
Max Havelaar: het was al onder meer een roman, een film, een banaan en een musical, en sinds deze week is het ook een graphic novel. In 82 pagina’s maakte Eric Heuvel samen met Jos van de Waterschoot een samenvatting van het boek in stripvorm.
Nooit heb ik geweten dat Multatuli zo saai kon zijn. Zowel het script als de tekeningen stralen vooral plichtmatigheid uit. De tekst gaat gebukt onder veel te grote eerbied voor het boek; de tekeningen lijken vooral te willen vertellen: kijk eens, hoe lang geleden dit allemaal was.
Hoe interessant zou een graphic novel niet kunnen zijn die gebaseerd is op dat boek! Zoals Multatuli de grenzen van de roman opzocht en overschreed, zo zou je hetzelfde kunnen doen met het stripverhaal. Waar de schrijver op het laatst zijn personages wegstuurt, daar zou je letterlijk de kaders van het verhaal kunnen openbreken.
Ondertussen zou je de boodschap ook kunnen verfrissen, want op zich is een oproep aan Koning Willem III niet heel belangrijk meer. Er zijn voor de hedendaagse lezer wel andere conclusies te verbinden aan dit verhaal.
Maar daar is in deze graphic novel geen sprake van. Het verhaal wordt heel nauwkeurig gevolgd, behalve dat alles wat grappig is, nauwkeurig is weggesneden. Anderzijds staan er soms enorme tekstblokken in om van alles en nog wat uit te leggen over het bestuurssysteem in Nederlands Indië. Het boek is daarmee nuttig voor de scholier die geen zin heeft om zo’n dik boek helemaal te lezen – maar niet om diezelfde scholier vervolgens warm te krijgen voor het boek. Het literaire meesterwerk van de Nederlandse literatuur wordt gereduceerd tot de wederwaardigheden van een ambtenaar.
Zoiets geldt ook voor de tekeningen, gemaakt door Eric Heuvel. De eerste bladzijden, in het Amsterdam van Droogstoppel zijn allemaal in een soort egaal sepia, met negentiende eeuwse mensen in negentiende-eeuwse kleren. De eerste tekening van Indië is vervolgens heel mooi groen en blauw gekleurd – dus als kijker denk je dan: hier wordt iets gedaan met contrasten. Alleen zijn de meeste tekeningen daarna ook weer sepia, en gebeurt er weinig op. Alles blijft keurig in de kaders en binnen de lijntjes ingekleurd.
Liefde of vreugde of maakplezier stralen helaas niet af van deze uitgave, die, zo valt te vrezen, minder lang stand zal houden dan de roman, de film, of zelfs de banaan.
Tekenaar Eric Heuvel kwam ook in het nieuws doordat hij de omslagen voor het corona-is-onzinperiodiek Gezond verstand maakte; ik sta overigens niet in voor welk standpunt Multatuli in deze tijd zou hebben aangenomen.
‘Graphic novels’ worden wel beschouwd als de literatuur onder de strips. Ik denk dat daardoor veel striptekenaars denken: als ik een klassieker verstrip, is dat een graphic novel. Maar in de meeste gevallen leidt het tot een saaie overzetting van het verhaal in plaatjes, waarbij de ziel of de betekenis van het verhaal verdwijnt. (Er zijn gelukkig, zelfs in Nederland, uitzonderingen, zoals ‘De avonden’ door Dick Matena.)
In 2010 heb ik op mijn toenmalige website enkele columns/mini-essays gewijd aan graphic novels en strips, en kwam daarbij tot de conclusie dat onder ‘graphic novels’ in feite drie verschillende typen strips worden verstaan:
– Niet-conventionele vaak geëngageerde literatuur, gegoten in stripvorm; voorbeelden zijn de strips van de ‘stamvaders’ Maus (Art Spiegelman, 1986/1991) en A Contract With God (Will Eisner, 1978), en een boek als Blankets (Craig Thompson, 2003).
– Verstripping van prozaliteratuur, zoals De Avonden(Dick Matena, 2003).
– Literaire strips vanuit de Amerikaanse en Brits-Amerikaanse traditie; voorbeelden zijn The Sandman en Watchmen, maar ook boeken die meer doen denken aan prentenboeken of grafische kunst, zoals Cages van Dave McKean (1990-1996).
Vanuit mijn ervaring merk ik dat vooral in de laatste groep veel wordt gespeeld met contrasten, aanvullingen, symboliek e.d. binnen de wisselwerking tussen beeld en tekst. Met name Alan Moore is hier een meester in. De eerste groep zijn eigenlijk vooral ‘romans in beeldvorm’, maar omdat deze oorspronkelijk zijn en niet gebaseerd op een tekst, werken ook deze verhalen goed. Het gevaar in het verstrippen van bestaande verhalen is dat de tekenaar blijft steken in louter het omzetten van verhaal naar beeld. Het gebruiken van een scriptschrijver, die zich buigt over het omzetten van verhaal naar stripvorm, kan daarbij een oplossing zijn. Neil Gaiman was wellicht de bekendste stripscriptschrijver (‘was’ omdat hij zich er helaas niet meer mee bezig houdt), maar daarnaast ook schrijver van romans. Daarbij werkte hij intensief samen met een team van kunstenaars (colorist, inker, colorist…) zodat het eindresultaat op alle vlakken een betekenis had (en er mooi uitzag). Ik vrees dat Nederland een te klein land is voor een dergelijke ‘filmische’ en met name Brits-Amerikaanse benadering van de strip.
Overigens waren Alan Moore en Neil Gaiman wars van de term ‘graphic novel’, omdat zo het idee ontstond dat bepaalde strips tot de ‘hoogcultuur’ behoorde en deze type strip als het ware een uitvinding was van de culturele elite en daarmee tegen de ‘mindere/eerdere’ strips werd afgezet, terwijl ook daar al decennia lang in werd geëxperimenteerd en ‘literaire’ elementen in waren aan te wijzen. Zij hielden zich vast aan de term ‘comic’, ondanks het feit dat hun strips al snel werden gerekend tot de graphic novels.
(Hier staan mijn stukjes over graphic novels en strips (zie met name pagina 8 en 14): https://dolfwagenaar.nl/wp-content/uploads/2020/04/Recensies-voor-2019.pdf )
Ik wil toch iets positiefs opmerken. De graphic novel is, als genre, in Nederland niet zo groot als je soms zou willen. Ze zijn er wel, maar elke aanwinst is meegenomen.