Door Steven Delarue
Telkens als ik een doctoraatsverdediging bijwoon, denk ik onvermijdelijk terug aan die van mij, intussen bijna een jaar of vier geleden. Het is een dag die ik toen grotendeels in een roes heb beleefd, door alle stress, emotie en adrenaline die ermee gepaard ging, en waarvan ik me vooral het verlossende applaus herinner dat volgde op de melding van de juryvoorzitter dat ik het diploma van doctor had behaald. En de receptie, die herinner ik me ook nog zeer levendig.
Laat het nu net die receptie zijn die spijtig genoeg wegvalt in deze tijden van corona, waarin alles – en dus ook zo’n doctoraatsverdediging – online moet plaatsvinden, met alle ongemakken die daarbij horen: camera’s die niet mee willen, microfoons die op mute gaan staan wanneer het ze uitkomt, luide echo’s en rare achtergrondgeluiden. Fauve De Backer, verbonden aan het Steunpunt Diversiteit en Leren (UGent), mocht het eergisteren allemaal van op de eerste rij meemaken toen ze haar proefschrift over multilingual assessment in education (kortweg MulAE gedoopt) verdedigde.
Het was een doctoraat waar ik al lang naar uitkeek, want hoewel we intussen steeds meer te weten komen over de krachtige rol die meertaligheid en meertalige repertoires van leerlingen kunnen spelen op school en in de klas, is de link van die meertaligheid met processen van evaluatie en beoordeling (assessment in het jargon) nog goeddeels onontgonnen terrein.
Validiteitsproblemen
Nochtans zijn de uitdagingen waar de combinatie van een meertalige populatie met een eentalige evaluatiecultuur ons momenteel voor stelt wijdverspreid. Specifieke schooltaalwoorden kunnen vaak een stevige hindernis vormen voor kinderen en jongeren, zeker als het gaat om nieuwkomers of als de thuistaal niet het Nederlands is. Het is alsof je opeens de wiskundetoets hierboven in het Turks voorgeschoteld zou krijgen.
Weinig kans dat je dit zomaar opgelost krijgt, terwijl de Nederlandse versie ervan je wellicht amper moeite zal kosten. Iemand die goed is in wiskunde, kan dus tóch slecht scoren op een toets, puur omdat het niet lukt om de vraagstukken te begrijpen. Er speelt daar met andere woorden een validiteitsprobleem: in welke mate slaagt zo’n test erin om het zogenaamde ‘toetsconstruct’ te meten zoals door de leraar werd bedoeld?
Accommodaties inzetten
Precies daar zit ‘m de aanleiding voor het onderzoek dat Fauve De Backer de afgelopen jaren heeft gevoerd: hoe kun je de validiteit van dit soort testings of evaluaties verhogen, zodat wiskundetoetsen wel degelijk wiskunde evalueren, en niet puur neerkomen op het evalueren van taalvaardigheid? De Backer ging daarvoor aan de slag met ‘accommodaties’: aanpassingen aan de test. Ze nam toetsen af van in totaal 1.117 leerlingen, die in bepaalde gevallen konden beschikken over bijvoorbeeld een vertaling van de toets in hun thuistaal of audio-ondersteuning bij de test in hun thuistaal of het Nederlands. Daarnaast nam ze ook interviews af met 35 leerlingen en 10 leraren, om naar hun percepties ten aanzien van deze accommodaties te peilen.
Die kleinschalige perceptiestudie bleek interessante resultaten op te leveren: leerlingen gaven aan dat ze zo’n vertaling interessanter vonden dan die audiohulp, maar dat ze die vertaling enkel maar gebruikten als het écht nodig was, bijvoorbeeld als ze een woord in de opgave niet begrepen. Voor de rest werd de thuistaalversie amper bovengehaald, gaven ze aan. De cijfers ondersteunen dat overigens ook: de ondersteuning werd slechts zeer beperkt benut. De vaak geciteerde vrees dat ondersteuning in de thuistaal ertoe zal leiden dat ook echt enkel die thuistaal nog gebruikt zal worden, blijkt dus goeddeels onterecht. Leerlingen blijken het ook best billijk te vinden dat bepaalde leerlingen over zo’n ondersteuning kunnen beschikken, als ze dat nodig hebben: ze ervaren het als positief dat andere leerlingen zo beter mee kunnen in de klas, en vinden het goed dat nieuwkomers op die manier bijvoorbeeld sneller en intensiever aan het klasgebeuren kunnen participeren.
Twee impactfactoren
Ook de analyse van de testresultaten in De Backers onderzoek leidt tot een boeiende vaststelling: uit haar analyses blijkt dat er geen significant verschil blijkt te bestaan tussen groepen met en zonder accommodaties. Met andere woorden: leerlingen die die accommodaties krijgen, scoren eigenlijk niet hoger of beter. De Backer ziet daar twee mogelijke verklaringen voor. Enerzijds werd de audio-ondersteuning amper gebruikt, en dat komt vooral doordat leerlingen dit soort accommodaties ook gewoon niet goed kennen: ze zijn er niet mee vertrouwd en maken er dus ook weinig gebruik van. Het rendement ervan blijft daardoor wellicht onder de radar. Anderzijds doet de zeer heterogene samenstelling van de groep deelnemende leerlingen ook vermoeden dat verschillende groepen elkaar hier mogelijk opheffen, waardoor een positief effect voor een bepaalde subgroep leerlingen misschien onder de radar blijft.
Extra analyses tonen dat er twee grote voorspellers zijn voor hogere testscores: de vaardigheid in de L1 (dus de thuistaal) van de leerling, en de frequentie waarmee de leerling de audio-ondersteuning heeft gebruikt bij de test. Meer nog: er is ook een interactie-effect tussen de twee. Een hogere L1-vaardigheid helpt pas als je ook die audio-ondersteuning gebruikt. Doet een leerling dat niet, dan heeft de kennis van de thuistaal ook geen impact.
Het leidt tot de (voorzichtige) conclusie dat dergelijke accommodaties wel degelijk een erg interessante aanvulling kunnen zijn in de evaluatiepraktijk van scholen en leraren, en leerlingen met meertalige repertoires ook daadwerkelijk vooruit kunnen helpen, maar dat meer onderzoek naar die accommodaties zeker nodig is. In plaats van one size fits all lijkt maatwerk hier eens te meer het codewoord: wat voor de ene leerling werkt, werkt daarom niet per se voor de andere. Maar kinderen die met deze vorm van ondersteuning vertrouwd geraken, zullen er ook van kunnen profiteren in hun leerproces, zo lijkt De Backers onderzoek in elk geval te impliceren.
Wat kunnen we hiermee?
Wat moet het onderwijs hier nu mee? Het is een vraag die je op twee niveaus kunt beantwoorden. Op beleidsniveau pleit De Backer voor twee verschuivingen. Enerzijds moeten we van een testcultuur naar een evaluatiecultuur, door in te zetten op breed evalueren (met meerdere evaluatiemomenten en meerdere evaluatievormen – van observaties en portfolio’s tot zelf- en peer-evaluatie). Daar profiteert iedereen van mee, maar voor meertalige leerlingen is het (dus) niet genoeg. Voor hen is ook een verschuiving van eentalige evaluatie naar meertalige evaluatie cruciaal. De Backer spreekt daarbij van ‘functional multilingual assessment’ als het ideaalbeeld, met een knipoog naar functioneel meertalig leren, een concept dat bij haar in het Steunpunt Diversiteit en Leren is ontwikkeld, en waar wij vanuit Onderwijscentrum Gent ook al intensief rond hebben gewerkt (zie de website stad.gent/functioneelmeertaligleren).
Naast dat hogere beleidsniveau, waarover je het best schoolbreed afspraken kunt maken, kun je ook op het niveau van de individuele leerkracht interessante elementen uit De Backers onderzoek meenemen. Kijk eens kritisch naar hoe je leerlingen nu evalueert, wat de impact daarvan is op meertalige leerlingen, en hoe je de validiteit van je evaluaties zou kunnen verhogen – zodat je wel degelijk meet wat je wil meten. Let wel: dat betekent allerminst dat je nu elke toets moet gaan vertalen, dat zeker niet. Maar het kan wel degelijk renderen om meertalige repertoires een positieve en expliciete plaats te geven in je school-, les- en toetspraktijk. Uiteraard is Nederlands en Nederlandse schooltaal verwerven en versterken cruciaal, maar het is helemaal niet of-of – integendeel: het ene kan het andere versterken. Zoals bij alles geldt: denk goed na over het doel dat je wil bereiken (in dit geval: een goed zicht krijgen op wat een leerling kan of weet). En kijk op basis daarvan of meertaligheid inzetten daar een ondersteunende rol in kan spelen. Indien ja: doen!
Op zoek naar meer praktische tips om jouw evaluatiepraktijk aan te scherpen? Op deze gastblog voor Schoolmakers verzamelde Fauve De Backer een aantal praktische tips, van jokers en verklarende woordenlijsten tot visueel werken en vragen opsplitsen. Specifiek met betrekking tot het hoger onderwijs schreef ze onlangs ook deze blog voor de Hub Ontwikkelen in Diversiteit, samen met Elien Vermeersch.
Dit stuk verscheen eerder op het blog van Steven Delarue
Laat een reactie achter