Door Wouter van der Land
‘“La chanson du mal-aimé” van Apollinaire ken ik al meer dan een halve eeuw. Ik ontdekte het gedicht in de bekende Franse schoolbloemlezing van Lagarde & Michard. Wat me vooral trof was de melodieuze toon en de speelse beeldspraak. Toen ik jaren later de dichteres Christine D’haen leerde kennen, verklapte die mij dat het een van haar lievelingsgedichten was. Ik deed toen een poging om de beginstrofen te vertalen, maar zag daar vanwege rijmmoeilijkheden van af. (…) Inmiddels heb ik zoveel ondervinding met vormvast vertalen dat de technische problemen alsnog oplosbaar bleken. Toen ik eenmaal de lastige eerste coupletten goed had gekregen, vertaalde de rest zich haast vanzelf.’
Deze persoonlijke noot ontving ik per e-mail van Paul Claes. In mei verscheen zijn jongste literaire vertaling: Het lied van de onbeminde. Een van de grote gedichten van de vorige eeuw is eindelijk beschikbaar voor het grote Nederlandse publiek! Ik vind het een bijzonder geslaagde editie. De vitale verbeeldingskracht van Apollinaire spat naar mijn gevoel ook van de vertaling af. De illusie van het origineel, zoals Barber van der Pol het ergens formuleert, wordt in onze taal opgeroepen.
Tijdens het lezen vroeg ik me dan ook af: hoe doe je dat? Omdat ik daar niet uitkwam stelde ik Claes een aantal vragen, die hij vriendelijk beantwoordde. In dit stuk probeer ik zijn vertaalkunst zo gedetailleerd mogelijk uit te pluizen. Het is dus geen recensie: ik citeer hieronder genoeg om je zelf een oordeel te laten vormen.
Vertaaltraditie
‘La chanson du mal-aimé’ van Guillaume Apollinaire is een 300 regels lang lyrisch gedicht, geschreven volgens de regels van de ‘versification Française’. Het bestaat uit vijfregelige strofen met achtlettergrepige regels die rijmen volgens het schema ababa.
Franse vormvaste poëzie wordt traditioneel naar het Nederlands vertaald in het jambische metrum: taDAM-taDAM-taDAM-taDAM-taDAM. Deze vorm heeft Claes ook voor dit gedicht gekozen.
Mijn eerste vraag luidt dus: hoe schrijf je in jamben?
Jamben dichten
Metrisch schrijven komt niet van nature. Dat bewijzen de knittelgedichten voor Sinterklaas en op bruiloften, waarop de schrijvers toch zeker hun best doen. Hoe formuleer je regels die tegelijkertijd betekenisvol, metrisch en rijmend zijn? Vreemd genoeg vind ik daar niets over op de verder zeer informatieve site literairvertalen.org.
Ik leg mijn vraag voor aan sonnettenkransendichter Bas Jongenelen. Hij vertelt dat hij daar nooit over heeft nagedacht. Maar even later geeft hij de volgende schets: ‘Ik dicht in Word, want dat schuift lekker met regels. De ene keer begin ik met een rijmwoord, de andere keer met een bepaalde frase. Of met een woord dat in het gedicht moet, maar niet per se op rijmpositie. Het ene metrum lukt mij beter dan het andere. De jambe beheers ik volledig, maar de dactylus vind ik ronduit kut om mee te werken.’
Dan vraag ik naar het rondkrijgen van het gedicht. Jongenelen: ‘Er staan eerst wat losse woorden, halve en hele zinnen bij elkaar. Het is een beetje zoals een sudoku: ineens zie je dat 6 op de eerste regel van het tweede blokje moet. En langzaam maar zeker (of langzaam, als ik niet binnen 45 minuten een sonnet heb geschreven, dan gaat het me nooit meer lukken en gooi ik alles weg; gemiddeld doe ik 20 minuten over een sonnet) ontstaat zo het gedicht.’
Dat tijdkompas is interessant. Ook een ervaren vertaler moet op zoiets koersen. Hij moet weten wanneer hij een vertaalprobeersel moet laten varen.
Ik ben er nog niet, want hoe krijg je de cadans van de jambe onder de knie? Ik verzamel schrijfhandboeken, maar in mijn boekenkast vond ik maar één enigszins gedetailleerde tip. In De bliksem in je pen adviseert dichter Jos Versteegen om een jambisch gedicht uit je hoofd te leren en dit lopend op te zeggen. Het metrum gaat zo in je lijf zitten. Vervolgens formuleer je eigen regels op het ritme. Je zou misschien ook in de trein kunnen gaan zitten. JC Bloem schreef ‘De Dapperstraat’ tijdens een rit van Amsterdam naar Amersfoort: keDENG-keDENG-keDENG-keDENG-keDENG-ke / En dan, wat is natuur nog in dit land? Ik heb de dienstregeling niet opgezocht, maar ook Bloem zal in een minuut of twintig-dertig klaar zijn geweest.
Twee moeilijkheden bij vertalen
Jamben schrijven is voor een doorgewinterde vormvaste dichter dus zoiets als puzzelen. Maar dat wil nog niet zeggen dat vertalen in jamben een broodje kaas is. In Gouden vertaalregels (2018).schrijft Claes dat er twee belangrijke moeilijkheden zijn bij het vertalen uit talen als het Frans. De eerste volgt uit de keuze om in jamben te vertalen zelf: ‘Waar Romaanse dichters alleen maar lettergrepen hoeven te tellen, moeten hun vertalers ook nog een regelmatig metrum bewaren.’ De tweede moeilijkheid is het rijm. Het Nederlands heeft weliswaar meer rijmuitgangen dan het Frans, maar per uitgang zijn er aanzienlijk minder rijmwoorden.
Een zuiver metrische, zuiver rijmende vertaling die ook nog eens de brontekst precies volgt, is hierdoor bijna nooit mogelijk. Dit kun je als een probleem zien, maar voor vertalers is het tegelijkertijd een bevrijding. Afwijkingen van de inhoud en gebruik van minder zuiver rijm zijn geen faux pas. Verlaine-vertaler Arjaan van Nimwegen maakt bijvoorbeeld ergens van een ‘puce’ (‘vlo’) een ‘kikker’, om rijm op ‘gewikkeld’ mogelijk te maken. Hij zal er maandenlang slecht van geslapen hebben, maar met deze oplossing was hij de lezer zo goed mogelijk van dienst.
Waarom eigenlijk jamben?
Dan is er nog de dwang van de jambe. Wanneer iets moeilijk is, moet je je altijd vragen: waarom zou ik dat eigenlijk doen? Waarom zou je in jamben vertalen? Claes geeft als voornaamste beweegreden de traditie, die is begonnen bij de renaissancedichter Jan van der Noot. Die motivatie deugt natuurlijk: Apollinaire dicht volgens de Franse traditie en dus vertaal je volgens de Nederlandstalige traditie.
Maar waarom precies jamben? Deze versvoeten sturen de nadruk naar rechts, dus dat spiegelt het Frans, waar het accent op het eind van een woordgroep valt. Maar de winst is beperkt. Twee regels uit ‘La Chanson du mal-aimé’ luiden: ‘Soirs de Paris ivres du gin / Flambant de l’électricité’. Dat klinkt niet als taDAM-taDAM-taDAM-taDAM / taDAM-taDAM-taDAM-taDAM. De regels hebben geen doorgaande dreun, maar een wisselend ritme.
In de voorwoorden van verschillende vertalers lees ik dat ze het ‘jambisch getiktak’ te nadrukkelijk vinden. Per dichter of zelfs per gedicht kijken ze hoe ze ervan afwijken. Ook Claes schrijft dat hij bewust antimetrieën invoegde om de dreun te doorbreken. Bijkomend voordeel is dat het vertalen er een beetje eenvoudiger van wordt.
De lastige eerste strofen
Naar Apollinaire nu! Zoals de titel al zegt, gaat ‘La chanson du mal-aimé’ over iemand die is afgewezen in de liefde. In de eerste strofe vergelijkt de dichter de bons die hij heeft gekregen met de vuile blik van een stuk straattuig:
Un soir de demi-brume à Londres
Un voyou qui ressemblait à
Mon amour vint à ma rencontre
Et le regard qu’il me jeta
Me fit baisser les yeux de honte
De vertaling door Paul Claes:
Vanuit de schemermist van Londen
Verscheen een straatslijper die leek
Op mijn geliefde als gezonden
En toen hij mij brutaal aankeek
Sloeg ik beschaamd mijn blik te gronde
De dichter komt de vertaler hier te hulp. Claes schreef mij hierover: ‘De grootste moeilijkheid was het rijmschema ababa, maar Apollinaire gebruikt zo vaak onzuivere rijmen en assonanties dat ik hem in die nonchalance graag gevolgd ben.’
Hij past hier twee kunstgrepen toe. Regel 4 eindigt met een trochee. En regels 2-3 bevatten een soort conversie, een omkering van de gebruikelijke zinsvolgorde om het metrum of, zoals hier, het rijm te redden. ‘Als gezonden’ is een slimme omzetting van ‘vint à ma rencontre’ (‘kwam me tegemoet’). Zij geeft hetzelfde beeld.
De dichter zet in strofe 2 de (metaforische) achtervolging in en de Londense rode bakstenen doen hem denken aan de Rode Zee. Dit maakt van hemzelf de Farao en van de straatschoft het volk Israels:
Je suivis ce mauvais garçon
Qui sifflotait mains dans les poches
Nous semblions entre les maisons
Onde ouverte de la mer Rouge
Lui les Hébreux moi Pharaon
De vertaling:
Ik volgde de schavuit die floot
Met beide handen in zijn zakken
De straat die hem en mij omsloot
Leek als de Rode Zee te zakken
Voor ’t Joodse volk en Farao
De vertaling is strak metrisch (geen klemtoon op een ‘ta’), inhoudelijk uitstekend, maar rijmt minder goed, net als overigens het origineel. De herhaling van ‘zakken’ noemt Claes ‘rijm met homonieme woorden’. Ik denk dat de meeste Nederlandstalige oren dit niet als rijm zullen accepteren, maar het is een woordspeling die Apollinaire had kunnen waarderen (in lijn met ‘Mars et Vénus sont revenus’ en ‘Comme la vie est lente / Et comme l’espérance est violente’ ).
Odysseus, Sjakoentala en een dronken roversstam
In ‘La chanson du mal-aimé’ komt Apollinaire snel op stoom. Beelden uit het complete menselijke spectrum buitelen over elkaar heen. De dichter contrasteert zijn liefdesdreun eerst met het herwonnen liefdesgeluk van Odysseus en dat van Sjakoentala. Daarna volgt een complete aubade als gedicht-in-een-gedicht. Hierin vergelijkt hij in één strofe zijn eigen trouw met die van een hond aan zijn baas, met die van de klimop aan een boom en met die van een kozakkenstam aan hun christelijk geloof.
Dat vraagt om uitleg in een noot en die geeft Claes ook. Apollinaire verwijst met dit laatste beeld naar de kozakken van Zaporozje. Toen de Ottomaanse sultan Mehmet IV hun streek in 1676 ‘verwierf’, wilde hij hen dwingen om zich tot de islam te bekeren. De kozakken weigerden.
Apollinaire vond in het folklorologische boekenreeks Kryptádia een apocriefe scheldbrief van de vrome roversstam. Die vormde de basis voor een volgend gedicht-in-het-gedicht: ‘Réponse des cosaques zaporogues au sultan de Constantinople’. Het begint als volgt:
Plus criminel que Barrabas
Cornu comme les mauvais anges
Quel Belzébuth es-tu là-bas
Nourri d’immondice et de fange
Nous n’irons pas à tes sabbats
De vertaling:
Doortrapter rover dan Barabbas
Die bokshoorns draagt als boze geesten
Beëlzebub van ’t falderappes
Je vreet de stront van vieze beesten
Wij gaan niet naar jouw heksensabbat
Wanneer je ‘Barabbas’ – zoals het hoort – met klemtoon op de tweede lettergreep uitspreekt, is de vertaling opnieuw een metrisch strakke strofe. Als je de kanonnade van Claes hardop leest, schrikken je huisgenoten. Ik ben geen expert in scheldklanksymboliek, maar dat komt denk ik door de clusters tr-dr-vr-str en door de alliteratie f-v-v. Je kunt deze lekker goor uitspreken, net als de talloze verwensingen met deze beginklanken.
Hoe vind je rijm?
Barabbas-falderappes-heksensabbat is een schitterend woordentrio, maar imperfect rijm. Hoe maak je als vertaler de keuze dat dit als drukwerk mag verschijnen? Ongetwijfeld speelt door ervaring gevoede intuïtie een rol, maar het vraagt ook om onderzoek en hulpbronnen. Een adagium uit Gouden Vertaalregels: ‘Alleen slechte vertalers gebruiken geen rijmwoordenboek.’ Claes beveelt het ‘handige en bijna volledige’ Nederlands Rijmwoordenboek van Jaap Bakker aan. Het maakt het vinden van rijmen gemakkelijker en je kunt per uitgang vrijwel alle mogelijkheden langslopen.
(Ik heb even gebeld: uitgeverij Nijgh & Van Ditmar brengt in oktober 2020 een herdruk uit.)
Over rijm adviseert hij verder: ‘Rijmen die de pointe van de strofe of een gedicht onderstrepen, moeten we proberen te bewaren. Een gouden vertaalregel is bij het zoeken van een rijmpaar van achteren naar voren te werken. Een minder correct rijmwoord valt minder op als het voorafgaat.’ (Vandaar het matige ‘voor tevredenen en legen’ in r. 1 van ‘De Dapperstraat’.) Een andere tip is om uitgangen te kiezen die veel rijmwoorden geven, zoals ‘-eer’, ‘-eren’, ‘-aan’ en ‘-ing’.
Claes maakt in deze vertaling regelmatig gebruik van archaïsmen om te kunnen rijmen. Normaal gesproken moet je daar terughoudend in zijn, maar in dit geval past het wonderwel bij de quasi-plechtige, erudiete woordkeuze van Apollinaire. Ook hiermee helpt de dichter de vertaler.
Nu kunnen we de vertaling van de laatste strofe proberen te reconstrueren. De sleutelwoorden ‘Barrabas’ en ‘sabbat’ hebben volgens het rijmwoordenboek geen zuivere rijmwoorden, maar wel sterke klankovereenkomsten. Het lijkt dus verspilde tijd om bijvoorbeeld te zoeken naar vergelijkbare historische criminelen met twee relevante rijmwoorden. Om beide woorden naar voren te schuiven lijkt ook geen optie. Welk woord past er dan aan het eind van regel 3?
‘Falederappes’ kun je denk ik vinden door op klank te associëren. Ik gok dat Claes het woord al door de vingers heeft laten glijden bij het vertalen van ‘voyou’ in strofe 1. Zoals de inuït dertig nuances van sneeuw kunnen aangeven, beschikt de spreker van het Nederlands over ruim veertig gangbare woorden voor onguur volk. Wanneer je parate woordenschat op dit vlak tekort schiet: met bijvoorbeeld de thesaurus of het synoniemenwoordenboek van Van Dale vind je ze snel.
Rijmvondsten
Evengoed vroeg ik mij af of de prijs voor rijmend vertalen niet te hoog is. Het vraagt ten eerste om meer werktijd en dus levert het minder inkomsten per uur op. Met een niet-rijmende vertaling kun je het origineel lijkt mij ook inhoudelijk beter volgen en met een tweetalige editie kan de lezer voor het rijm terecht op de linker pagina.
Claes schreef me hierover: ‘Ik heb nooit overwogen om in proza te vertalen omdat dit lange gedicht in de eerste plaats een “lied” is (dat door Léo Ferré op muziek gezet is). Ik begin nooit met een prozavertaling die ik dan versifieer, maar probeer al bij de eerste worp metrisch te vertalen. Vaak bieden zich daarbij rijmen automatisch aan; die mag je natuurlijk niet laten liggen. Als Apollinaire in couplet 15 “avril” en “virile” laat rijmen, inspireert dat me tot eenzelfde soort klankspel met “april” en “pril’. Het rijmwoordenboek geeft vaak ideeën waar je uit jezelf niet zo gauw op komt, zoals “zuster” en “cluster”, waarvan ik ‘sterrencluster’ heb gemaakt.’
Voie lactée ô sœur lumineuse
Des blancs ruisseaux de Chanaan
Et des corps blancs des amoureuses
Nageurs morts suivrons-nous d’ahan
Ton cours vers d’autres nébuleuses
Melkweg o glinsterende zuster
Van blanke vloed uit Kanaän
En blanke lichamen vol lusten
Drijven wij drenkelingen van
Uw stroom naar andere sterrenclusters
Ik vroeg de vertaler ook naar de tijdbelasting. Hij antwoordde: ‘Tijdrovend is vormvast vertalen zeker. Je mag alles bij mekaar wel een half uur rekenen per couplet. Maar omdat ik dit werk niet als beroep doe, vind ik [rijmend vertalen] geen vervelend tijdverlies, maar een plezierig tijdverdrijf. Doordat ik zo lang op de tekst moet turen, ontdekte ik ook raffinementen die een lezer normaal niet opmerkt. Zo blijkt het eerste couplet van de aubade te spelen op de p-klank: printemps-Pâquette-promener -poules-plis. Ik besloot te allitereren met de l-klank: lente-lokt-lopen-leuke-liefde.’
De zeven zwaarden
Paul Claes staat bekend om zijn geleerde toelichtingen en zijn zoektocht naar de ‘sleutel’ van gedichten. Ook dat bezorgt hem veel plezier: ‘Ik ben niet bang om hele bibliotheken door te ploegen op zoek naar de goede verklaring. In dit geval was ik blij het gedicht van ‘De zeven zwaarden’ waarover al zoveel inkt is gevloeid, nauwkeuriger te kunnen duiden. Een spin-off van mijn vertaalwerk is een Frans artikel waarin ik de seksuele betekenis van deze zwaarden uitvoerig verklaar.’
‘Les sept épées’ is het derde gedicht-in-een-gedicht binnen ‘La chanson du mal-aimé’. De zeven zwaarden zijn ontleend aan de Mariaverering. In de iconografie worden haar ‘zeven smarten’ verbeeld door even zoveel zwaarden die haar hart doorboren. Een (deels) seksuele interpretatie ligt hier uiteraard voor de hand; een zwaard is een bekend fallussymbool en een afgeketste liefde betekent ook een teleurstelling voor de kleine vriend van de dichter.
Vijf van de wapens hebben geheimzinnige namen gekregen: ‘Pâline’, ‘Noubosse’, ‘Lul de Faltenin’, ‘Malourène’ en ‘Sainte-Fabeau’. Het woord ‘lul’ in de derde zwaardnaam is voor Nederlandstaligen alsof ze aan een vreemde kust de nationale vlag zien wapperen. Apollinaire ontdekte ook dit woord vermoedelijk in Kryptádia. Hij vond het kennelijk zo leuk, dat hij drie pogingen deed om het als leenwoord in het Frans te introduceren (mogelijk omdat het een palindroom is, en dus iconisch voor de daad).
Het tweede deel van de naam, ‘de Faltenin’, is volgens Claes een perversie van ‘Valentijn’, de naam van de liefdesheilige. De mislukking in de liefde wordt hier verbeeld door de metafoor van een liefhebbende, maar falende fallus. Claes verwerkt zijn lezing in zijn omzetting: ‘Lul van Falentijn’. Ik citeer twee strofes uit dit hermetische intermezzo:
La première est toute d’argent
Et son nom tremblant c’est Pâline
Sa lame un ciel d’hiver neigeant
Son destin sanglant gibeline
Vulcain mourut en la forgeant
(…)
La troisième bleu féminin
N’en est pas moins un chibriape
Appelé Lul de Faltenin
Et que porte sur une nappe
L’Hermès Ernest devenu nain
De vertaling:
Het eerste zwaard is zilverwit
Zijn bevende naam is Balein
Een kling van wintersneeuw is dit
Zijn bloedrood streefdoel gibelijns
Vulcanus stierf erdoor als smid
(…)
Het derde blauw en vrouwelijk fijn
Is niettemin een drevelboor
Geheten Lul van Falentijn
Gedragen op een laken door
Hermes Ernest een dwerg zo klein
Het Franse ‘chibriape’ is een door Apollinaire bedachte porte-manteauconstructie van ‘chibre’ (informeel voor ‘mannelijk geslachtsorgaan’) en Priapus (Romeinse vruchtbaarheidsgod met een geslachtsdeel waar je een badlaken op kunt uithangen). Het zuivere rijm in de vertaling is te danken aan het suggestieve, maar meer doorzichtige ‘drevelboor’. Je zou hier Apollinaire dichter kunnen volgen door zelf een neologisme te bedenken. Vernederlandsen tot ‘Chibriaap’ zou kunnen, maar dat is juist duisterder dan het origineel. Alternatieven die ik kan verzinnen zijn bijvoorbeeld Nederlandse portmanteaus met ‘Priapus’ zoals ‘priapik’ of ‘wipriaap’. Iets Marten Toonderachtigs als ‘rampetamp’ zou ook kunnen. Maar daar moet je dan dus mee zien te rijmen. Of het woord naar voren schuiven. Dat lukt niet. Ik heb het zelf een uur geprobeerd.
Verheven cantilenen
Na de zeven zwaarden volgen nog elf caleidoscopische strofen. Onder anderen de maankoning Lodewijk van Beieren en de mythische zanger Orpheus helpen om het leed van de dichter te verbeelden. Evenals de straten van Parijs, met hun ‘snikkende draaiorgels’, ‘groezelige binnenpleinen’ en trams die een ‘notenlijn van machinale waanzin ronken’. Zelfs de geraniums hangen scheef als de toren van Pisa in hun balkonbakken. Je begrijpt bij dit soort vuurwerk waarom Apollinaire na honderd jaar niet alleen herdrukt, maar ook nog steeds gelezen wordt. Hij beschrijft zijn droefenis met zo veel levenslust en fantasierijke gedachtenkronkels, dat je er zelf ontzettend vrolijk van wordt.
De laatste strofe rijmt, allitereert en galmt zoals het hoort bij een slotakkoord. De mooie vondst ‘cantilenen’ (‘kerkgezangen’) als vertaling van ‘lais’ (‘middeleeuwse gedichten’) dient zich aan als rijm op de voor de hand liggende rijmpositiewoorden ‘murenen’ en ‘sirenen’. Het is een van de meer dan 125 rijmmogelijkheden op -ene(n) uit het rijmwoordenboek van Bakker. En zo komt Apollinaires meesterlijke treurzang tweetalig ten einde:
Moi qui sais des lais pour les reines
Les complaintes de mes années
Des hymnes d’esclave aux murènes
La romance du mal aimé
Et des chansons pour les sirens
Ik ken verheven cantilenen
Klachten om jaren die verzwinden
Hymnen van slaven voor murenen
Het treurlied van een onbeminde
En zoete zangen voor sirenen
Mocht je je tot slot nog afvragen waarom de tot slaaf gemaakten voor moeralen zingen, dan geeft de bijbehorende noot uitleg. De welbelezen Franse lezer van een eeuw geleden moet dit hebben herkend als een verwijzing naar een gewoonte van Publius Vedius Pollio. Deze Romein strafte zijn slaven door ze in zijn visvijver vol murenen te laten werpen. Volgens Claes zingen ze ‘een lofzang op de vissen omdat ze hun dood als een bevrijding zien.’ De psychologie van het liefdesverdriet is nooit zo mooi en maf verwoord.
Het lied van de onbeminde is te koop bij de uitgever en via de boekhandel.
BRONNEN
Guillaume Apollinaire, Het lied van de onbeminde / La chanson du mal-aimé, vertaald en toegelicht door Paul Claes, Vleugels, 2020.
Jaap Bakker, Nederlands Rijmwoordenboek, Nijgh & Van Ditmar, 2012
Paul Claes, Gouden vertaalregels, Van Tilt, 2018
Jos Versteegen, De bliksem in je pen, Meulenhoff, 2013
Gert de Jager zegt
Waarom altijd die jambe? Ik heb weleens ergens gelezen, waar weet ik helaas niet meer, dat het accentuerend ritme van het alledaagse Nederlands het meest in de richting gaat van een jambisch patroon. Met ons gebruik van lidwoorden en de plek van een persoonsvorm in een zin kan ik me daar ook iets bij voorstellen. Dat Jongenelen moeite heeft met een patroon van dactyli zou dan met het Nederlands zelf te maken hebben.
Mient Adema zegt
Je kunt je afvragen of een vertaling uit een vreemde taal naar de onze niet altijd wat mank zal gaan in betekenis, rijm of metrum en in hoeverre hulpmiddelen dienstig kunnen zijn voor een maximaal effect. Meestal (althans, zo vergaat ’t mij als ik weleens Gezelle in m’n hoofd heb bij iemand die de bloemen der natuur mishandelt en ik hem met een inwendige mantra probeer tot liefdevol handelen te bewegen) is er dan eerst het metrum en daarna pas de inhoud en het rijm.
Als je gekozen hebt voor de jambe, dan moet je er natuurlijk geen trochee tussendoor gooien. Die scharenslijper had ook gewoon een straatschoffie kunnen zijn dat in plaats van “mij brutaal aan te kijken” “mij brutaal bekeek” (met de gedachte van: wat doe jij hier in de buurt zo laat nog?). Je schaaft de vorm bij, al zal dat (soms misschien, hier zeker niet) wat afbreuk doen aan de letterlijke vertaling.
Het lijkt me knap om alle facetten van een gedicht naar eigen waarneming om te zetten. Een kerstpuzzel gaat vlugger.