
Dichters van later tijd
Dichters van later tijd, die onze verzen leest,
vervagend bij de wijn en het haardvuur gezeten,
tussen u en ons in: mist, verleden, de Lethe;
gíj roert uw voet bij ’t vuur, de onze is lang ontvleesd;
turende door uw ruit, tracht onze kranke geest,
bij het zien van uw dis, zijn ijlheid te vergeten;
gij slaat de bladzij om en schijnt zulks niet te weten; –
dichters van later tijd, denkt aan wat is geweest:
ons hongeren naar recht, ons vechten met het Beest,
ons rukken, altijd weer, aan de vervloekte keten,
ons schrille noodgeschrei, als waren wij bezeten, –
bedenkt, het was wellicht voor uw bestwil het meest:
opdat gij zingen moogt, met onbezwaard geweten,
het vrije lied waarvan geen onzer ooit geneest.
En zingt gij glanzender, als van het juk verlosten,
denkt aan de zee van bloed, die ons de vrijheid kostte.
Bertus Aafjes (1914-1993)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail.
Laat een reactie achter