Naamvalsvormen verdwijnen uit het Nederlands, langzaam maar zeker. Boeken over taalgeschiedenis laten daar geen twijfel over bestaan. De derde en vierde naamval zijn in het Nederlands al bijna helemaal samengevallen tot een niet-onderwerpsnaamval, met Hun lopen, Da doet hem nie en Ons bin zunig wordt ook gewerkt aan een samenvallen van die niet-onderwerpsnaamval met de onderwerpsnaamval, en de tweede naamval lijdt een kwijnend bestaan in het formeelste register van het Nederlandse taalorgel.
Dat er ook naamvalsvormen bij komen, dat is minder bekend. Om dat uit te leggen moet ik kort aangeven waarnaar ik met de term naamvalsvorm verwijs. Die term slaat op een herkenbare vorm die samenhangt met de functie van woorden in de zin (bijvoorbeeld onderwerp of lijdend voorwerp), met de betekenis van die woorden (bijvoorbeeld een bezitsbetekenis) of met de plaats ervan (bijvoorbeeld na een voorzetsel).
Ik heb (niet als enige) weleens betoogd dat je in Jan z’n fiets het stukje Jan z’n prima als één woord kunt beschouwen. Het stukje z’n doet daarin hetzelfde als de tweedenaamvalsuitgang -s in Jans fiets. Alle reden om Jan z’n als een vorm van het woord Jan te beschouwen die een bezitsbetekenis uitdrukt – en dus een naamvalsvorm.
Onlangs kwam ik het hierboven doorgelinkte stripverhaaltje tegen, een aflevering uit de serie Dirkjan. Het jongetje Sanders spreekt daarin de rector van z’n school aan. Dat doet ie met de woorden Yo, rectorman! Dat is op twee manieren frappant:
Als eerste: in heel wat oudere grammaticaboeken worden vormen van de naamval die we vocatief noemen ingeleid met het woordje O. Fervente Asterixlezers herkennen het overdreven gebruik van dat vermoedelijk aan het Latijn ontleende woordje wel uit de weliswaar Nederlandse, maar toch wat Latijns gekleurde dialogen tussen de Romeinen. Als iemand bij z’n naam of functie wordt aangesproken – de functie die door de vocatief wordt uitgedrukt, gebeurt dat in de vorm ‘O Caesar!’ of ‘O centurion!’ Het Yo van Sanders lijkt daar in zowel vorm als gebruik erg op.
Als tweede: het woord rectorman, zelfs in de spelling als één woord weergegeven, heeft een vorm die beperkt blijft tot de vocatieve functie van rector. Ik neem althans aan dat Sanders niet zou zeggen: ‘De rectorman wil me zien’ of ‘Ik ga naar de rectorman toe’. Het toevoegen van het achtervoegselachtige -man aan een woord markeert de vocatieve functie. En dat maakt rectorman een naamvalsvorm van rector.
Jona Lendering zegt
Ik word blij van dit soort observaties.
B.J. Smits zegt
Meer van dit soort knisperende bijdragen over vervallen en glorende naamvallen, o taalkundige Wolfman!
Jan Uyttendaele zegt
In Vlaanderen is ‘Yo’ niet ongebruikelijk als informele begroeting, b.v. ‘Yo (of Jo), de mannen!’ Het betekent dan zoveel als ‘Hallo’. Ik zou het gewoon een tussenwerpsel noemen.
Wouter Steenbeek zegt
Uiteraard. Maar we nemen aan dat verbuigingen en vervoegingen zo ontstaan: wat oorspronkelijk twee onverbogen woorden zijn in een volstrekt analytische syntaxis (d.w.z. elk woord heeft zijn eigen, losse betekenis), smelt soms samen tot een eenheid. We nemen aan dat zwakke werkwoorden zo zijn ontstaan: werkte uit *workjaną-dedǭ – ‘werken-deed’, zo gevormd omdat niet alle werkwoorden ablaut verdroegen. We weten zeker dat het in de Romaanse talen zo gegaan is. De Latijnse toekomende tijd verdween ten gunste van een analytische uitdrukking, net als in de Germaanse talen: VENIRE (H)AB(E)O “ik zal komen”. Binnen een paar eeuwen was dat aaneengegroeid tot een synthetische vorm: verrò, vendré, (je) viendrai. Het is dus niet ondenkbaar dat het geval dat Wolf hier uitlicht het tot echte naamvalsvorm schopt. Dat is het mijns inziens (een versteende genitiefvorm, die ik niet gauw zal opgeven!) nog niet, maar zijn analyse snijdt wel hout.
Jos Rombouts zegt
Bij sommige voornamen is de toevoeging ‘man’ heel gewoon, tenminste als aanspreking. Kinderen of heel goeie vrienden die Jan heten kun je prima “Janneman” noemen. Mij valt ook weleens “Josseman” ten deel. De verbindingsklank is een teken dat Janneman en Josseman als één enkel woord worden opgevat. (Al is dit de allereerste keer dat ik erover nadenk.)