Voornamendrift (6)
Door Gerrit Bloothooft
Elke voornaam was ooit nieuw. De oorsprong kan voor traditionele namen duizenden jaren terug liggen, voor andere namen kan het een eeuw, een decennium of een paar jaar geleden zijn. Willen we de variatie in voornamen begrijpen dan moeten we goed kijken hoe de introductie van nieuwe namen plaatsvindt. Ook al omdat er theorieën zijn die dat vergelijken met modellen van genetische drift, de ontwikkeling van nieuwe soorten in de biologie.
Een naam is nieuw wanneer die nooit eerder aan een kind is gegeven. Maar onze kennis van voornamen uit de Gemeentelijke Basisadministratie begint rond 1860 en komt boven 90% na de Tweede Wereldoorlog. Het verleden kennen we dus maar beperkt, en dus ook de zekerheid dat een naam echt nieuw is. Met die gedachte in het achterhoofd staat in figuur 1 het percentage nieuwe namen dat aan jongens en meisjes is gegeven vanaf 1880.
Figuur 1. Het percentage nieuwe namen in de GBA gegevens per geboortejaar voor meisjes (rood) en jongens (blauw). Gestippeld staat het percentage namen dat uniek is gebleven. [update 11-6-2023 met verbeterde grafiek waarbij ook 19e-eeuwse naamgevingen die afgeleid zijn uit huwelijksakten gebruikt zijn]
Het percentage nieuwe namen daalt van 1880 tot 1930 en blijft dan constant tot 1960. Die daling komt vrijwel zeker op conto van het onbekende verleden, in vroege geboortejaren leken meer namen in onze selectie nieuw maar waren dat waarschijnlijk niet. Een goede schatting voor de tijd van traditionele namen is dat jaarlijks 0,5% van de meisjes een nieuwe, nooit eerder gegeven naam kreeg en 0,3% van de jongens. Met 90.000 geboorten per geslacht zijn dat jaarlijks toch nog zo’n 450 nieuwe namen voor meisjes en 270 voor jongens. Zoals altijd is er meer variatie bij meisjesnamen, en dat begint al bij de nieuwe namen.
Na 1965 stijgt het percentage nieuwe namen heel snel een procent, om door te groeien tot een kleine 4% bij de meisjes en een ruime 3% bij de jongens. De groei is er na 2000 wel zo’n beetje uit. De oorzaak van de groei lijkt tweeledig. Het loslaten van de vernoemingstraditie gaf ouders meer keuzevrijheid, wat nog versterkt werd door de ruime naamwet van 1970. Daarnaast kwamen er door migratie veel nieuwe culturen naar Nederland. Nu kan er veel geïntegreerd worden maar de naamgeving aan kinderen niet. Kinderen krijgen de namen uit de eigen taal, en veel daarvan waren nieuw voor ons land. Na verloop van tijd gaat de nieuwigheid er deels af en stabiliseert het jaarlijkse aantal nieuwe namen, wat we na 2000 zien gebeuren. Als jaarlijks 4% van de kinderen een in Nederland nooit eerder gegeven naam krijgt, dan betekent dat wel een enorme groei van het aantal verschillende voornamen in de bevolking. Een verdubbeling in 25 jaar. En dat is een potentiële motor voor vernieuwing. Die motor was er vroeger ook, maar wel een stuk langzamer. Met jaarlijks 0,5% nieuwe namen ben je 200 jaar bezig met een verdubbeling, nog afgezien van namen die uitsterven.
Niet alle nieuwe namen zijn een lang leven beschoren. Voor een deel ervan blijft het bij die ene keer. Dat zijn de unieke namen, en het percentage daarvan staat gestippeld in figuur 1. Unieke namen hebben het omgekeerde probleem van nieuwe namen, je kunt niet in de toekomst kijken of er niet toch nog een kind de naam krijgt. Dat is te zien in 2014, het percentage nieuwe en unieke namen is gelijk, maar dat percentage zal voor unieke namen zeker nog dalen. Voor 1960 blijft ongeveer de helft van de nieuwe namen eenmalig en uniek. Daarna stijgt dat percentage tot wel 80%, met een slag om de arm wat de toekomst nog brengen zal. Naar het verleden toe neemt het percentage unieke namen zelfs nog een beetje af. Dat laat zien dat de daling in het percentage nieuwe namen tussen 1880 en 1920 inderdaad een artefact is. In de volgende aflevering nemen we de unieke namen meer onder de loep.
Er zijn ook nieuwe namen die het helemaal maken. Hieronder staat de lijst nieuwe namen die in de GBA gegevens na 1890 zijn geïntroduceerd, en die meer dan 10.000 naamdragers kregen. Dat betekent niet dat de naam eerder niet bestond, maar wel dat die in Nederland vrij zeldzaam was. Het kon echter nog tientallen jaren duren voordat zo’n naam echt populair werd. Sanne komt als vrouwennaam in 1916 in onze gegevens voor het eerst voor, maar de echte populariteit startte pas in 1970, met de top in 1998. Marc stootte door in 1950, met toppen in 1973 en 1993. Jeroen (52.140) en Yvonne (45.745) werden van de onderstaande namen het meest succesvol. Maar alleen Sem, Luuk, Milan en Lotte komen in de huidige top-20 voor. Dat is een verhaal apart.
jongens
1892 Marc
1897 Lars
1903 Eric
1905 Sem
1905 Patrick
1908 Sven
1910 Nick
1910 Stijn
1911 Bob
1912 Dennis
1913 Rob
1918 Ronald
1919 Bas
1920 Robin
1924 Tim
1925 Luuk
1925 Roy
1927 Remco
1928 Mike
1944 Milan
1945 Danny
1946 Wesley
1948 Kevin
1949 Rick
1949 Jeffrey
1963 Joey
1965 Dylan
1973 Jordy
meisjes
1891 Eline (Vere, 1888)
1891 Vera
1891 Sylvia
1892 Alexandra
1895 Sonja
1898 Astrid
1899 Yvonne
1900 Carla
1901 Bianca
1902 Ingrid
1903 Jolanda
1906 Maud
1909 Saskia
1909 Manon
1909 Iris
1911 Lotte
1911 Monique
1911 Inge
1914 Claudia
1916 Sanne
1918 Daphne
1920 Mariska
1920 Marjolein
1921 Patricia
1921 Karin
1923 Joyce
1924 Sandra
1925 Jessica
1925 Nicole
1927 Fleur
1930 Tamara
1931 Lieke
1932 Tessa
1934 Merel
1934 Michelle
1935 Miranda
1936 Kim
1937 Chantal
1941 Wendy
1945 Anouk
1946 Amber
1948 Britt
1953 Melissa
1955 Mandy
1955 Cindy
1958 Romy
Klaas Jac. Eigenhuis zegt
Welke namen weet u die “duizenden jaren oud” zijn?