Gelukkig dat een groep onderzoekers in het onvolprezen ScienceGuide de eer van de academie nog een beetje gered heeft door te protesteren, want het is natuurlijk een schande dat de universiteiten het wetenschappelijk onderzoek tot een ‘vitale sector’ hebben willen bestempelen. Het betekent dat taalkundigen zoals ik hun kinderen eventueel naar de kinderopvang mogen brengen, zodat ze ongestoord aan het werk kunnen blijven.
Want dat is het uitgangspunt: er ontrolt zich een ramp die nu zelfs alleen nog maar begonnen is, maar het universitaire onderwijs moet doorgaan.
Waarom?
Omdat de studenten verder moeten.
Problemen
Maar waarom moeten de studenten verder? De enige reële antwoorden daarop zijn financiële: ze moeten binnen zo-en-zoveel tijd zijn afgestudeerd, want anders krijgen ze geen geld meer.
Wanneer de regering nu zou besluiten de universiteiten te sluiten en alle studenten een half jaar extra te geven, was er nauwelijks een man over boord. Althans, ik begrijp wel dat er dan nog steeds allerlei problemen ontstaan (buitenlandse studenten, mensen die echt over vier maanden aan een baan moeten beginnen), maar ook die zijn vast wel op te lossen.
Ongemakkelijk
We zijn op dit moment geen vitale beroepsgroep, onze activiteiten kunnen betrekkelijk gemakkelijk een half jaar worden opgeschort. Althans, sommig biomedisch onderzoek niet, maar dat kan toch niet doorgaan als de laboratoria gesloten zijn.
Tegelijkertijd voelt het niet alleen ongemakkelijk maar zelfs onjuist om zoiets te zeggen: we zijn geen vitale beroepsgroep, sluit de universiteiten maar. Het is misschien soms ook een vrijbrief om achterover te hangen, ook voor mij. En ik vind dat we dat ook weer niet kunnen maken.
Want wij academici, en met name wij geesteswetenschappers, hebben misschien geen vitaal beroep – we hebben wel een vitale rol.
Publieke ruimte
We weten dat mensen die lang opgesloten zijn én mensen in crisis, behoefte hebben aan verhalen, en behoefte hebben aan kennis en inzicht, over de mens en zijn mogelijkheden en zijn geschiedenis. En laten dat nu net de dingen zijn die wij te bieden hebben.
Zulke dingen hebben wij altijd beweerd: ons soort wetenschap biedt kritische reflectie. Een crisis is een uitgelezen moment om dat waar te maken. Als we nu niet laten zien dat we – voor zover we nog gezond zijn, natuurlijk – van nut kunnen zijn, wanneer kunnen we dat dan wel?
Dat is geen argument om onze kinderen naar de kinderopvang te sturen. Het is misschien zelfs juist een argument om het andere werk geheel en gedeeltelijk stop te zetten. Omdat we ergens anders nodig zijn: in de publieke ruimte, op internet.
Neem (bijvoorbeeld) een quarantainecollege op!
Laat een reactie achter