Genderrepresentatie in NT2-lesmethodes
Door Matthijs Looij
‘Veel minder vrouwen en regelmatig stereotypering in schoolboeken’ kopte de NOS op 13 november jl. naar aanleiding van onderzoek van de Universiteit Leiden. De onderzoekers, onder leiding van prof. Judi Mesman, analyseerden hoe mannen en vrouwen worden gerepresenteerd in verschillende lesboeken Nederlands en wiskunde voor brugklassen. Wat klopt hiervan?
Voor mijn afstudeerscriptie deed ik een vergelijkbaar onderzoek, namelijk naar genderrepresentatie in NT2-lesmethodes (lesboeken voor Nederlands als tweede taal). Naast natuurlijk het gebruik van ander onderzoeksmateriaal, wijkt mijn onderzoek op twee punten af van dat uit het nieuwsbericht: ik onderzocht naast recente ook oude lesmethodes om te zien of er over de jaren een verandering in representatie plaatsgevonden heeft. Daarnaast vulde ik de inhoudsanalyse (vergelijkbaar met die van Mesman: met welke woorden, beroepen, activiteiten, etc. worden mannen en vrouwen gerepresenteerd?) aan met een transitiviteitsanalyse (wie vervult de actieve rol en wie de passieve?).
Jaren 80 vs. nu
Voor mijn analyse gebruikte ik drie lesmethodes uit de beginjaren van het NT2-onderwijs (eind jaren 70/begin jaren 80 van de vorige eeuw) en drie recente NT2-methodes (verschenen na 2010). Allereerst heb ik voor elk van die lesboeken geteld hoeveel mannelijke en vrouwelijke personages erin voorkomen. Net als in het onderzoek van Mesman blijkt dat in de moderne NT2-methodes iets meer mannen dan vrouwen voorkomen, hoewel het verschil niet groot is (in totaal 1219 mannen tegenover 1136 vrouwen). Veel groter is het verschil in de oude NT2-methodes: daarin komen ruim twee keer zo veel mannelijke als vrouwelijke personages voor (respectievelijk 1561 en 713). Hoewel de vrouwen dus nog wel iets in de minderheid zijn in de nieuwe lesboeken, is er sprake van een grote verbetering ten opzichte van ongeveer dertig jaar eerder.
Werken of naar een museum?
Vervolgens heb ik voor alle mannelijke en vrouwelijke personages geanalyseerd wat voor activiteit ze uitvoeren en of dat stereotypebevestigend of juist stereotypeontkrachtend is. In zowel de oude (zie (1) en (2) hieronder) als de nieuwe NT2-methodes ((3) en (4)) kwamen zinnen voor waarin een stereotiepe rolverdeling tussen mannen en vrouwen wordt bevestigd, zoals in:
- Moeder moet een nieuw overhemd voor vader kopen.
- Jaap moet naar een vergadering en Els gaat naar het museum.
- Janneke doet boodschappen en kookt het eten.
- Elk meisje in de klas wil fotomodel worden en ieder jongetje politieman.
Natuurlijk is het niet erg als vrouwen soms stereotypebevestigende activiteiten uitvoeren: iemand moet immers de boodschappen doen en het eten koken. Maar Janneke uit voorbeeld (3) vormde een gezin met Martijn en als het altijd Janneke is die het huishouden doet, terwijl Martijn alleen werkt en sport, is er iets mis met de representatie.
Bas kookt het eten
Naast stereotypebevestigende voorbeeldzinnen, kwamen in met name de nieuwe NT2-methodes (maar in mindere mate ook in de oude) ook zinnen voor waarin de stereotiepe rolverdeling tussen mannen en vrouwen juist wordt ontkracht, zoals in:
- Maria zit op haar knieën de vloer te verven.
- Mijn dochter Marieke heeft gevoetbald.
- Bas kookt het eten, terwijl Maria de auto naar de garage brengt.
Natuurlijk hoeven mannen niet in elke voorbeeldzin iets typisch vrouwelijks te doen (volgens het stereotype) en andersom; het gaat om een goede balans en dus om een evenwichtige representatie. In de oude NT2-methodes is hiervan duidelijk geen sprake: zowel mannen als vrouwen worden hier volgens een duidelijk stereotype weergegeven (een paar uitzonderingen daargelaten). De nieuwe NT2-methodes verschillen onderling, maar in het algemeen is er een positieve ontwikkeling zichtbaar. Er worden relatief minder stereotiepe beschrijvingen gebruikt – in één van de nieuwe lesboeken voeren mannen zelfs drie keer zo veel typisch vrouwelijke als typisch mannelijke activiteiten uit – maar helemaal vrij van stereotyperingen zijn de nieuwe lesboeken zeker niet. Dat laatste komt ook naar voren in het onderzoek van Mesman, maar hier voeg ik dus de nuance aan toe dat er al wel verbetering plaatsvindt ten opzichte van zo’n dertig jaar geleden.
Transitiviteit
Naast de hierboven beschreven inhoudsanalyse voerde ik, zoals gezegd, dus ook een transitiviteitsanalyse uit. Met een dergelijke analyse is het mogelijk om de wat subtielere vormen van stereotyperingen op het spoor te komen. Transitiviteit gaat namelijk over ‘who does what to whom?’, met andere woorden: wie vervult de actieve rol in de zin en wie de passieve rol? Is die rolverdeling stereotypebevestigend (vooral actieve mannen en passieve vrouwen), of wordt dat stereotype juist ontkracht? In het algemeen wordt de actieve rol (de agens) vervuld door het grammaticale onderwerp van de zin, maar dat hoeft niet. Bijvoorbeeld in zinnen met een lijdende vorm is het onderwerp juist geen agens; die is verplaatst naar de voorzetselgroep (‘De vaas werd gebroken door Jan’) of is helemaal verdwenen (‘De vaas werd gebroken’). Vanwege de eenvoud van de voorbeeldzinnen in de onderzochte lesboeken kwamen dergelijke constructies nauwelijks voor. Wat wel regelmatig voorkwam, waren zinnen waarin geen agens aanwezig was: het grammaticale onderwerp vervult geen actieve rol, zoals in ‘Dit is mevrouw Van Mierlo’ of ‘Hij is een arme man’.
Steeds meer actieve vrouwen…
Omdat het een beetje flauw zou zijn om absolute aantallen van actieve mannen en actieve vrouwen met elkaar te vergelijken (als er sowieso al veel meer mannen in een lesmethode voorkomen, is het logisch dat er ook veel meer mannen dan vrouwen de actieve rol vervullen) en omdat het grammaticale onderwerp dus niet per definitie de actieve rol in de zin vervult, is van elke lesmethode eerst bepaald welk percentage van zowel de mannelijke als vrouwelijke subjecten agens is. Dat leverde het volgende interessante resultaat op. Bij de oude lesmethodes vervulde 73% van de mannelijke personages de actieve rol in de zin (de rest van de mannelijke subjecten is dus geen agens) tegenover 62% van de vrouwelijke personages. Bij de nieuwe NT2-methodes is een omgekeerd beeld zichtbaar: 69% van de vrouwelijke personages vervult daar de actieve rol tegenover 65% procent van de mannelijke personages. In de moderne NT2-lesboeken worden vrouwen dus als actiever gerepresenteerd en daarmee wordt minder aan het stereotype voldaan.
… en minder passieve vrouwen
Vervolgens heb ik van alle zinnen vastgesteld of er ook nog iemand de passieve rol vervult (in de meeste gevallen was dat niet zo) en zo ja, of dat gaat om een man of een vrouw. Het kan hierbij zowel gaan om het lijdend voorwerp (zoals in de eerste twee zinnen hieronder, als om het meewerkend voorwerp (zoals in de derde en de vierde zin):
- Daar ziet hij moeder.
- Els belt Marie om iets af te spreken.
- Mijn zus geeft hem het cadeautje.
- De ober brengt hem een nieuw ei.
In de oude NT2-methodes vervullen vrouwen relatief vaker de passieve rol dan mannen. Opvallend veel vaker zelfs. In één van de oude methodes wordt de passieve rol anderhalf keer zo vaak door een vrouw vervuld als door een man, terwijl in datzelfde lesboek de actieve rol ongeveer anderhalf keer zo vaak door een man wordt vervuld. In een andere oude lesmethode zien we iets vergelijkbaars: de passieve rol wordt twee keer zo vaak door een man vervuld als door een vrouw, maar de actieve rol wordt maar liefst zeven keer zo vaak door een man vervuld. Relatief gezien zijn er dus veel meer passieve vrouwen in de oude lesboeken. In de nieuwe NT2-methodes is dat anders. Daar wordt de passieve rol ongeveer even vaak vervuld door een man als door een vrouw en ten opzichte van de beginjaren van het NT2-onderwijs worden vrouwen dus relatief minder vaak als passief gepresenteerd. In combinatie met de hierboven beschreven bevinding dat mannelijke en vrouwelijke subjecten ongeveer even vaak de actieve rol vervullen, kunnen we spreken van een evenwichtige representatie wat betreft de verdeling van actieve en passieve rollen over mannen en vrouwen in de moderne lesboeken.
Deelanalyses vullen elkaar aan
In mijn onderzoek heb ik dus twee deelanalyses uitgevoerd: een inhoudsanalyse en een transitiviteitsanalyse. Dat beide analyses elkaar aanvullen, laten de volgende twee voorbeeldzinnetjes mooi zien:
- Oma zit aan tafel gordijnen te naaien.
- Pieter stelt zijn vrouw voor.
In de eerste zin vervult het vrouwelijke personage ‘oma’ de actieve rol, wat positief is voor de transitiviteitsanalyse: een actieve vrouw. Vanuit het perspectief van de inhoudsanalyse is deze zin echter minder positief: de vrouw wordt op een stereotiepe manier afgeschilderd. Omgekeerd geldt voor zin (13) dat er op inhoudsniveau weinig interessants over te melden is: ‘iemand voorstellen’ is niet een duidelijk mannelijke of vrouwelijke activiteit en op inhoudsniveau wordt hier dus geen stereotype bevestigd of juist ontkracht. Op grammaticaal niveau is zin (13) wel interessant: ‘Pieter’ vervult hier de actieve rol, terwijl ‘zijn vrouw’ de passieve rol vervult. Zowel een inhoudsanalyse als een transitiviteitsanalyse kan dus relevante bevindingen opleveren als het gaat over genderrepresentatie, die in de andere analyse over het hoofd zouden worden gezien.
Nuance
Wanneer de resultaten van beide deelanalyse gecombineerd worden, levert dat een beeld op dat deels overeenkomt met het onderzoek van Mesman, maar deels ook afwijkt of in ieder geval genuanceerder is. Net als Mesman vond ik in de moderne NT2-methodes nog regelmatig genderstereotyperingen op inhoudsniveau. Hierbij plaats ik wel de nuancering dat het er in ieder geval een stuk beter voor staat dan dertig jaar geleden: zowel mannen als vrouwen worden minder stereotypebevestigend weergegeven. De resultaten van de transitiviteitsanalyse laten een nog positiever beeld zien: waar de oude lesboeken kiezen voor een stereotiepe weergave van actieve mannen en passieve vrouwen is dat in de moderne lesboeken verschoven naar een evenwichtige verdeling van actieve en passieve rol over mannen en vrouwen.
Wouter van der Land zegt
Heel interessante toevoeging. Een extra nuance lijkt mij dat in de jaren 1970 het gewoon nog gebruikelijk was dat vrouwen met kinderen stopten met werken om voor de kinderen te zorgen en het huishouden te doen. Dat is geen sterotypering, maar realisme. Het loonde toen ook nog om zelf de gordijnen te plooien en vooral vrouwen bekwaamden zich in dit soort handwerk. Ook kleding werd in die tijd nog thuis hersteld! De traditionele rollen werden toen ook bestreden, maar waarom zou een taallesboek daar aan mee moeten doen? Het gaat om alledaagse voorbeelden!
Je kunt niet zomaar zeggen dat onze huidige samenleving beter is. Meer persoonlijke en economische vrijheid is ook wat mij betreft een goede zaak, maar die is op veel vlakken nu juist aan het afnemen. Vrijheid en zelfstandigheid voor vrouwen is goed, maar wie maakt de kleding en de gordijnen voor ze? Google bijvoorbeeld ‘sweatshop’ en je ziet enorme hallen vol met ploeterende vrouwen die een paar cent per uur verdienen. Maar daar zwijgen de taalcursussen over.