Het lam
Te dartel voor haar handen rent dit lam
naar links, naar rechts en springt en plant zijn poten
zo dwaas terzijde uit, dat zij verdroten
zich naast mij strekt en moe haar krullen kamt.
Wijdopen zijn de landen, groot en stram
gaan wolken over in vermoeide vloten,
en nu het lam tussen ons komt met grote,
ondiepe ogen is het traag en tam.
Zie, hoe het schuchter uit haar handen eet;
wij liggen daarbij zwijgend op de rug,
zij voert het lam behoedzaam en ik weet:
al wat men najaagt drijft men op de vlucht;
zo gauw men moe is en de jacht vergeet,
keert het geluk gelijk een lam terug.
Max Dendermonde (1919-2004)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail.
Laat een reactie achter