P.C. Hooft-prijs voor Alfred Schaffer.
IK KAN NIET STOPPEN MET LACHEN WANT ALS IK BEGIN MET HUILEN
HOUD IK NIET MEER OP
het eerstehands sterven het andermaal sterven.
bijvoorbeeld een mens die leeft
en het volgende moment niet meer.
die twee mensen netjes naast elkaar gelegd
en daar weer naast een mens op batterijen
naast precies diezelfde mens
maar dan zonder –
misschien liep binnenin het kunststof mechaniek iets vast.
vier figuren, ogenschijnlijk naast elkaar
op een windstille ochtend zomaar midden in het jaar
in een ruimte zonder afmetingen
en al bijna zonder kleur, wat een hardnekkig
vooruitzicht, zo
heb ik u lief.
ALS IK MIJ OMDRAAI BENT U WEG EN DAARMEE BEN IK ZELF VERDWENEN
DUS LIEVER DRAAI IK MIJ NIET OM
eerst uw stem, dan uw gezicht.
dan op een drafje uw tientallen schaduwen.
niet meer weten of ik iemand ben die leeft of overleeft.
of u daarnet daadwerkelijk dit bed uit stapte.
de kraan die drupte dicht heeft gedraaid.
wat een geschenk als ik ga liggen gaat u liggen.
heb ik dorst dan heeft u dorst.
de maat der dingen: een enkele dag
die zich van alle andere dagen onderscheidt
en uw kletsnatte huid en de samenzwering
van onze gitzwarte geluiden.
Alfred Schaffer (1973)
uit: Wie was ik (2020)
Foto: Karoly Effenberger
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail.
Laat een reactie achter