
Boksmatch
Voor Fred Gevers.
O mijn manager Goedester!
Gij waart eerst en vooral een prakties man!
Gij waart een monument van schranderheid!
Mijn goede engel!
Mijn voorzienigheid!
Waart Gij uzelf bewust van mijn sukses, dan sloot
Gij graag verbintenis op verbintenis,
doch waar het gold een voorstel als een klip,
daar waart Gij diplomaat en takties loods…
Zo kwam het dat men in de volste zin van ’t woord
mij noemen mocht: een ‘ongenaakbaar’ kampioen!
– Doch in de laatste tijden rees een nieuw ‘gevaar’.
Gij hadt het kommervol bespied, de hoop gekoesterd, dat
het struikelen zou…
Doch stelselmatig was het in zijn loop geweest,
– de Bokssport: ladder: nauwgezette hierarchie! –
totdat het, onvermijdelijk en fel, plots opstak aan
mijn eigen horizon…
Toen hebt Gij meesterstukken uitgehaald!
Stromen gedamd!
Torens gestapeld!
Uit strikken duizendvoud U losgevroet!…
Niets hielp!
Publiek eiste de kamp!
Met inzet: Al of Niets!…
– Als ik de ‘ring’ betreed, barst een ovatie…
‘k Verneem terloops: de weddenschappen gaan hun gang,
staan in mijn voordeel zelfs, gemiddeld: 2 tot 4…
in mijn voordeel zelfs, gemiddeld: 2 tot 4…
’t Verschil is merkelik.
Hoop flakkert!…
Het dondert voor de twede maal:
’t ‘gevaar’ rukt aan…
Wij worden voorgesteld:
… een kolossale neger: Fatum is zijn naam.
Ik huiver om zijn duisternis…
Mijn hand zit in een schroef… een ogenblik…
– Formaliteiten zijn gesloten.
Nu bindt Gij, Goedester, mij ’t leder aan.
Gij overstelpt mij met gekondenseerde raad:
tijd dringt!
Geen stond bezinning!…
Dan klinkt de gong.
(1924)
[wordt morgen vervolgd]
Frank van den Wijngaert (1901-1962)
illustratie: Willy Sluiter
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail.
Laat een reactie achter