
Uit In tongen spreken, de nieuwe bundel van H.C. ten Berge.
Szymborska
Wat had ik graag nog eens met u gepraat, mevrouw Wisława.
Gepraat, maar liever nog gedronken – Poolse thee
of uitgelezen wodka – en geluisterd naar uw taal
vol ironie, uw humor en vlijmende mildheid
om het ontoereikende bestaan te verdragen.
‘Jakhalzen met zelfkritiek zijn onbestaanbaar,’ lees ik
in uw ‘Lof van de geringe eigendunk’.
Ik verbrand subiet mijn kleren,
scheer mijn hoofd, strooi as op mijn schedel
en verscheur mijn papieren.
Ik bevochtig mijn lippen met water uit de Wisła
en maak een diepe buiging
na het vers over de kleine Adolf – dat snoesje
in zijn babyjurkje – met gedempte stem per megafoon
te hebben voorgelezen in een drukke winkelstraat
waar ieder die het hoorde
hoed of pet afnam, of als speelbal
van een falende gerechtigheid
ter plekke door de knieën ging
en mij smeekte het gedicht nog vijf keer te herhalen.
Geringe eigendunk is mij niet vreemd.
In een vlaag van vluchtig zelfvertrouwen
lok ik dankbaar deze woorden uit mijn mond
om een dichteres als u, Pani Wisława,
passend, dus parlando te gedenken.
H.C. ten Berge (1938)
uit: In tongen spreken (2020)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail.
Laat een reactie achter