Een van de raadselen van de Nederlandse zinsbouw is waarom je allebei de volgende zinnen kunt zeggen:
- Ze zegt dat ze het heeft gelezen.
- Ze zegt dat ze het gelezen heeft.
Het komt zelden voor dat twee woorden of constructies in taal helemaal equivalent zijn. Er is uiteindelijk altijd wel een reden te verzinnen waarom je soms ik lust dat niet zegt en in anders dat vind ik vies. Maar voor deze twee volgordes is dat nog niet gemakkelijk. Een betekenisverschil lijkt er niet te zijn en ook is de ene vorm niet bijvoorbeeld deftiger dan de andere.
In de loop van de tijd zijn er wel wat factoren gedetermineerd die een rol spelen: in bepaalde regio’s gebruikt men de ene vorm liever dan de ander (al komen ze waarschijnlijk overal allebei wel voor), misschien heeft ritme ermee te maken, maar hoe het nu precies zit, weten we nog steeds niet.
In zijn onlangs aan de Universiteit van Amsterdam verdedigde proefschrift voegt Jelke Bloem een nieuwe mogelijke factor toe aan de verklaring: die van de complexiteit van begrip. Hij maakt aannemelijk dat de volgorde ze het gelezen heeft iets lastiger te begrijpen is dan ze het heeft gelezen. In het tweede geval kom je eerst het betrekkelijk inhoudsloze heeft tegen, zodat je weet: hier begint een werkwoordelijke groep. Pas daarna hoef je de concrete inhoud van gelezen te begrijpen. Bij dat ze het gelezen heeft moet je bij gelezen twee dingen doen – concluderen dat hier de werkwoordelijke eindgroep begint én de inhoud vatten. Daarna komt het betrekkelijk inhoudsloze heeft. De informatie die je moet verwerken is dus ongelijkmatiger verdeeld.
Het is natuurlijk maar een heel klein effect, maar als je heel veel taal bekijkt – en Bloem is een meester in het bestuderen van grote bergen taal met behulp van door hemzelf ontwikkelde software – zie je toch een verschil. Je kunt laten zien dat de kans dat je heeft gelezen vindt in plaats van gelezen heeft toeneemt naarmate de tekst ingewikkelder wordt.
Ook dat ingewikkelder worden kun je op zich aan de hand van subtiele verschillen laten zien. Zo zijn scheidbaar samengesteld werkwoorden zoals afwassen en opbellen ingewikkelder dan niet samengestelde werkwoorden als wassen of bellen. En dus vind je bij de eerste vaker de eenvoudigere volgorde:
- Hij zegt dat hij afgewassen heeft.
- Hij zegt dat hij heeft afgewassen.
Het verschil is zo subtiel dat het niet is na te voelen, in ieder geval niet door mij. Maar kennelijk komt het toch naar voren als je heel veel zinnen bekijkt: de eerste zin is een klein beetje lastiger dan de tweede.
Ondertussen zijn er, zegt Bloem, natuurlijk ook nog steeds andere factoren, die ervoor zorgen dat de ‘lastige’ volgorde nog helemaal niet uitgestorven is.
Afbeelding: Soldaat helpt een kokkin met de afwas, Hippolyte Bellangé, 1827. Rijksstudio
cock van groesen zegt
Bij ‘heeft gelezen’, ligt de nadruk meer op (echt) gelézen, en niet zomaar gelezen (gezien) heeft, naar mijn gevoel.
cxxx
Jakob Jansingh zegt
Als dialectspreker (Gronings) zal ik altijd de ene constructie gebruiken, “heeft afgewassen”, wanneer ik “Hollands” spreek. En de andere, “afgewassen heeft”, als ik dialect spreek. Voor zo’n omschakeling hoef ik niet na te denken, het gaat eigenlijk vanzelf. Ik vermoed dat veel mensen in het Nedersaksische taalgebied dit zullen herkennen.
Frans Daems zegt
Ik denk bij introspectie dat ik in mijn moedertaal (Leuvens dialect) alleen de groene volgorde ‘gelezen heeft’ gebruik. In Standaardnederlands beide volgordes, voornamelijk afhankelijk van het ritme.
Margareta De Smidt zegt
Volgens mij sluit de constructie ‘afgewassen of gelezen heeft’ dichter aan bij de spreektaal en komt die daardoor vaker voor; in ieder geval in het Belgische Nederlands.