Door Henk Wolf
Het Nederlands heeft twee soorten gezegden, althans dat is al heel lang de aanname in de schoolgrammatica (maar zie hier voor wat kritiek op dat idee): werkwoordelijke en naamwoordelijke.
Bij een werkwoordelijk gezegde zit de centrale mededeling over het onderwerp in het hoofdwerkwoord: het onderwerp ‘doet’ iets. Bij een naamwoordelijk gezegde zit de centrale mededeling in iets anders dan een werkwoord: het onderwerp ‘doet’ niet iets, maar ‘is’ iets.
In allerlei zinstypen is er bij Nederlandse naamwoordelijke gezegden wel nog een extra werkwoord nodig om de zin af te maken. Zo’n koppelwerkwoord kan ook nog informatie toevoegen, bijvoorbeeld over tijd of aspect.
Een paar voorbeelden:
- Jan slaapt. <zin met een werkwoordelijk gezegde>
- Jan kust z’n vrouw. <zin met een werkwoordelijk gezegde en een noodzakelijke aanvulling>
- Jan aardig. <onvolledige zin met een naamwoordelijk gezegde>
- Jan is aardig. <zin met een naamwoordelijk gezegde en het koppelwerkwoord zijn>
- Jan wordt aardig. <zin met een naamwoordelijk gezegde en het koppelwerkwoord worden, dat ook nog iets zegt over toekomende tijd of veranderingsaspect>
Doorgaans is het redelijk duidelijk of een werkwoord deel uitmaakt van een werkwoordelijk of van een naamwoordelijk gezegde, maar dat geldt niet altijd. Neem de volgende voorbeelden van internet:
- Deze lege gebouwen betekenen een verspilling van ruimte.
- De acties van de boeren vormen een gevaar voor het demonstratierecht.
De werkwoorden betekenen en vormen zijn duidelijk ontstaan als zelfstandige werkwoorden, met een mededelende functie. Betekenen is vanouds zoiets als ‘aanduiden’, ‘verwijzen naar’, ‘het teken vormen voor’. Vormen is vanouds iets als ‘maken’, ’tot stand brengen’. Ze hadden in die betekenissen vanouds een lijdend voorwerp nodig als aanvulling om een zin compleet te maken.
Maar die betekenissen zijn sterk afgesleten en je kunt je afvragen of de werkwoorden betekenen en vormen nu niet net zulke grammaticale opvuldingetjes zijn geworden als zijn – koppelwerkwoorden dus. Dat zou dan natuurlijk betekenen dat de mededeling niet langer in het werkwoord zit en dat het oude lijdend voorwerp zelf een (naamwoordelijk) gezegde is geworden.
Een testje voor betekenisarmoede van werkwoorden is of je ze kunt weglaten in zinstypen die dat toestaan. De verbaasde uitroep is zo’n type:
- Deze lege gebouwen een verspilling van ruimte?!? <prima>
- De acties van boeren een gevaar voor het demonstratierecht?!? <prima>
Een zinstype waarin koppelwerkwoorden moeten worden weggelaten, is de beknopte bijzin als bepaling van gesteldheid (met het voegwoord als):
- Deze lege gebouwen moeten als verspilling van ruimte gesloopt worden. <prima>
- De acties van de boeren worden als gevaar voor het demonstratierecht verboden. <prima>
De weglaabaarheid van de werkwoorden betekenen en vormen in de bovenstaande twee zinstypen geeft er in elk geval een sterke aanwijzing voor dat ze koppelwerkwoorden kunnen zijn.
Een verdere aanwijzing voor de koppelwerkwoordstatus van betekenen en vormen in bovenstaande zinnen is dat ze niet goed in lijdende zinnen te gebruiken zijn, iets wat bij werkwoordelijke gezegden heel vaak wel lukt, maar bij naamwoordelijke nooit:
- Een verspilling van ruimte wordt betekend door deze lege gebouwen. <vreemd>
- Gevaar voor het demonstratierecht wordt gevormd door de acties van de boeren. <twijfelachtig>
Als contrast een wel duidelijk nog zelfstandig functionerend vormen:
- Het Droefeniskwartier wordt gevormd door deze lege gebouwen. <prima>
Betekenen is z’n zelfstandige status vermoedelijk al langer aan het kwijtraken. De volgende achttiende-eeuwse zin van Justus van Effen zouden we nu denk ik massaal wat gek vinden:
- Wat mag toch door die woorden betekend worden? <vreemd>
We kunnen ook nog even bij de buren kijken: in het Duits zijn naamwoordelijke gezegden heel makkelijk van voorwerpen te onderscheiden, doordat ze altijd in de eerste naamval staan. En laat er momenteel nu een normatieve discussie gaande zijn over de blijkbaar opkomende (al weet je nooit zeker of dat echt zo is, zie bijvoorbeeld hier) eerste naamval bij bedeuten. Zo storen Duitstaligen zich blijkbaar aan zinnen als de volgende:
- Das bedeutet ein großer Verlust.
- Der Sieg beim Grand Prix der Volksmusik bedeutete dann der Durchbruch.
Dat ein großer Verlust en der Durchbruch in de eerste naamval staan, laat zien dat ze naamwoordlijke gezegden zijn. Dat laat weer zien dat bedeuten een koppelwerkwoord moet zijn. En de verbazing erover en de afkeuring ervan vormen er in elk geval aanwijzingen voor dat er in het Duits iets aan het veranderen is.
Natuurlijk wil dat niet zeggen dat het in het Nederlands ook zo moet werken, maar er liggen nu wel heel veel aanwijzingen die maken dat we er in elk geval rekening mee moeten houden dat betekenen en vormen (en ongetwijfeld ook inhouden, uitmaken en andere (bijna-)synoniemen) zo betekenisarm zijn geworden dat we ze in bepaalde zinnen als koppelwerkwoord kunnen interpreteren.
Met dank aan Marie-José Klaver, die me het idee voor dit stukje aan de hand heeft gedaan.
Jan Uyttendaele zegt
Naar mijn idee zijn dit inderdaad koppelwerkwoorden, vooral omdat ze zo gemakkelijk door het koppelwerkwoord ‘zijn’ vervangen kunnen worden, bv. Dat vormt (is) een bedreiging. Dat betekent (is) hetzelfde. Misschien kunnen we in zulke gevallen spreken van semi-koppelwerkwoorden, zoals dat nu al het geval is met ‘wegen’, ‘meten’ en ‘kosten’.
Peter-Arno Coppen zegt
Het enige wat deze werkwoorden (nog?) niet vertonen is de congruentie met het naamwoordelijk gezegde. Bij de traditionele koppelwerkwoorden kun je bij predicaatsnomina krijgen: ‘Dat zijn/worden/lijken/schijnen/blijken mopperaars’. Een zin als ‘Dat vormen mopperaars’ vind ik echter nog altijd gek (al kan ik me voorstellen dat ik dat na een beetje oefenen goed ga vinden), laat staan ‘Dat betekenen mopperaars’ (al kan ik moeilijk een goed voorbeeld vinden van ‘betekenen’ met een predicaatsnomen).
Bij ‘raken’ en de bekende vervangende koppelwerkwoorden is telkens (toevallig?) een predicaatsnomen ongebruikelijk (‘Zij raken slachtoffers’? ‘Dat raken slachtoffers’?) of onmogelijk (*’Zij vallen mij blokken aan het been’). Dus misschien is er een categorie die op grond van betekenis en een aantal syntactische kenmerken koppelwerkwoord genoemd kan worden, maar dat niet 100% bona fide zijn.
Henk Wolf zegt
Dat kan bij mij ook nog niet, maar ik vind er wel al voorbeelden van op internet:
– Dit vormen specifieke kenmerken van het essenlandschap.
– Dit vormen aanknopingspunten voor het ontwikkelen van een krachtigere immunotherapie.
– Dit vormen de basisingrediënten van Perdu leest langzaam.
– Het maximum wat je nu terug kunt vorderen is 5 jaar, maar dat betekenen ook de sociale premies etc…
– En dat betekenen vier gouden dagen voor de cafetaria’s en vele snackwagens in de Waalstad.
Die eerst drie (met ‘vormen’) vind ik niet eens zo heel gek.
Jan Uyttendaele zegt
Klopt allemaal, denk ik. Maar is ‘dat’ in ‘Dat zijn mopperaars’ nu onderwerp of naamwoordelijk deel? Het kan allebei, natuurlijk. Onderwerp in de betekenis van ‘Die mensen, dat zijn mopperaars’ en naamwoordelijk deel in ‘Onuitstaanbaar, dat zijn mopperaars voor mij’. Lukt dat ook met ‘vormen’ en ‘betekenen’? Met ‘vormen’: ‘Een uitzonderingsgroep in de maatschappij, dat vormen de mopperaars eigenlijk’. Met ‘betekenen’: ‘Een stelletje zeurpieten, dat betekenen die mopperaars voor mij’. Ik denk daarbij ook aan deze discussie van lang geleden: https://dbnl.org/tekst/merc003zijn01_01/merc003zijn01_01.pdf
Peter-Arno Coppen zegt
Ja precies. Die discussie. Blijft interessant, ook Henks gevonden voorbeelden. Dat vormen voor mij echter nog steeds problemen 😉