Er zijn schrijvers die met graagte beweren dat personages in romans natuurlijk geen echte mensen zijn. Ze zijn namelijk gemaakt. Jörgen Apperloo wijdde vorig jaar een goede video aan deze kwestie. Natuurlijk kun je met volhouden dat romanpersonages geen ademhalen, vooral niet nadat wij het boek dicht hebben geslagen, en dat hun gedrag vooral moet voldoen aan wetten van plausibiliteit en niet zozeer aan de willekeur van het dagelijks leven, maar de werkelijkheid is óók dat romanpersonages meer weg hebben van mensen dan van koelkasten. En vooral: van mensen zoals we ze beschrijven in de verhalen die we de hele dag aan elkaar vertellen.
Een nieuw artikel in het wetenschappelijk tijdschrift Poetics werpt aardig licht op die kwestie. De Britse ‘literair taalkundige’ Alexander Laffe onderzocht hoe er in leesclubs over boeken wordt gepraat. Vijf van dergelijke clubs, met verschillende samenstelling, liet hij allemaal praten over hetzelfde boek, The Other Hand van Chris Cleave (ooit vertaald als Kleine bij), en hij bestudeerde hoe die mensen over de personages spraken.
Wat bleek? Ze roddelen.
Althans, de persoonlijke manier waarop mensen over de personages spreken in die leesclubs gaat ervan uit dat ze reëel zijn. De lezers leven zich in de personages in, maar ze uiten ook anderszins hun gevoelens over hen (‘Ik begreep Andrew wel, maar ik was ook kwaad op hem’, zegt iemand), ze zoeken voor psychologische verklaringen voor gedrag, ook als dat in de roman niet expliciet wordt gemaakt (‘ze deed dat verband om, om dunner te lijken’) en ze generaliseren (‘Afrikanen hebben nu eenmaal een overleversinstinct’).
Dat alles zijn toch echt sterke aanwijzingen dat deze lezers die personages als mensen zien. De genoemde eigenschappen lijken dus zelfs sterk op roddelen – niet in de zin van kwaadspreken, maar wel in de zin van het achter de rug van iemand om bespreken en evalueren van diens gedrag.
Ik vermoed dat sommige van de schrijvers die dus bij hoog en bij laag beweren dat personages echt geen mensen zijn, zullen beweren dat dit komt doordat dit zulke slechte of domme lezers zijn. Misschien is dat zo, maar je kunt lijkt mij toch moeilijk ontkennen dat de leden van een leesclub lezen. Hun manier om dat te doen is dus op zijn minst een mogelijke manier van lezen, ook al is het volgens de postmodernistische visie van sommigen niet de ideale.
Het lijkt me ook zeker niet het geval dat die leden van zo’n leesclub niet beseffen dat de besprokenen buiten de roman helemaal niet bestaan, of dat ze het verschil niet weten tussen een personage en een persoon. Ze kunnen een personage natuurlijk met dit alles ook nog beoordelen op geloofwaardigheid.
Je kunt als mens, als lezer, dus in je hoofd mensen hebben, van wie je het gedrag evalueert, van wie je zelfs af en toe onbesproken witte plekken zelf invult, maar waarvan je tegelijkertijd weet dat je ze nooit in de wereld buiten het boek kunt tegenkomen. Dat lijkt me een van de raadselen van het lezen.
Afbeelding van OpenClipart-Vectors via Pixabay
Jona Lendering zegt
Het doet me denken aan mijn ervaring dat ik me bevriend ga voelen met personages en bij erotische passages het liefst gegeneerd verder zou bladeren: dit hoef ik toch allemaal niet te weten over mijn vrienden.
Bas Jongenelen zegt
Ik las deze week de anti-antisemitische roman ‘Ursule Hagen’ uit 1900 van Cornélie Noordwal. De hoofdpersoon is een jonge joodse vrouw die uiteindelijk trouwt met de niet-joodse Louis – een geval van ware liefde. Een mooi einde, maar Ursule en Louis waren midden twintig toen zij trouwden en dus ergens in de zestig toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak. Hoe zou het met hen vergaan zijn? En met hun kinderen? Hebben ze een boot naar Amerika kunnen nemen? Ik maak me er nog steeds zorgen over, terwijl ik heel goed weet dat het om verzonnen personen gaat.
ChrisBernasco zegt
We weten nog steeds niet precies wat een personages eigenlijk is, maar gelukkig zijn we hiermee wel weer een stukje dichterbij de ontrafeling van het raadsel gekomen: het is iets waarover je kunt roddelen. Mooi!
Jona Lendering zegt
Er schiet me nog iets te binnen, al gaat het over film. In “Die Hard” (1988) is een scène waarin de held, gespeeld door Bruce Willis, over een met glas bezaaide vloer moet lopen. Later trekt hij de scherven uit zijn voeten. Willis vertelde dertig jaar later in een interview dat hij nog altijd bijna flauw valt als hij die scène ziet. Zó sterk kan de associatie met een personage zijn, dat zelfs de schepper er fysiek op reageert.
Frens zegt
De personages uit In de ban van de Ring zijn voor heeel veel mensen van grote emotionele betekenis. En een maal per jaar is Scrooge ook heel levend, zelfs nog ver na de normale menselijke leeftijd, 🙂