Behalve over het leven van Willem Brakman gaat Nico Keunings Een ongeneeslijk heimwee ook over literaire –ismen. Brakman verzette zich zelf de laatste decennia met hand en tand tegen het idee dat hij een postmodernist zou zijn. Het postmodernisme associeerde hij met gebrek aan ernst, met totale relativering van de inhoud ten gunste van de vorm – daar wilde hij niet bij horen en kennelijk was hij er zelfs door deskundige liefhebbers als de Vlaamse letterkundige Bart Vervaeck niet kon worden overtuigd dat er misschien meer te beleven was – een vorm van ernst waar de zijne ook in paste.
Maar Een ongeneeslijk leven begint met een discussie van het merlynisme. De biograaf beschrijft hoe tijdens zijn studiejaren eind jaren zeventig ‘de wetten der merlynisten heersten’ en het taboe was om biografische details van de schrijver in bespreking van het werk te betrekken.
In ieder geval voor Brakman is dat niet vol te houden, toont Keuning aan. Titel én ondertitel (‘Leven en werk van Willem Brakman’) van het boek verwijzen naar de vervlochtenheid van biografie en oeuvre. Met grote speurzin heeft Keuning in het imposante verzameld werk allerlei aanwijzingen gevonden voor het heimwee in Brakmans werk. Heimwee naar het Den Haag van zijn jeugd, ook in de zogeheten ‘Enschedese romans’ die hij na vele decennia in Twente schrijft. Heimwee naar die kindertijd zelf. En aan het eind van zijn leven: heimwee naar de negentiende eeuw toen je nog niet voor postmodernist werd uitgemaakt als je je in je schrijven door taalplezier en vertellust liet leiden.
Toch is op het eerste gezicht Brakman niet het meest voor de hand liggende onderwerp van een biografie, want heel veel heel sjeuïge dingen heeft hij niet meegemaakt. Daarvoor heeft hij misschien te hard gewerkt, als schrijver , als student van minder welgestelde ouders (‘Zijn vader heeft nog een leerboek overgeschreven omdat kopen te duur was”) en lange tijd ook als bedrijfsarts.
Waar het wel spannend wordt, is Keuning dan trouwens weer behoorlijk discreet: de avonturen die Brakman buiten zijn huwelijk heeft gehad – en die deels ook in zijn werk verwerkt zijn – worden nogal zedig afgedaan. (De enige uitzondering is om de een of andere reden een affaire met een zekere Hanneke van Schooten; naar aanleiding daarvan mogen Van Schooten en Brakmans weduwe hun gal over elkaar spuwen.)
De biograaf heeft het op een andere manier opgelost: Brakmans leven was een leven voor en in de literatuur, en dat is waar Keuning hem dan ook plaatst. Ik heb maar zelden een biografie gelezen waarin zoveel andere schrijversnamen aan bod kwamen, vooral van schrijvers die Brakman niet of nauwelijks persoonlijk heeft gekend, maar die toch een belangrijke rol in zijn leven speelden: Nederlandse, maar ook Duitse en Engelse en een enkele Franse (Flaubert, Proust).
Zo is een boek waarin Brakmans werk in het licht van zijn leven wordt geplaatst tegelijkertijd ook een boek over de vele literaire invloeden op dat werk – bijna postmodernistisch zou je kunnen zeggen. Eigen werk, leven én het werk van anderen waren nu eenmaal nauw met elkaar verbonden bij Brakman: ‘De enige vriendschap die met Wim mogelijk is, is een literaire vriendschap’ schrijft Keuning bijvoorbeeld, naar aanleiding van misschien wel de fascinerendste relatie die Brakman in zijn leven heeft onderhouden: de haat-liefdeverhouding met zijn levenslange vriend-vijand Nol Gregoor.
Keuning heeft er zelf ook wel een hand van om overal literaire relaties te zien, zelfs waar de schrijver zelf zich daar niet van bewust was. Een enkele keer overdrijft hij daarbij; Brakman werkt een tijdje als arts-assistent in het psychiatrisch geneeshuis Endegeest in Oegstgeest. Keuning schrijft dan:
“Frits Hotz werkte er in de blindenbibliotheek als ‘aankomend bibliothecaris’, Jan Arends was er begin jaren vijftig onder behandeling. De schrijver Maarten Biesheuvel verbleef er nu en dan tussen 1966 en 1976, Ook A. Moonen was er enige tijd patiënt. De dichter Hans Faverey werkte er als psycholoog en de dichter en psychiater Frank Koenegracht schreef onder andere de gedichten ‘Endegeest’ en ‘Endegeest revisited’ over zijn ervaringen met patiënten in de kliniek (…) Jan Wolkers liep als jongetje langs het gesticht onderweg naar de Koningin Julianaschool.
Maar meestal doet precies die literaire situering veel recht aan het werk van Brakman – die in geen stroming paste omdat hij zoveel van zoveel andere stromingen in zich opnam, en die daarbij nooit bereid was compromissen te sluiten met de smaak van het ‘grote publiek’. Zoals hij zelf schreef over Emily Brontë, wiens graf hij samen met Nol Gregoor bezocht:
Nooit wordt haar graf bezocht,
maar zij is heersend bij de doden.
Daar waar zij ligt, buiten de tijd,
de wortels voedend met onbuigzaamheid.
Nico Keuning. Een ongeneeslijk heimwee. Leven en werk van Willem Brakman. Amsterdam: Querido, 2020. Bestelinformatie bij de uitgever.
maanantai zegt
‘Het postmodernisme associeerde hij met gebrek aan ernst, met totale relativering van de inhoud ten gunste van de vorm’ – als formulering vind ik dat niet raak. Kenmerkend aan wat je ‘postmodernisme’ zou kunnen noemen (het is natuurlijk een term waar je nooit meer los van raakt, want alles zit per definitie achter het modernisme) – enfin, kenmerkend is eerder een verlies van vorm, een onachtzaamheid, een soort respectloze houding; daarin zit ook het gebrek aan ernst weer. Maar door hier steeds maar een ‘vorm versus inhoud’ discussie van te maken vervorm je de werkelijkheid enorm, en doe je net alsof bijvoorbeeld postmoderne dichters de vorm ongelofelijk serieus nemen en de inhoud juist niet, en dat is faliekante onzin.
Henk Smout zegt
Heb weleens eerder opgemerkt over het door Kees van Kooten geschreven Groot Dictee waarvan een gedeelte opzettelijke en door de deelnemers te corrigeren fouten bevatte, dat juist niet in dat deel hij ‘een vrouw wier’ cadeau gaf. Hij had daar ‘wiens’ moeten schrijven om te zien wie door had dat dat FOUT is.