
wees op mijn hand, doorwandeld goed als
uw suizeling huivert van zichzelf en de
ontvolking wijkt tot in de instincten
hoe golft uw bodem als de huid op het
hart des lichaams dat zijn klopping
boort tot in de grotten hun angsten
en de drenkplaatsen en uitspanningen hun
notie verdringend en aanklampend
hun opluchting, vrezend hun overmoed —
ver uit het midden van de wegen en wetten keren
de kringen tot hun kern en lossen op het verkeer
dat zij hadden in een wijdste omtrek in een nauwste
luistering
Kees Ouwens (1944-2004)
uit: Afdankingen (1995)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail.
Laat een reactie achter