Voornamendrift 56
Door Gerrit Bloothooft
We zijn allemaal uniek. Ons DNA bepaalt ons lijf, onze omgeving vormt ons, en we kunnen er binnen die omstandigheden zelf ook nog wat van maken. Maar hoe weten anderen van ons bestaan, wat is daar in taal minimaal voor nodig? Daarvoor krijgen we een naam. Dat is het eerste wat de overheid van ons wil weten, en vanaf welke datum we op de wereld zijn en waar we ons ophouden. Maar in het dagelijks leven weten weinigen onze leeftijd of waar we geboren zijn of wonen, en resteert alleen onze naam. Ik heet Gerrit en die naam deel ik met 71.000 anderen, dus de kans dat het over mij gaat als iemand het over Gerrit heeft is klein. Mijn familienaam is Bloothooft en maar 19 anderen hebben die naam. Dat helpt en maakt de combinatie Gerrit Bloothooft uniek. Hoeveel mensen hebben eigenlijk een unieke naam, en wie delen hun naam met de meeste anderen?
Meestal stellen we ons voor met onze eerste voornaam. Alhoewel de nodige ouders zich inspannen om een unieke naam voor hun kind te bedenken, valt dat tegen: er zijn maar 270.000 Nederlanders (1,6%) voor wie dat is gelukt. Veel mensen hebben een eerste voornaam die ze met anderen delen. Het toplijstje van eerste voornamen worden voor vrouwen aangevoerd door Maria (359.000 naamdragers) gevolgd door Johanna, Anna, Cornelia, Elisabeth, Wilhelmina, Catharina, Hendrika, Adriana en Petronella, terwijl voor de mannen Johannes (324.000 naamdragers) het meest voorkomt, gevolgd door Jan, Cornelis, Hendrik, Willem, Petrus, Pieter, Gerrit, Wilhelmus en Peter. Allemaal traditionele namen.
Maar als je meerdere voornamen hebt ben je sneller uniek: de volledige voornaam komt voor 4,3 miljoen van de 17,1 miljoen Nederlanders maar één keer voor, dat is al een kwart van de bevolking. Omgekeerd ben je nog heel gewoontjes als je als man alleen maar Jan (met 90.500 naamdragers), Hendrik, Johannes, Willem, Cornelis, Pieter, Gerrit, Jacob, Peter of Robert heet of als vrouw Johanna (met 38.800 naamdragers), Maria, Johanna Maria, Cornelia, Elisabeth, Maria Johanna, Hendrika, Anna Maria, Aaltje of Grietje. Ook nu zijn traditionele namen het meest frequent, met zelfs een paar dubbele namen in de top-10 voor vrouwen. Overigens zullen mensen met een traditionele topnaam vaak een andere roepnaam hebben, maar zich er zelden uniek mee onderscheiden. Modenamen komen in deze lijstjes niet voor, daarin is veel meer variatie waardoor die lang niet zoveel naamdragers krijgen.
Een deel van de unieke namen wordt gedragen door Nederlanders met een migratie achtergrond. Die kiezen vaak een voornaam uit de oorspronkelijke taal en introduceren daarmee nieuwe namen waarvan een aantal uniek blijft. Daarnaast heeft namenmode na 1960 bijgedragen tot veel nieuwe namen, waarvan een aantal uniek blijft. Maar waar een kwart van de hele bevolking een unieke volledige voornaam heeft, geldt dat niet voor ouderen. Voor de 4,9 miljoen Nederlanders die voor 1960 zijn geboren, zakt het aantal unieke volledige voornamen naar 20.700 (0,4%, dus 4 op de duizend oudere Nederlanders).
Maar ook de familienaam is onderscheidend. Die kennen we in 2007 voor 15,7 miljoen Nederlanders, en daar zal sindsdien niet zo heel veel in veranderd zijn. Een unieke familienaam komt 96.000 keer voor (0,6%), waarvan maar 34.000 personen in Nederland zijn geboren. Dit zijn ook de familienamen die een grote kans lopen te verdwijnen. De meest voorkomende familienamen zijn De Jong (84.000), Jansen, de Vries, van den Berg, van Dijk, Bakker, Janssen, Visser, Smit en Meijer.
Als we voornamen en familienaam combineren dan wordt het geheel een stuk zeldzamer. We bekijken dat voor 12,8 miljoen Nederlanders die hier geboren zijn en wonen. Eerst hoe we ons aan anderen voorstellen, met de eerste voornaam en de familienaam. De top-10 daarvan staat in tabel 1. Het zal niet verbazen dat de combinatie van een populaire traditionele voornaam en een veel voorkomende familienaam het wint. De oudere Nederlander voert ook hier de boventoon. Maar die zal vaak een roepnaam gebruiken, terwijl de gehuwde vrouwen meestal de familienaam van de man voeren. Dat kan het toplijstje in de praktijk wat opschudden. Maar het zal minder effect hebben op de zeldzamere naamcombinaties. En dat zijn er veel: bijna de helft (46,1%) van alle Nederlanders heeft een unieke combinatie van eerste voornaam en familienaam.
We kunnen nog een stap verder gaan, en de volledige voornaam en de familienaam bekijken. De top-10 daarvan staat in tabel 2.
Veel namen van katholieke signatuur komen in de top-10 in tabel 2 niet voor omdat het vaak meervoudige voornamen zijn waarvan de frequentie een stuk lager is. Johannes als enkele naam zakt en Maria zien we zelfs helemaal niet terug. Maar door alle voornamen in te zetten worden namen veel sneller uniek, en zo heeft maar liefst 81,4% van alle Nederlanders een volledige voornaam plus familienaam waarvan er geen tweede is. Dat mijn naam, Gerrit Bloothooft, maar één keer voorkomt is een eigenschap die ik met velen deel.
Het gebruik van een complete naam kan dus snel naar iemand verwijzen, wat enerzijds gemakkelijk is maar anderzijds op gespannen voet met privacy kan staan. Dat laatste geldt niet voor historische personen. Ik zou graag zien dat er een historische persoonsregistratie wordt gerealiseerd als voorloper van de basisregistratie personen, te beginnen bij het begin van de burgerlijke stand in 1811. Het is dan van groot belang om te weten wanneer een naam van een persoon, of een naamcombinatie van een persoon en partner, of een persoon en ouders, uniek is en dus met zekerheid verwijst naar één persoon, in welke akte dan ook. En voor welke combinatie van gegevens dat voor bijna iedereen het geval is. Daarover de volgende bijdrage.
Rob Duijf zegt
‘We zijn allemaal uniek.’
Is dat zo, of geloven we dat graag? De kleur van onze huid, haar en ogen, onze vingerafdrukken en ons DNA zijn weliswaar genetisch bepaald, maar vrij oppervlakkig. Van afstand bezien is zelfs het genetisch verschil tussen een mens en een banaan vrij gering. Ons bloed is even rood, onze organen zijn uitwisselbaar.
Het mechanisme dat onze identiteit bepaalt – het denken – delen we met de gehele mensheid. Dat is wat ons uniek doet zijn en niet het individu. Dat is juist het probleem: we willen zo graag anders zijn dan een ander, maar we zijn het niet…
Ronald V. zegt
Ik heb net een banaan in plakjes gehakt maar ik vond geen rood bloed. Of bedoel je baviaan?
Rob Duijf zegt
Nee, je hebt het goed gelezen: banaan. Ik heb er bij gezegd dat je wel even wat afstand moet nemen. Elk mens deelt 99,9 procent DNA met elk ander mens. Jij verschilt dus 0,1 procent van mij (dat zijn ongeveer 3 miljoen DNA-bouwstenen) en dat verschil noemen we dan ‘uniek’. Het menselijk DNA is voor 95 procent gelijk aan dat van een chimpansee en voor 50 procent gelijk aan dat van een banaan. Ik begrijp het: dat is even slikken…
Ronald V. zegt
Nee, hoor, ik weet wel iets van biologie en van de DNA-revolutie. 🙂 Ik geloof nou niet zo echt in een god die na het konijn ons speciaal uit zijn hoge herenhoed te voorschijn heeft getoverd. We zijn slechts ontaarde wormen.
DirkJan zegt
Behalve onze naam en datum van geboorte wil de overheid – sinds Napoleon – onder meer ook weten van welk geslacht we zijn. Dat wordt ook genoteerd in het paspoort, traditioneel alleen de keuzes tussen een M en een V, maar je kan via de rechter ook afdwingen dat er een X komt te staan als je vindt dat je een andere sekse-identiteit hebt. Maar hier zijn gegronde bezwaren tegen en kan de vermelding X in je paspoort discriminatie in de hand werken en in het buitenland zelfs levensgevaarlijk zijn. Daarom is onlangs alvast voor de ID-kaart de hele sekse-aanduiding geschrapt. Er wordt nu niets meer vermeld. Nog wel in het paspoort wegens Europese regels.
Dus Gerrit, ik zou die hele voornamen-databank in de toekomst toch wat anders gaan inrichten en presenteren en gender-neutraal maken Wordt nog lastig. 🙂
En Rob, of we nu biologisch of filosofisch niet uniek zijn doet voor mij weinig ter zake. Ik, en ik denk de meeste mensen /voelen/ zich inderdaad wel uniek. Gelukkig maar,want het zou ook wat zijn als ik denk dat ik jou was. 🙂
Ronald V. zegt
We denken en voelen volgens gangbare clichés. Soms is er sprake van een iets andere combinaties. Maar dat is het dan. Niemand is authentiek, ook Heidegger niet. En waarom zouden we authentiek en uniek moeten zijn? Omdat dat ons ego streelt? Omdat we geloven dat we zo een heuse identiteit verwerven?
Rob Duijf zegt
‘En waarom zouden we authentiek en uniek moeten zijn?’
Dat is een hele zinnige vraag. Biologisch gesproken, zijn we min of meer kopieën van elkaar. Psychologisch gezien zijn we echter ook reproducties, van onze opvoeding, de maatschappij en de cultuur waarin we opgroeien. Die reproductie is het resultaat van conditionering. Er is geen authenticiteit in reproductie. Daarom vallen we voortdurend in herhaling, met ernstige gevolgen! Authenticiteit valt niet te kopiëren, volgzaamheid daarentegen wel…
Rob Duijf zegt
‘want het zou ook wat zijn als ik denk dat ik jou was.’
Nou zeg! Dat is zeker niet aan te bevelen…
Toch is identiteitsvorming – het idee ‘iemand’ of ‘iets’ te zijn en daar een bepaalde waarde aan te verbinden – niet meer dan een kwestie van verbeelding. Dat mechanisme hebben alle mensen met elkaar gemeen. Jij ‘bestaat’ omdat je je los denkt van een ander en die ander doet precies hetzelfde. Daar horen gevoelens en emoties bij. Hoe dat kan uitpakken, kunnen we dezer dagen weer in alle hevigheid om ons heen zien en wellicht roept dat ook gevoelens en emoties bij onszelf op. Wanneer we dat mechanisme echter doorzien zoals het zich voordoet, speelt identiteit geen rol meer.