Door Marc van Oostendorp
Het is een ijzeren wet: waar mensen bij elkaar komen, vermengen hun talen zich. Als dat langere tijd voortduurt, kan er uit dat voortdurend mengen een nieuwe taal ontstaan. Zoiets is gebeurd in (Belgisch) Limburg in de jaren dertig van de vorige eeuw, toen mannen van heinde en ver (denk: Italië of Tsjechië) kwamen om in de mijnen te werken. Met elkaar ontwikkelde ze een taal die Cité-Duits heet. De taalkundige Nantke Pecht schreef er een proefschrift over waarop ze onlangs cum laude promoveerde in Maastricht.
Ondanks de korte geschiedenis zit er echt systeem in dat Cité-Duits, ontdekte Pecht. Mensen mengen niet zomaar wat talen door elkaar, maar ze maken consistente keuzes. Dat liet ze onder andere zien aan de hand van de persoonlijk voornaamwoorden.
De basis van de taal vormen drie talen: het Maaslands (Limburgs), het Duits en het (Belgisch) Nederlands. Die liggen natuurlijk dicht bij elkaar maar verschillen ook van elkaar. Voor de eerste persoon enkelvoud zou je kunnen kiezen tussen ich en ik, maar mensen gebruiken consistent de eerste vorm. Zoals ze voor de tweede persoon kiezen voor du en dich en niet voor jij of gij. Het is ook niet alleen maar Duits: de derde persoon enkelvoud onzijdig is dat en niet es of das.
Niemand heeft waarschijnlijk ooit vóór Pecht die persoonlijk vooraamwoorden in een tabel gezet, maar door onwillekeurige coördinatie zijn de sprekers op dit specifieke systeem uitgekomen. Om dat te laten zien, analyseerde Pecht vele uren opnamen van sprekers van het Cité-Duits tot in klein fonetisch detail.
Het voornaamwoord dat het meest variabel is, is dat voor de eerste persoon meervoud. Daar vond Pecht wir, wie en we door elkaar gebruikt. Ze speculeert dat dit misschien komt doordat de eerste persoon meervoud zo’n complex begrip is (niet het simpele meervoud van ik, maar ‘ik en anderen, waaronder misschien de hoorder’), al maakt ze niet echt duidelijk waarom een complex begrip een variabele vorm zou hebben. Ze wijst er ook nog op dat groepstalen zoals het Cité-Duits dienen voor het wij-gevoel, maar ook lijkt me geen afdoende verklaring.
Het is dus vooral nog een beetje raadselachtig waarom juist wij zoveel vormen kent in deze nieuwe taal – alsof het de laatste vorm is die zich nog moest inpassen in het systeem.
Laat een reactie achter