Parthonopeus: editiewerk in uitvoering – deel 13
Je kunt de manier waarop Bormans met de taal omging niet los zien van de sociale en politieke ontwikkelingen in zijn tijd. Zoals ik eerder vertelde, ging iedereen in het negentiende-eeuwse Europa op zoek naar een nationale identiteit en dat deden ze onder andere in middeleeuwse teksten. In België raakte deze zoektocht gekoppeld aan de taalstrijd tussen frans- en nederlandstaligen.
Na de Onafhankelijkheid in 1830 waren er grote sociale spanningen in België, die zich concentreerden rond de verschillen tussen de meestal franstalige elite en de nederlandssprekende Belgen. In reactie op de verfransing in het landsbestuur ontstond de Vlaamse Beweging, met als belangrijkste doel om het Nederlands een gelijkwaardige positie met die van het Frans te geven in bijvoorbeeld bestuur en onderwijs. In de eerste decennia na 1830 was het een idealistische beweging van vooral kunstenaars en intellectuelen; pas daarna werd het een bredere nationalistische groepering die in politiek opzicht uiteindelijk behoorlijk ontspoord is. Grote namen uit de begintijd zijn bijvoorbeeld Guido Gezelle, Jan Frans Willems en Hendrik Conscience. Zij zetten zich vooral via hun geschriften in voor een sterkere positie van het Vlaams (waarmee zij de verschillende regiolecten van de nederlandstalige Belgen bedoelden). Sommigen van hen zochten daarbij toenadering tot Duitse geleerden die zich met de germaanse talen bezighielden. Grimm en Hoffmann von Fallersleben vonden in België dan ook een heel wat welwillender gehoor voor hun pleidooi om middeleeuwse teksten te bestuderen dan in Nederland.
Bormans raakte kort voor of tijdens zijn verblijf in Gent in 1836 bevriend met Jan Frans Willems en andere prominenten uit de Vlaamse Beweging. Het uitgeven van middeleeuwse nederlandstalige werken hoorde voor hen bij het legitimeren van de positie van het Nederlands. Natuurlijk speelde daarin de culturele voorlopersrol van Vlaanderen in de Middeleeuwen een rol: dit was het bewijs dat Vlamingen ertoe deden en hun eigen hoogstaande cultuur hadden. Maar daarnaast was het Bormans en zijn collega’s er ook om te doen een soort ‘Oervlaams’ te reconstrueren, omdat ze daar hun moderne spelling op wilden bouwen. Deze belangstelling voor middeleeuwse literatuur heeft soms best (voor negentiende-eeuwse begrippen) goede tekstuitgaven opgeleverd, maar die van Bormans horen daar niet bij. Zijn pogingen tot Oervlaams hebben een raar soort fantasiespelling opgeleverd zoals je dat in geen één Middelnederlandse tekst zou tegenkomen. Hij heeft ook de spelling van de Parthonopeus-fragmenten veel vaker geweld aangedaan dan zelfs voor een negentiende-eeuwse kritische uitgave verantwoord was.
Zoals in de vorige aflevering ter sprake kwam, leek Bormans misschien heel wat meer dan hij was. Uit een reactie van Kris Steyaert op die aflevering is inmiddels zelfs gebleken dat wat ik nog heel welwillend voor een dissertatie in de klassieke talen aanzag, in werkelijkheid een soort scriptie was. Of Bormans een goede classicus was, kan ik niet beoordelen – niemand in de bronnen maakt daar melding van, maar dat wil natuurlijk niet zeggen dat het niet zo is. Het is in ieder geval vreemd dat Bormans vooral als kenner van het Middelnederlands bekend stond, aangezien hij hier geen bijzondere aanleg voor had of, voor zover we kunnen nagaan, scholing in had ontvangen. Zoals ik vorige week aangaf, zijn mensen die Bormans persoonlijk kenden steeds diep van zijn geleerdheid onder de indruk geweest – met wat meer afstand blijft daar echter niet veel van over. Het is jammer dat er zo weinig tijdgenoten over hem als mens hebben geschreven; dat had inzicht kunnen geven in hoe hij zijn directe omgeving zo een rad voor ogen heeft weten te draaien met zijn semi-wetenschappelijkheid op het gebied van de Nederlandse taal en letteren.
Dat eeuwig verguizend spotlachen
In verband met Bormans’ betrokkenheid bij een spellingscommissie rond 1839 heb ik wel iets gevonden dat misschien wat inzicht kan geven in zijn persoonlijkheid. Het gaat over een verslag dat hij na een overleg in 1839 zou maken voor deze commissie, en waar hij zo lang mee wachtte dat de spanning tussen de verschillende kampen steeds hoger opliep. Toen het verslag in 1841 uiteindelijk werd uitgegeven, was dat ook nog eens niet naar ieders tevredenheid; Bormans had er bijvoorbeeld ook lange verhandelingen in opgenomen over onderwerpen waarvan van tevoren bepaald was dat het geen discussiepunten waren. Coopman en Scharpé zeggen in hun Geschiedenis der Vlaamsche letterkunde (1910, p. 86) over het verslag:
Bormans’ tactiek was eene zeer buitengewone. Zijnen tegenstrever verplet hij met molensteenen. Edoch, nu, dat ’s mans taalkunde zelf grootendeels tot de ouwerwetsche is gaan hooren, maken het gemis aan plan, de nuttelooze herhalingen, de lastige uitweidingen, en niet het minst dat eeuwig verguizend spotlachen met alwie anders meent, de lezing van het boek tot zeer zwaren en vervelenden arbeid. De vrees voor den polemist zoowel als het ontzag voor den geleerde zullen echter beide niet weinig hebben bijgedragen om Bormans’ invloed op het regelen van de spelling te vergrooten.
Als kenner van de modus operandi van Bormans (zo durf ik mezelf inmiddels wel voorzichtig te noemen) vind ik dat Coopman en Scharpé de spijker hier heel aardig op z’n kop slaan. Wat mij het meest is opgevallen in Bormans’ editie van Parthonopeus van Bloys: een inconsequente manier van werken, inderdaad veel onnodige herhalingen en uitweidingen, en een bijzonder veroordelende toon wanneer hij het over de eerdere editeurs van de fragmenten heeft, meestal volkomen onterecht.
Foto: Viorica Van der Roest
Kris Steyaert zegt
Dank voor deze boeiende beschouwing. Mij trof de volgende passage: ‘Het is in ieder geval vreemd dat Bormans vooral als kenner van het Middelnederlands bekend stond, aangezien hij hier geen bijzondere aanleg voor had of, voor zover we kunnen nagaan, scholing in had ontvangen.’
Zoals alle studenten klassieke talen in die tijd is Bormans verplicht geweest ook de colleges Nederlandse letterkunde bij te wonen. Aan de universiteit van Luik werden die gegeven door Johannes Kinker. Overigens, toen Bormans op de collegebanken zat, stond de academische neerlandistiek nog in de kinderschoenen. Veel scholing in het Middelnederlands zal er toen niet beschikbaar geweest zijn.
Tijdens zijn opleiding klassieke letteren heeft Bormans naar alle waarschijnlijkheid de beginselen van de tekstkritiek leren kennen. Aardig in dit verband is de volgende bewering van Jozef Vercouillie in het ‘Liber memorialis’ (1913) van de universiteit van Gent. Vercouillie plaatst Bormans in het rijtje van Willems, Blommaert, Snellaert, Serrure en David als grondleggers van de ‘étude scientifique du néerlandais en Belgique’ en noemt Bormans zelfs ‘certainement le plus distingué de tous, grâce à l’application rigoureuse qu’il faisait de la méthode philologique classique à ses travaux de philologie néerlandaise’ (‘Liber memorialis’, Gent, 1913, deel 1, p. 76).
Bormans’ talrijke publicaties op het gebied van de medioneerlandistiek hebben er vanzelf voor gezorgd dat hij als kenner bekend kwam te staan. Zoals u weet, heeft hij naast zijn uitgave van de Parthonopeus edities verzorgd van en gepubliceerd over onder meer (1) Van den Vos Reynaerde, (2) Leven van Sinte Christina de Wonderbare, (3) Leven van Sinte Lutgardis, (4) Sinte Servaes (Veldeke), (5) Middelnederlandse vertaling van Perceval, (6) Aiol, (7) Roelandslied, (8) Dietsche doctrinael, (9) Brabantsche yeesten, (10) Spieghel der wijsheit (Jan Praet), (11) Karel ende Elegast, (12) Middelnederlandse vertaling van de Roman de la Rose en (13) Der naturen bloeme (Maerlant).
Dat Bormans de Parthonopeus systematisch heeft herspeld is inderdaad frustrerend voor de moderne tekstwetenschapper maar mogelijk heeft hij daarnaast waardevolle inhoudelijke en/of tekstuele opmerkingen gemaakt? In de ‘Nieuwe encyclopedie van de Vlaamse Beweging’ (1998) heeft Ada Deprez het over Bormans’ ‘erudiete tekstuitgaven’ (deel 1, p. 559).
Misschien was Bormans toch minder een pseudo-intellectueel en meer een kind van zijn tijd. Dat zult u echter veel beter kunnen beoordelen dan ik.
Viorica Van der Roest zegt
Wederom dank voor de waardevolle aanvullingen! Dat Bormans wel wat onderwijs in Nederlandse letterkunde had ontvangen, wist ik niet (ik ben als mediëvist niet zo thuis in dit deel van de geschiedenis van het vak als u). Maar ik denk dat het punt van ‘geen bijzondere aanleg’ wel overeind kan blijven. Het woord pseudo-intellectueel vind ik ook wat te sterk gesteld voor zijn positie in het vak, zeker omdat in die tijd alles nog vorm moest krijgen. Maar het is wel duidelijk dat Bormans geen gebruik maakte van een weloverwogen werkwijze en, erger, niet de neiging had om zijn eigen standpunten te relativeren of te toetsen.
Dus ja, zeker een kind van zijn tijd, en dat hij in de beginperiode van de wetenschappelijke filologie opereerde heeft er waarschijnlijk juist voor gezorgd dat hij zo’n belangrijke positie heeft kúnnen innemen. Maar er is een duidelijk kwalitatief verschil met veel van zijn tijdgenoten waar het gaat om bijvoorbeeld de bruikbaarheid van zijn edities. Er zijn inderdaad positieve geluiden over Bormans, maar toch veel meer negatieve, al uit de tweede helft van de negentiende eeuw; dat zal in de volgende aflevering van deze serie in ieder geval met betrekking tot de Parthonopeus-editie nader aan de orde komen.
Van de andere uitgaven door Bormans heb ik geen studie gemaakt, dus die kan ik niet beoordelen, maar wat betreft de Parthonopeus is niet alleen de herspelling het probleem. Een ander bezwaar is dat hij de grenzen tussen de fragmenten niet zichtbaar maakte bijvoorbeeld, waardoor er vaak onbegrijpelijke overgangen in de lopende tekst zitten. En hij nam door voorgangers gereconstrueerde of aangevulde verzen over zonder dit in de tekst zichtbaar te maken, dus alsof ze er werkelijk hebben gestaan in het handschrift.
Nu was de betreffende editie ook een haastklus voor Bormans, omdat hij na het overlijden van Deycks plotseling alleen voor het werk stond. Bij lezing van zijn voorwoord krijg je toch vooral de indruk dat hij snel van het werk af wilde en de kantjes er een beetje heeft afgelopen. Op het gebied van de inhoud is hij zeer beknopt. Hij neemt daarnaast – onterecht – een nogal aanmatigend standpunt in tegenover zijn collega’s in Frankrijk die zich met de Oudfranse Partonopeus bezighielden, en tegenover alle voorgaande editeurs van de Parthonopeus-fragmenten. Al met al is de uitgave door Bormans dus ook op inhoudelijk en tekstueel gebied geen aanbeveling.