
Door Siemon Reker
Het laatste bedrijf van een debat is gewoonlijk het laatste oordeel, de kwestie wat het kabinet vindt van de ingediende moties en wat er mogelijk nog resteert aan onbeantwoorde vragen. Bij het laatste coronadebat, 20.05.2020, reageerde minister De Jonge (VWS) bijvoorbeeld nog even op een impliciet pleidooi van Forum voor Democratie inzake hydroxychloroquine, het middel dat zo geregeld bepleit is en naar eigen zeggen gebruikt door de Amerikaanse president Trump. De Washington Post berichtte twee dagen na het debat in de Tweede Kamer dat uit een grote studie onder bijna 100.000 patiënten gebleken was dat het middel “is linked to increased risk of death in virus patients”.
Zou de minister de onderzoeksresultaten waarop hij zich kennelijk beriep naar het parlement kunnen sturen, zo wilde Thierry Baudet graag. In een motie vroeg hij om vrijgeven, onderzoeken en alvast inslaan van het middel.
Nee, zei de bewindsman: “Het moet echt in een academische setting, in een ziekenhuissetting, worden gebruikt. (…) Een politicus moet niet op de stoel gaan zitten van een dokter. Dat is echt een hele ongezonde verhouding.” En omdat herhaling ook een ministerieel oordeel meer kracht verleent, citeren we ook uit nóg wat verder tegen het einde van het debat door De Jonge gezegd werd volgens het ongecorrigeerde verslag: “ik vind echt dat we het werk van dokters echt eventjes aan dokters moeten laten (…), doe dat echt alleen in een ziekenhuissetting (…). Dat moeten wij echt niet doen.”
Kortom, enthousiasme over hydroxychloroquine is iets anders. Wél maken die paar citaten duidelijk, hoe graag De Jonge zijn woorden onderstreept door echt.
- …. moet echt in een academische setting
- …. is echt een hele ongezonde verhouding
- …. vind echt dat we het werk van dokters echt eventjes aan dokters moeten laten
- …. moeten wij echt niet doen
We kunnen alle citaten langslopen en ook het allerlaatste uit het debat (“(…) het dashboard daadwerkelijk vullen met die signaalwaarden zal echt pas in juni gereed zijn”), nergens voegt echt een greintje aan de betekenis toe. Streep het woordje door en concludeer met recht dat het middel zodanig vaak is toegediend dat het iedere kracht heeft verloren. Van Dale mag 100x schrijven dat het tussenwerpsel dient “ter uitdrukking van een stellige bevestiging”, in het Binnenhofs geldt die regel niet meer. Niet meer: ik vermoed dat echt toenemend gebruikt wordt.
Hugo de Jonge hoort zonder een zweem van twijfel bij de top-gebruikers van echt, al zal het door al die corona-debatten tegenwoordig eerder opvallen. (Ook de premier strooit gul uit het potje met echt, echt oprecht!) Hoe zit dat in het algemeen in deze parlementaire periode, als we de Handelingen als maatstaf gebruiken? In de plenaire zaal van deze Kamer – inclusief alle personele wijzigingen die zich daar hebben voorgedaan sinds de laatste verkiezingen – wordt door woordvoerders van beide zijden (regering en parlement) toenemend echt gebruikt.
Kijken we door de oogharen naar vergelijkbare uitroeptekens als absoluut en ontzettend, dan zien we bij deze twee een vrij constant gebruik van achtereenvolgens rond de 1 op de 10.000 woorden (absoluut) en 1:9000 (ontzettend). Echt is vele malen frequenter genoteerd en dus gebruikt:
- 2016 4817x
- 2017 6482x
- 2018 12226x
- 2019 12803x
- 2020 4099x (t/m 20 mei)
Als we die cijfers delen op de totale aantallen in de Handelingen genoteerde woorden, inclusief namen van aanwezigen, motieteksten en -nummers, onderwerpen van de vergaderingen en noem maar op, dan delen we achter elkaar een 4.5 miljoen woorden, 5.2 miljoen, 9 miljoen, nogmaals 9 miljoen en 2.7 miljoen door die echt-scores. (De werkelijke aantallen woorden liggen dus iets lager.)
We zien een even regelmatige als duidelijke groei van het relatieve gebruik van echt:
- 2016 echt scoort 1x per 934 woorden
- 2017 echt scoort 1x per 802 woorden
- 2018 echt scoort 1x per 736 woorden
- 2019 echt scoort 1x per 702 woorden
- 2020 echt scoort 1x per 658 woorden
Iedere laten we zeggen 900 woorden in 2016 is echt, in enkele jaren tijd is de frequentie toegenomen naar 1x per 600 een uitdrukking van een stellige bevestiging. Kennelijk heeft het Binnenhofs behoefte aan dat soort onderstrepers.
Dat beseffen de sprekers, echt wel. Zij beginnen immers vaker en vaker te grijpen naar het middel van de herhaling. In 2020 viel dit in de plenaire zaal te noteren:
- Dat zou ik echt, echt onverstandig vinden. (Bart Snels, GroenLinks)
- ik zou echt, echt willen vragen (Jesse Klaver, GroenLinks)
- En dat vind ik echt, echt storend. (Klaas Dijkhoff, VVD)
Dat het alle drie geboren West-Brabanders zijn, houd ik voorlopig voor een toevallig verschijnsel.
Dit stuk verscheen eerder op het blog van Siemon Reker.
Afbeelding: Hydroxychloroquine, Wikimedia
De toename van het gebruik van het woord ‘;echt’ zou je kunnen verklaren door de groeiende populariteit in de afgelopen jaren van het antoniem ‘fake’.
Onder een anderr artikel signaleerde Harry Reintjes zojuist een trend van de uitdrukking ‘echt hè’, Ik voegde daar aan toe de recent populaire uitdrukking, ”maar echt” op Twitter. Of dit samenhangt met de populariteit van ‘fake’ weet ik niet, maar ‘echt”wordt kennelijk vaker gebruikt dan vroeger.
Een echte West-Brabander zul je niet gauw echt, echt horen zeggen.
Mijn Limburgse schoonmoeder daarentegen wist wel vaker iets ‘héél zeker’.
Echter …