwikkelen voor alle schooltypen. Zo’n methode zou open access moeten zijn, dus voor iedereen online toegankelijk, zodat alle Nederlanders, ieder op zijn of haar eigen niveau, kennis kunnen maken met de grote rijkdom van de eigen taal en cultuur.
Zeg ‘ja’, minister
Op langere termijn kan zo’n commissie ook de relaties bewaken tussen het schoolvak, de samenleving en de wetenschap, en dat doen voor het hele onderwijs – van groep 1 tot aan de eindstreep van het hoger onderwijs, zodat een nieuwe zorgelijke situatie wordt voorkomen.
De samenleving heeft de afgelopen decennia het onderwijs laten versloffen en verstoffen. Het is nog niet te laat om het tij te keren. Alle betrokken partijen staan te trappelen om aan de slag te gaan. De minister hoeft alleen ‘ja’ te zeggen. Stimuleer het Nederlandse onderwijs in taal en literatuur verder door erin te investeren. Want de zorg om het Nederlands kan niet alleen met de mond worden beleden. Iedere leerling heeft recht op een goede kennis van de landstaal en daarmee op toegang tot de samenleving.
A. Oosterhof zegt
Bij het voorstel om het aanbod aan lesmethoden te laten profiteren van recent onderzoek in de neerlandistiek worden meteen enkele voorbeelden genoemd. Met als eerste voorbeeld: framing in de speeches van de Amerikaanse president Trump. Behoort zo’n onderwerp niet net zo goed tot het domein van de anglistiek, of worden de toespraken eerst vertaald? Zegt dat voorbeeld niet ook iets over de relevantie van de neerlandistiek en hoe daarover gedacht wordt?
AO zegt
Of eerder amerikanistiek.
Els Stronks zegt
Op zich lijkt dat misschien zo, maar leerlingen die in Nederland opgroeien hebben ook met Trump te maken: in Nederland wonen en opgroeien, betekent ook al snel dat je een Nederlandse blik op de wereldpolitiek krijgt. En wat is die blik precies,wordt dan de vraag. En ik kan me goed indenken dat je bij Nederlands die framing van Trump bekijkt in vergelijking met framing door Nederlandse politici, om die blik scherp in beeld te krijgen.
Albert Oosterhof zegt
Uiteraard staat neerlandistisch onderzoek niet op zichzelf en kan dat in verband gebracht worden met onderzoek door bijvoorbeeld amerikanisten (een vakgebied dat allicht toch al minder onder druk staat dan de neerlandistiek). Maar dat is iets anders dan een onderwerp als ‘framing in toespraken van Trump’ naar voren brengen als eerste voorbeeld van een urgente neerlandistische vraag. Daar komt bij dat in de beeldvorming (en discussies over het verval van de studie Nederlands) de toenemende aanwezigheid van het Engels toch al een rol speelt, maar dat punt laat ik maar liever even liggen. Ik ga echter akkoord dat de Nederlandse blik op wereldpolitiek een relevant punt is en het is voor het internationale karakter van de studie goed ook te wijzen op de blik vanuit andere delen van het taalgebied, m.n. Vlaanderen en het Caraïbische deel.
Els Stronks zegt
Ja, ik zie dat in die beeldvorming en discussies de toenemende aanwezigheid van het Engels een rol speelt. Maar die toenemende aanwezigheid is ook een realiteit, en daarmee is de omgang met Engelstaligheid voor mij een urgente neerlandistische vraag. Ik denk dat het beter is die realiteit in het schoolvak op te nemen, en leerlingen te leren zien hoe Engelstalige culturen (en inderdaad, ook andere culturen) hen mogelijk beïnvloeden. Je kunt er over twisten of dat er als eerste had moeten staan, maar urgent is het toch wel?
AO zegt
Daar ga ik wel mee akkoord. Maar dan zijn de gegeven voorbeelden een aanleiding om na te denken over mogelijkheden om in een studie taal- en letterkunde bijv. twee talen te combineren (zoals elders het geval is). Dat sluit niet uit dat de studie Nederlands ook blijft bestaan (wat kenmerkend is en blijft voor het Nederlandse systeem), maar dan zal die inderdaad een kleiner publiek trekken. Dat laatste is dan echter geen probleem.
Berthold van Maris zegt
Graag een voorbeeld van een “Ëngelstalige cultuur”.
Peter-Arno Coppen zegt
Ik denk dat de boodschap is dat ‘framing’ een onderwerp is dat zich goed leent voor een vorm van taalbeschouwing die binnen het schoolvak Nederlands past. Daarbij gaat het vooral om de verhouding tussen vorm en betekenis van taal in een specifieke context. Extreme voorbeelden helpen dan bij de behandeling van het concept. Uiteraard is framing als topic in de wetenschap breder dan de neerlandistiek, maar ook binnen de neerlandistiek heb je onderzoek naar framing.
Albert Oosterhof zegt
Dat is zo, maar in de tekst is die neerlandistische toepassing minder duidelijk en ik dacht erover na of dat ook iets zegt over de manier waarop we de relevantie van de neerlandistiek goed kunnen uitleggen. Dat staat echter los van de grote lijn in het betoog.
Els Stronks zegt
De boodschap gaat wel iets verder dan idee dat ‘framing’ een onderwerp is dat zich voor taalbeschouwing leent, en dat Trump daar een extreem en dus goed voorbeeld van is. Idee is zeker ook dat het schoolvak Nederlands wat kenmerkend is voor het Nederlandse taalsysteem, de Nederlandse communicatie en de talige culturen in Nederland (de specifieke context dus) goed leert zien en begrijpen. Voor de Nederlandse context is dat onder andere de omgang met het oprukkende Engels. Ik realiseer me dat het me nu nogal wat woorden kost om die relevantie van dit voorbeeld voor de neerlandistiek goed uit te leggen :), maar dat is wel de gedachte erachter.
P. Glasbergen zegt
framing als topic heeft geen impact; wake-up-call: laten we onze focus ergens anders op monitoren.
franscouwenbergh zegt
Het vak Nederlands stond altijd als eerste op de rapporten en telde de meeste les-uren. Voor mij hield het vak in: “alles en literatuur”. Aan mijn hogere klassen verstrekte ik bijv. een stencil over hoe wij, van oorsprong mensapen, aan taal en bewustzijn gekomen waren. Maar ‘in stand houden’ van het Nederlands? taal is onderdeel van onze culturele evolutie en die gaat haar eigen weg …
Peter-Arno Coppen zegt
Kon dat op een stencil? Knap!
franscouwenbergh zegt
Een gestencild ‘paper’ Ik weet niet meer hoeveel A4-tjes, het is al zóó lang geleden. Maar ik ‘doe er nog steeds in ‘ …
Berthold van Maris zegt
Dat is wat we nodig hebben, en wat nog steeds wel her en der gebeurt volgens mij. Leraren die hun eigen plan trekken en zich niet te veel gelegen laten liggen aan allerlei lesprogramma’s. Leraren die kunnen improviseren, boeien etc. Binnen de zeer ruime grenzen van het vak.
Berthold van Maris zegt
Of Nederlands op de middelbare school een te saai vak is geworden zou ik niet kunnen zeggen. Wel weet ik dat alle stukken die ik OVER dat vak Nederlands het afgelopen jaar gelezen heb – en dat zijn er een heleboel – ongelofelijk saai waren.
Kan daar eens iets aan gedaan worden?
Peter-Arno Coppen zegt
Gelukkig hoeven de leerlingen de stukken OVER het vak niet te lezen. Het lijkt me goed dat je over een zeker doorzettingsvermogen moet beschikken om erover mee te kunnen praten.
Wouter van der Land zegt
@Peter-Arno Coppen, het komt tegenstrijdig over wanneer een pleidooi voor het vak Nederlands stilistisch slecht is. Het is ook echt niet zo dat ambtenaren heel lange zinnen in de passieve vorm graag lezen.
Berthold van maris zegt
Ja, het mag best weerbarstige materie zijn. Maar vaak wijst een saaie stijl op een gebrek aan (nieuwe) ideeen.
Berthold van Maris zegt
Ja, het is natuurlijk weerbarstige materie en daar past soms een weerbarstige stijl bij. Maar in al die stukken over Nederlands op school wijst de saaie stijl vaak op een gebrek aan (nieuwe) ideeen.
Berthold van Maris zegt
Haha. Vreemd hoe deze website soms wel en soms niet werkt…
Els Stronks zegt
Misschien is het een idee de betrokkenen te interviewen, en daarover te schrijven? Ik denk dat er dan vast andere teksten, en ook sprankelende voorbeelden uit zullen komen.
Berthold van Maris zegt
Ja, dat denk ik ook. Maar ik probeer als journalist zo min mogelijk over onderwijs te schrijven. Want ik ben ook gewoon maar een amateur op dat gebied.
DirkJan zegt
In alle discussies over het verbeteren van het vak Nederlands lees ik steeds dat het vak op scholen saai is en dat er te veel aandacht is voor tekstverklaring. Het moet anders en er liggen nu vrij algemeen opgestelde voorstellen. Maar hoe zit dat met die 20 procent laaggeletterden? Wat is daar aan te doen, daar lees ik verder nooit wat over.
Els Stronks zegt
Daarover denken we ook na bij het pannen maken, want wij vinden dat percentage – dat ook nog aan het stijgen is – veel te hoog.
Melchior Vesters zegt
Dan hoop ik dat jullie de moed hebben om voor te stellen dat de wettelijke lat – en dus het aantal uren Nederlands – op het vmbo (en mbo) omhoog moet, want:
– laaggeletterdheid komt bijna uitsluitend op het vmbo voor, niet op havo/vwo.
– Het referentieniveau 2F is bijzonder laag als eindniveau voor vmbo/mbo; een meerderheid van de basisschoolleerlingen haalt dit al in groep 8 (waarschijnlijk degenen die naar havo/vwo gaan, ja).
– De didactiek die overheerst t/m niveau 2F is (wat betreft fictie/literatuur) er één van ‘leesplezier’. Hierdoor leren vmbo’ers onvoldoende kritisch denken, benodigd voor o.a. burgerschap. Als de lat naar 3F zou gaan, zou dit ook meer analytisch denkonderwijs met zich mee kunnen brengen.
Het zou bovendien moedig zijn om te beweren dat de coöperatie van SLO en Stichting Lezen, lezeninhetvmbo.nl, onvoldoende zoden aan de dijk zet. Met eenzijdig inzetten op leesplezier en een infrastructuur van initiatieven ga je de epidemie van laaggeletterdheid niet genezen. Daarvoor is een oplossing nodig die minder vrijblijvend is.
Els Stronks zegt
We hebben dit in het vizier – ik moet erbij zeggen dat het knaw rapport niet over vmbo of mbo ging, maar in breder verband kijken we ook hier naar.
Berthold van Maris zegt
Interessant!
Berthold van Maris zegt
Ik ken een paar mensen die nauwelijks Nederlands spreken en toch prima functioneren in dit land. Ze zijn misschien zeldzaam, maar ze zijn er.