Door Yves T’Sjoen
Hoezeer de huidige decaan van de faculteit Geesteswetenschappen de beslissing van begin dit kalenderjaar ook betreurt, feit blijft dat de bacheloropleiding Nederlands aan de VU Amsterdam niet meer bestaat. Het is nogal makkelijk en vooral een aanzienlijke besparing voor faculteitsbesturen om studierichtingen en vakken te schrappen. Nieuwe opleidingen oprichten en zelfs opleidingsonderdelen concipiëren in het curriculum is een ander paar mouwen.
Daar komt nog bij dat de VU in ons taalgebied aanzienlijk imagoschade heeft geleden. Verantwoordelijken voor talenstudies, hogeschool- en universiteitsrichtingen die de studentenaantallen zien dalen (niet alleen de opleiding Nederlands), beraden zich dezer dagen over initiatieven in een poging de universitaire opleiding “attractiever” te maken. In Nederland is een Raad voor de Neerlandistiek in het leven geroepen en begin dit jaar richtte de Vlaamse interuniversitaire neerlandistiek in de schoot van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren (KANTL) het Vlaams Platform voor de Neerlandistiek op. Daarnaast bestaat een Vlaams Platform dat met de steun van alle universiteiten een Taalactieplan uitwerkt.
Klaagzangen
De Vlaamse regering heeft in haar regeerakkoord precies dat Taalplatform vermeld als instrument om het tij te doen keren. Nu is het aan de universitaire docenten, onderwijskoepels en de schooldirecties van middelbare scholen om een haalbaar en ambitieus actieplan tot stand te brengen. Dit zal in samenspraak en met breed draagvlak moeten gebeuren. Zo niet is dit een slag in het water.
Dit zijn allemaal waardevolle en urgente pogingen met het oog op constructieve maatregelen teneinde talenstudies een nieuw elan te geven. Zonder meer moet worden ingezet op het dichten van de steeds dieper wordende kloof tussen middelbaar en hoger onderwijs. Wie op universitair niveau de studie van taal en literatuur aantrekkelijker wil maken, moet beginnen in het basis- en middelbaar onderwijs (met aandacht voor taalvaardigheid, taalkunde, cultuur én literatuur). Alleen met een Vlaamse canon redden we het niet. Het Vlaams Platform voor de Neerlandistiek bracht enkele weken geleden in de KANTL academici (taal- en letterkundigen, vakdidactici), leerkrachten en studenten samen. Bij dat zinvolle, vooral aftastende eerste gesprek mag het niet blijven. Met klaagzangen komen we er niet.
Boekdelen
De volgende keer moeten politieke mandatarissen, ministers en kabinetten, onderwijskoepels en Taalunie, beleidsmensen en andere ambtenaren verantwoordelijk voor leerplannen en eindtermen, schooldirecties, curriculumverantwoordelijken, schoolboekenauteurs, leerlingen en studenten bij het gesprek over talenstudies en studieprogramma’s worden betrokken. Universitairen kunnen zich dan wel beraden over de attractiviteit van hun opleidingen. Daar is voor de duidelijkheid beslist nood aan, zo is tijdens de discussies gebleken. Het is toch vooral het bredere gesprek met alle onderwijsnetten en opleidingsniveaus dat zoden aan de dijk zal zetten. De promotie van talenstudies door de overheid, naar analogie van de STEM-vakken, zal niet volstaan.
De initiatieven die nu als paddenstoelen uit de Lage Landen rijzen, steken schril af tegen de toenemende aandacht voor de neerlandistiek buiten het Nederlandse taalgebied. Bekend is bijvoorbeeld dat Poolse universiteiten, waar studenten een volwaardige bachelor- en masteropleiding Nederlands kunnen volgen (Lublin, Pozna?, Wroc?aw), momenteel werken met een numerus fixus. Er zijn ieder academiejaar te veel aanmeldingen. Naar verluidt zijn in Münster méér generatiestudenten Nederlands dan de 220 studenten aan alle Nederlandse universiteiten samen. In het buitenland, buiten de moedertaalregio, floreert de studie van de Nederlandse taal en letteren. Cijfers van de Taalunie spreken boekdelen. Taalunieversum.org maakt melding van 135 universiteiten en 40 landen in de wereld waar een studieprogramma Nederlands wordt aangeboden (veelal taalverwerving, ook taal- en letterkunde, cultuurkunde).
Boomgaard in juli
Circa vijftienduizend studenten kiezen in anderstalige gebieden voor een opleiding Nederlands (als hoofd- of bijvak). De Taalunie Zomercursus Nederlands is bijzonder populair. Ieder jaar ligt de limiet op 120 studenten die aan de UGent de cursus bijwonen. DOHA-congressen (doctorandi en habilitandi), volgend jaar in Berlijn, laten de rijkdom zien van de neerlandistiek in Midden-Europa. Docentenplatforms, zoals Comenius (Centraal-Europa) en vele andere, zijn ondernemend en zien hun ledenaantal uitbreiden. De symposia worden talrijk bijgewoond, buitenlandse studenten presenteren hun promotieonderzoek in doorgaans vlekkeloos Nederlands. Het onderzoek is intercultureel georiënteerd en dus verrijkend voor de Nederlandse taal- en literatuurstudie. De intramurale neerlandistiek kan er een voorbeeld aan nemen.
Uit dit beperkte overzicht over wat in het buitenland gaande is, mag het contrast blijken met de kramp, kwatongen beweren “de crisis”, waarin de opleidingen Nederlands zich in de Lage Landen bevinden, vooral dan in Nederland. Een recent bericht in de Volkskrant heeft het over “een leegloop” aan de universiteiten. Jongeren op school vinden het schoolvak Nederlands ronduit ‘saai’, hooguit een luluurtje voor het verwerven van vaardigheden en niet langer de overdracht van kennis. Met eindeloze tekstanalyses komen we er ook niet meer, zoals in een Nederlands krantenbericht te lezen is.Nochtans heeft het kennisgebied ontzettend veel te bieden. De taal- en letterkundige neerlandistiek is in de woorden van Hugo Claus “als een boomgaard in juli die zwelt en bloeit”, met vele methodische vertakkingen en veelzijdig onderzoek. Die onmiskenbare rijkdom contrasteert met de geringe publieke aandacht. De teruglopende studentenaantallen zijn in Nederland dramatisch, de registraties voor een talenstudie in Vlaanderen niet bemoedigend (hoogstens een status quo ten opzichte van vorig jaar, en dàt was al een aanzienlijke daling). Het gegeven dat studenten aan Belgische universiteiten twee talen studeren, is ten dele een verklaring voor die erg verschillende situaties. Toch moeten we ook hier te lande bijzonder alert blijven, niet alleen wat de studie van het Nederlands betreft. Het Vlaamse regeerakkoord maakt gewag van versterking en promotie van het Nederlands in de wereld en rept over een “Nederlandse Taalunie 2.0”. Waarvan akte.
Dialoog
Er is geen toverstaf. Toch verdient het aanbeveling stappen te zetten om de kloof met basis- en middelbaar onderwijs te overbruggen. Universitaire docenten gaan wel eens een les geven in de middelbare school (een interessant initiatief van de Universiteit Antwerpen), leerlingen worden uitgenodigd naar de universiteit voor proeflessen – letterlijk om van een academisch college te proeven.
Het kàn beter. We kunnen als betrokken onderzoekers en lesgevers onze colleges en opleidingen aanpassen aan de wereld van vandaag, aan de verwachtingen die jongeren hebben van een talenstudie. Participatie in opleidingsgesprekken is daarom belangrijk, we moeten onze opleidingsarchitectuur durven ter discussie te stellen. Waarom bij dat overleg geen alumni betrekken, leerkrachten uit het middelbaar onderwijs, mondige leerlingen en vertegenwoordigers van leerlingen- en klassenraden? Moeten we niet méér het oor te luisteren leggen en in dialoog treden? Nu organiseren we onze opleidingen naar best vermogen en volgens de inzichten die we met elkaar delen aan de universiteit. Ja, soms waardevolle maar ook verouderde inzichten. Inzet op activerend en levenslang leren, hoe waardevol ook, brengt niet het magma. Allen houden we misschien te weinig rekening met noden en verwachtingen, wat leerlingen en studenten vandaag zoeken in een talenopleiding.
Opsluiten
Een van de ingrepen die zich opdringt is de internationalisering van het opleidingsaanbod. Staat u mij toe even over het vakgebied van de letterkundige neerlandistiek te spreken. Waarom bieden verantwoordelijke lesgevers geen Nederlandse letterkunde aan in interculturele context? Nu ligt de klemtoon op de literatuurproductie van het taalgebied, niet op het internationaal functioneren en circuleren van literatuur. Het concept van Nederlandse literatuur wordt geografisch of linguïstisch opgevat. Het kan breder. De aandacht van de extramurale neerlandistiek voor interculturele en veeltalige relaties, waarin het Nederlands naast andere talen een rol speelt, verklaart ten dele de brede aandacht voor het vakgebied in andere landen. In onze kosmopolitische Global Village is een internationale kijk op literatuur een evidentie, maar blijkbaar nog niet echt aan de universiteit.
Taalafdelingen moeten méér samenwerken, samen vakken concipiëren en zich niet institutioneel opsluiten in bestuurlijke entiteiten. Die structurele opsplitsing kan pragmatisch zijn, interessant en werkbaar, maar beantwoordt niet aan hoe we vandaag met taal- en letterkunde kunnen bezig zijn.
Toekomst
Neen, geen tovermiddel. Het gesprek is nochtans een noodzaak om taalonderwijs weer hoog op de schoolagenda te plaatsen. Het overleg is geen uitsluitend universitaire aangelegenheid, wat raden en platforms ook betrachten. Het Vlaams Platform voor de Neerlandistiek en het Vlaams Talenplatform hebben kortom ontzettend veel werk voor de boeg en torsen een grote verantwoordelijkheid. Laten we er met zijn allen, alle opleidingsniveaus van het onderwijs, daadkrachtig en vastberaden werk van maken. Omdat onze jongeren die onvoorwaardelijke inzet van leerkrachten en docenten verdienen. En gewoon omdat talen van eenieder rijkere, kritische en nieuwsgierige mensen maken. Laten we in het hart van de Europese Unie, waar zo veel talen worden gesproken, geen taalopleidingen afbouwen of afschaffen. De Europese Raad heeft al in 1954 vastgelegd dat in iedere lidstaat de talen van de Europese Unie moeten kunnen bestudeerd. Niets is minder waar, zeker nadat de Unie aanzienlijk is uitgebreid sindsdien. Nochtans verbindt taal. Alleen al vanuit die gedachte, omdat het onderwijs betreft en dus de toekomst van de jongeren, dragen alle betrokkenen een verantwoordelijkheid.
Yves T’Sjoen praat vandaag over de verengelsing van het hoger onderwijs op de, 33ste HSN Conferentie Onderwijs Nederlands: ‘Bloei en neergang van de neerlandistiek’ in Zwolle. Dit stuk verscheen ook in Knack
Afbeelding: Y Hoitink, Wikimedia
Martijn Benders zegt
Als de verengelsing een probleem is zie ik persoonlijk niet in waarom een zinsnede als deze geen probleem zou zijn: ‘Nieuwe opleidingen oprichten en zelfs opleidingsonderdelen concipiëren in het curriculum is een ander paar mouwen.’
De uit het procesrecht afkomstige term ‘concipiëren’ die tegelijk ook ‘zwanger worden’ betekent in deze context beter achten dan het woord ‘scheppen’ of ‘ontwerpen’ – hemeltjelief, moet dat taalbeheersing heten?