Door Marc van Oostendorp
Grammatica is een van de stiefkindjes van het onderwijs. Als je een enquête zou houden onder docenten of scholieren naar het meest gehate onderdeel van het lesprogramma Nederlands, is het waarschijnlijk dit. Wat ingewikkeld! En wat heb je er eigenlijk aan?
Jimmy van Rijt hoopt deze week te promoveren op een meesterlijk proefschrift over een manier om het anders te doen. De belangrijkste functie ligt er voor hem niet vooral in dat je er beter door zou gaan schrijven of doordat je er vreemde talen beter door kunt leren, maar vooral dat je erover kunt redeneren. Dat heeft op zich weer een aantal functies. Je leert er dus door redeneren, en wel over iets waarvan het materiaal – zinnen – in ruime mate in ieders leven voorhanden is. Bovendien is taal natuurlijk een belangrijk aspect van ieder leven, en dus is het niet slecht om daar een beetje over te kunnen redeneren.
Van Rijt heeft dus willen onderzoeken of je leerlingen beter kunt laten redeneren over de manier waarop zinnen in elkaar kunt laten zitten dan ze momenteel kunnen. Hij zocht zijn heil daarvoor bij de moderne taalwetenschap en laat daarmee in een moeite door zien dat die wetenschap ook wel degelijk wat te bieden heeft dat praktisch is, in ieder geval op school.
Zo wordt wel als bezwaar ingebracht dat de moderne taalkundigen het nooit met elkaar eens zijn en de hele tijd hun theorieën veranderen en dat je dus niet op hen kunt bouwen in het onderwijs. Van Rijt laat eenvoudig maar doeltreffend zien dat dit niet klopt: hij onderzocht een grote groep Nederlandse taalkundigen en laat zien dat er wel degelijk consensus is over wat belangrijk is bij de analyse van een zin. Men gebruikt soms misschien verschillende termen en het gaat bijna per definitie eerder over het onderzoek van gisteren dan over dat van vandaag – maar dat is nog steeds vooruitgang als de zinsontleding in de klas gebaseerd is op inzichten van 100 jaar geleden.
Bovendien laat Van Rijt in ieder geval voorzichtig zien dat het werkt: door klassen vertrouwd te maken met dit soort begrippen schreven in ieder geval een deel aantoonbaar betere redeneringen over de zinnen die ze kregen aangeboden – en dan niet alleen ‘beter’ omdat ze die nieuwe termen gebruikten. Er waren ook wel scholieren in het onderzoek die de nieuwe termen ongeveer even gedachteloos gebruikten als de gemiddelde brugklasser het begrip ‘lijdend voorwerp’, maar ook daarover is Van Rijt optimistisch: als zulke zaken niet alleen tijdens het les in het kader van een experiment worden uitgelegd, maar geïntegreerd in het onderwijs, komt het vast ook voor die leerlingen goed.
Jimmy van Rijt. Understanding Grammar. The Impact of Linguistic Metaconcepts on L1 Grammar Education. Proefschrift, Radboud Universiteit.
Joost eskes zegt
Mooi dat dit een boek voor de praktijk is.
Maar …
Waarom dan niet in het Nederlands geschreven? Nu schrijft van Rijt alleen voor de academici. Jammer.
Marc van Oostendorp zegt
Het betreft hier een wetenschappelijk onderzoek dat ook als hij het in het Nederlands zou hebben geschreven waarschijnlijk voor de meeste docenten wel heel veel methodologie en statistiek zou bevatten. Hij heeft daarnaast op allerlei plaatsen ook heel toegankelijk en in het Nederlands geschreven over waar het in de praktijk om gaat bij dit onderzoek.