“Als ik terugblik naar mijn jeugd,” schreef Willem Brakman aan het begin van zijn laatste boek, Staren in het duister, “dan is dat het beste in de regen, het plein, de kerk, dan is ’t maar het beste een gekookte barbaar met een boterham met mayonaise. Hoe dan ook leefde daar een oude brief met een zuster die veel knisperde. Terecht zat zij aan de kade en riep honende terechtwijzingen.”
Om welke reden is dit boek nooit gepubliceerd? Brakman wordt algemeen gezien als een belangrijke schrijver en dit fragment smaakt natuurlijk naar meer. Helaas: “Het is, naar verluidt, zelfs voor een meest doorgewinterde Brakman-adept nauwelijks nog te volgen”, schrijft J, Heymans in zijn onlangs verschenen studie Geest en stof. Al voegt ook hij er gelukkig aan toe dat hij dat boek ook heel graag zou willen lezen.
Helaas is de Brakman-Kring kennelijk niet machtig genoeg om de uitgave van Staren in het duister af te dwingen. Maar misschien helpt het dat tegelijkertijd met Nico Keunings biografie van de meester nu ook de studie Geest en stof verschijnt van J. Heymans.
Geest en stof is een wat eigenaardig boekje dat van alles bevat: transcripties van gesprekken/interviews die Heymans ooit met Brakman voerde, evenals met Jan Kuijpers, die jarenlang Brakmans redacteur was, een ‘autobiografisch essay’ waarin Heymans in gaat op zijn relatie met de schrijver en stadgenoot, en analyses van enkele van de 53 boeken die Brakman publiceerde. Het is een genoegen om te lezen op de manier waarop ieder boek een genoegen is om te lezen waarin iemand uitlegt waarin hij zo lang en zo intensief met een schrijver of willekeurig welk ander onderwerp bezig houdt.
Heymans is net als Brakman op zijn best in de aandacht voor details – zoals Brakmans oordopjes, die hij soms ook personages in de schelpen propte. Hij citeert daarover Tom van Deel:
Bij hem is het oordopje juist een bron van stilte, een mogelijkheid om zich af te sluiten van de geluiden van buiten om des te beter die welke van binnenuit komen te verstaan. Het is geen afkeer van de wereld die hem zijn oordopjes ingeeft, al is het dat ook, het is juist een behoefte om dieper in de wereld door te dringen, in zijn wereld weliswaar, maar waarom zou dat niet ook de onze zijn?
Maar hij citeert daarover ook Brakman en dat is toch wel andere koek:
Ik ben een schrijver die in zijn werkkamer oordopjes draagt om nog te kunnen horen wat hij denkt, maar niettemin nog regelmatig de handen tegen de oren moet houden als de zoveelste aanval op Schiermonnikoog wordt afgeslagen. Op dat eiland heb je allerlei slenken, inhammen in zee die bij eb gedeeltelijk leeg lopen. Daar wordt de Waddenzee als het ware gefilterd. Dan zie je over zo’n hele kleiplaat en besef je: ach, zo is de wereld begonnen. Op een keer hurkte ik – bekend om mijn grote aandacht voor de kleine dingen – zo diep mogelijk en toen hoorde ik daar een vreemd geluid uit die rechtopstaande schelpen klinken. (…) Toen dacht ik: dit is nu het geluid van de geschiedenis. En op dat ogenblik vloog er plotseling een straaljager rakelings over me heen. Ik heb staan stampvoeten, zo razend werd ik toen.
Uit dit alles wordt toch ook wel duidelijk wat er nog ontbreekt in de Brakmanistiek: een goede studie van zijn stijl. De Brakmankring werd ooit opgericht door de taalkundige Paardekooper – het is misschien tijd dat de taalkunde de Brakmanstudie eens goed ter hand neemt.
J. Heymans, Geest en stof, Over Willem Brakman. Flanor, 2020. Bestelinformatie bij de uitgever.
Afbeelding (19x19cm): Robert Kruzdlo
Laat een reactie achter