Twee ‘Strandscènes’ uit Het failliet, de nieuwe bundel van Arnoud van Adrichem.
Zee geeft, zee neemt.
De zakpijpenkolonie kan het verlaten booreiland
maar niet vergeten. Roest ontroert ons, zoals ook
je vervelde huid ons raakt. Terugkruipend in bed.
De zon, een volgspot: vandaag mag je schitteren.
Achter het borstbeen klotst de zee. Je hart bedekt
met zoutkristallen, wulken smokkelen edelstenen.
Deze zinnen liegen niet. Tieners in schelpenbikini
om zeemeerminnen te imiteren. Zonnebrandgeur
vermengt zich met frituurlucht uit het belendende
paviljoen. In alle schrijfrichtingen van de zeearm.
Nog geen neuslengte verwijderd.
••
Tieners begluren mij.
Dat zie ik door een bekraste verrekijker. Beelden
van het nabijgelegen nudistenstrand vallen tegen.
Bierbuiken wakkeren drankzucht aan, krieltietjes
leiden tot futloos gesjor achter betonnen bunkers.
Mogen wij dat zeggen? Ik glimlach bij wijze van
experiment. Wat gebeurt er als je deze gedachten
een kwartslag draait? Wolken provoceren de zon,
zeg ik. De verte strekt zich uit van de eerste letter
tot de laatste, zeg jij. ïn plaats van een verrekijker
is oogcontact een optie. Behalve bevende handen
verraadt niets mijn failliet.
Arnoud van Adrichem (1978)
uit: Het failliet (2020)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail.
Laat een reactie achter