Een gastcollege dat ik op 20 april 2020 hield voor studenten van de Universiteit van Amsterdam. Ik houd dit college ieder jaar, naar aanleiding van een heel oud artikel van me. Het behandelt de fonologische structuur van het woord, voor in het Nederlands en de Nederlandse dialecten, met een ere plaats voor het dialect van de stad Utrecht.
Yoïn van Spijk zegt
Heel interessant! Met veel plezier gekeken.
Een kleine kanttekening, maar die is eigenlijk onnodig, besef ik meteen, omdat jij het proefschrift van Francine Swets beter kent dan ik: ‘geit’ is in het Tilburgs wel degelijk veranderd in ‘gèèt’, ondanks die [t], maar voor coronale suffixen blijven tweeklanken inderdaad wél bewaard: ‘rije’ vs. ‘hij rij+t’, ‘het blij+st’, ‘kruie’ vs. ‘hij kruit’, ‘het luist’. (Maar ze zijn ook bewaard gebleven voor ‘-ke’, zoals in ‘rij+ke’ en ‘bui+ke’, wat dan wel weer gek is.)
Wat trouwens ook mooi aansluit bij wat je vertelt: in een smal Langstraats (ja, daar is ie weer) strookje boven Tilburg – dat wat dit betreft verder geheel zoals het Tilburgs werkt – zijn de [ɛj] en [œj] bewaard gebleven voor de /s/: ‘pèèp’ maar ‘ijs’, ‘bèùk’ maar ‘huis’.