Deel 1
Bestaat er een taal die meer synoniemen dan het Nederlands heeft voor debatten die even plots oplaaien als dat ze gaan liggen en aldus, onterecht, energieverspilling lijken? Ik noem: heisa, gedoe, reuring, omhaal, kabaal, consternatie, geharrewar, bombarie, tamtam, drukte, stampei, trammelant, stennis, gesodemieter, ophef, tumult, deining, soesa.
Zeker op het misprijzende ‘heisa’ en ‘gedoe’ ben ik de afgelopen maanden geregeld gestuit toen taal in meer gedaanten het nieuws wist te halen. De spreekwoordelijke uitzondering op die regel was gegniffel na een bericht over bol.com. Joekels van taalfouten in een phishing mail waren over het hoofd gezien en zo werd 75.000 euro overgeboekt naar hackers – de verantwoordelijke werknemer was kennelijk alleen op digitale vaardigheid beproefd.
Lezen en schrijven liggen onder vuur, suggereert het ene taalnieuwtje na het andere. In de gestage aanvoer daarvan wil ik een lijn blootleggen, omdat discussies dreigen te worden gekaapt door de politiek die het woord tot dan toe vooral had gebruikt als lettergreep in de mantra be-taal-baar. Die tussenkomst loopt parallel met een discours over formele taalversoepelingen én over ideologische taalverstrengingen.
Deze trends komen terug in een schijnbaar technische polemiek over Ik ga leven van Lale Gül, die ik morgen zal bespreken. Wie dit boek overigens vóór 23.00 uur met één muisklik bij bol.com bestelt, heeft het de volgende dag thuis. Zeker in coronatijd kunnen boekhandels daar niet mee concurreren; de troefkaart van titelkennis, desnoods opgedaan uit geredigeerde media, pareert het bedrijf met bonte lezersreacties die niet gegarandeerd taalfoutvrij zijn.
Eigenlijk was het geld van bol.com bestemd voor een firma in keuken- en badkamerartikelen. Er is bij de webwinkel immers meer te koop dan boeken alleen. Gelukkig hoeft niemand bang te zijn voor wat er tussen twee kaften staat. Daarom toets ik morgen tot slot ook ideeën uit de twee taaltrends aan evenveel recente publicaties: Alle mensen die ik ken van Lisa Huissoon en Mira Feticu’s Liefdesverklaring aan de Nederlandse taal.
Ik vint
‘Heisa berust op misverstand’, kopte De Standaard. De Belgische pendant van NRC Handelsblad stak zo de hand in eigen boezem. Twee dagen tevoren had het beweerd dat in de nieuwe e-editie van de Algemene Nederlandse Spraakkunst een laissez-faire was ingetreden tegenover taal. Inmiddels is die journalistieke slordigheid genoegzaam belicht. Mij fascineert dat het oorspronkelijke bericht twee volkomen uiteenlopende gevoelens had verwekt die allebei een empirische basis misten: taal is aan verloedering onderhevig versus eindelijk hebben gebruikers het onherbergzame Nederlands veranderd.
Er gaan al jaren jobstijdingen over het tanende Nederlands van respectievelijk scholieren, juffen en meesters en van studenten. Mij is altijd bijgebleven dat voor talig zwakke scripties op de universiteit een sticker was ontworpen met het opschrift Kan niet door de taalbeugel. Ik weet nog steeds niet wat ik treuriger vind: dat opschrift of het feit dat niet elke docent de sticker dorst te plakken. Verder herinner ik me onenigheid over wat schrijven precies behelst in proefschriften door kunstenaars, die zij onderzoek noemen en waarbij taal hinderlijk in de weg staat. De praktijk en de onconventionele methoden zouden niet in woorden te vangen zijn. En juist die spanning met taal noopte tot eigen oplossingen waarbij elk grammaticaal stramien zou smoren.
Maar omdat er vlak voor de ANS-hoax veel te doen was geweest om inschikkelijkheid die de Universiteit van Hull had verkondigd voor fouten tegen a homogenous North European, white, male, elite mode of expression, ontstond plots het beeld dat versoepeling in taal alom de norm was. Het wasemde uit een column door Bert Wagendorp in de Volkskrant die deze casus bij een breed publiek gebracht had. Daartoe baseerde hij zich op een signalement daags tevoren in dezelfde, verrechtste krant, die verder in een bijzinnetje had gemeld dat in Hull veel Labour-politici opgeleid waren. Zo oogde de versoepeling definitief politiek geïnspireerd.
Het beleid bestond in Hull al een halfjaar. In de Lage Landen was daar onder de Moerdijk al wat van bekend geraakt door de sensatiekrant Het Laatste Nieuws. Ontsteld reageerden op sociale media N-VA-leider Bart De Wever en zijn partijgenoot Ben Weyts, Vlaams minister van Onderwijs. Voor zijn primeur had Het Laatste Nieuws zich gebaseerd op alarmistische berichtgeving van The Telegraph, een uitgesproken conservatief medium.
Het beeld van een losgeslagen taalelite was echter niet meer te kalmeren met een realiteitsinjectie. In de Volkskrant trok op dezelfde dag zowel Elma Drayer als Zihni Özdil van leer. De laatste verhaalde in zijn opinie nog maar eens over zijn te lage middelbare schooladvies en deed een oproep ‘aan alle jonge allochtonen in Nederland: wrik jezelf compleet los van de giftige wurggreep van wit progressief Nederland.’ Net als Luckas Vander Taelen in België is Özdil voormalig parlementariër van een groene partij. Sindsdien fungeren ze als pain in the ass. Dat extreemrechts bij zulke manoeuvres kan juichen, bewijst een lovend comment dat Sid Lukkassen gaf bij de YouTube-versie van Özdils uitval.
In het katern waarin De Standaard de ANS-rectificatie had geplaatst, nuanceerde psycholinguïst Dominiek Sandra nota bene dat er altijd regels zullen zijn. Ironischerwijs deed hij dat in een voorstel voor vereenvoudiging van het dt-vraagstuk. Over dat zijns inziens onnodige obstakel had hij eerder opzien gebaard. Op de televisie was Kristien Hemmerechts toen ongeveer met hem akkoord gegaan. Haar studenten Creative Writing, zeker NT2’ers onder hen, voelden zich door dt-regels belemmerd in hun scheppingsdrift.
Dit kwam haar te staan op een spottende column van Joël de Ceulaer die memoreerde dat strenge taalgebruikers tegenwoordig ‘taalnazi’s’ heten. Vanuit de Vlaams-nationalistische website Doorbraak werd Hemmerechts getrakteerd op een geseling, toen Johan Sanctorum weer eens de multiculti-riedel bovenhaalde:
Met het ontmantelen van de taal, het geraffineerd communicatie-instrument dat wij als samenleving delen en waarmee wij het burgerschap beleven, verdwijnt het laatste greintje intellectuele weerbaarheid. Hemmerechts is een schrijfster die, 170 jaar na Hendrik Conscience, haar volk leert ontlezen
Ik weet niet of bij deze operetteske voorstelling van zaken meespeelt dat Conscience net voordien een dekoloniserende lezing ondergaan had. Voor Nederlanders moet dergelijk onheilsdenken in elk geval bizar zijn, maar gelukkig hebben kenners al gezegd dat taal, om historische redenen, nogal wat Vlamingen krampachtig maakt annex gecrispeerd. Grappig is ondertussen dat voorstanders van Sandra’s spellingswijzigingsvoorstel prompt met detailcorrecties kwamen aanzetten, ook bij een herziene versie op Neerlandistiek.
Zoals fonetische spelling een baaierd van mogelijkheden kan geven, zo baart een vereenvoudiging meer logica’s en gebruiksgemakken. Sandra’s idee stoelde nochtans mede op woordbeelden: ‘ik vint’ spellen jongeren volgens hem amper. De vraag is dan waarom ‘hij wordt’ lastig blijkt en ’word’ beter aansluit bij taalautomatismen. Voor een antwoord moet er gekeken worden naar leesgewoonten.
Dat was recent in Nederland gebeurd met De leescultuur van jongeren. Uit dat rapport, in opdracht van Stichting Lezen, bleek dat het boek ondergesneeuwd is als bron. Op basis waarvan spreekt men dan toch nog altijd over ‘de canon’? De aanbevelingen om Bekende Nederlanders aan te werven voor een boek en om teksten te bekorten, stimuleren leesniveau volgens mij niet meteen. Voor zover er in de concurrentie tussen hobbypodia wordt gelezen, blijken vooral ongeredigeerde sociale media een referentie voor taal.
Vanuit die optiek stemt het optimistisch dat er concrete plannen bestaan om op middelbare scholen literatuur te betrekken bij Begrijpend Lezen. Dit vergroot niet alleen de woordenschat en het gevoel voor stijl, bovenal kunnen fictieve teksten makkelijker nuances aan het oppervlak krijgen bij het interpreteren. Niet helemaal onterecht is er immers gelachen over de Begrijpend Lezen-truc om de markeerpen los te laten op signaalwoorden. Ik maakte mee dat er racisme werd gedetecteerd in Achille Mbembes antikolonialistische studie Critique de la raison nègre, omdat afleidingen van dit laatste bijvoeglijk naamwoord letterlijk waren vertaald en dus een n-woord opleverden.
Maar complexiteit valt alleen te pareren met meedenken. Dat is een specifieke vorm van vergelijken, een optie die heet te ontstaan door belezenheid. Iedereen die zich tracht te verplaatsen in een ander beseft echter al dat elk woord zijn geschiedenis heeft die werkelijkheden meetrekt. Misschien was dat wel het onthutsendste aan de naamsverandering die recent de jonge partijleider van de Vlaamse socialisten dacht door te voeren. Met de naam Vooruit nam hij niet alleen een negentiende-eeuws gebouw in Gent over, maar ook de ideologische inboedel, inclusief één bijbetekenis die hij voor zijn koers nodig had.
Zoiets getuigt van instagrammatica, waar geld en representatie de wereld moeten vervangen. Zoals de versoepelingen in taal ook afgeschoven werden op een specifieke groep mensen, voor wie het Nederlands inconsequent en moeilijk zou zijn. Toch blijken dt-regels makkelijker voor NT2-studenten. En onderscheidde het rapport onder Nederlandse scholieren een aantrekkelijke groep ‘jongeren die, naast de boeken voor school, ook boeken in hun vrije tijd willen lezen omdat ze hun taalbeheersing willen verbeteren. Dit kunnen bijvoorbeeld jongeren zijn met een migratieachtergrond.’
Unieke vertaalslag
Duizeligmakend is het besef dat dezelfde mensen die taalversoepelingen op hun geweten krijgen ook de motor moeten zijn voor verstrengingen. Recent verscheen de brochure Woorden voor een nieuwe taal, waarin bepaalde uitdrukkingen onmogelijk worden verklaard voor een ‘inclusieve’ samenleving waarin niemand wordt gekwetst. Tegenstanders ontwaren dan een zogeheten slachtofferdenken dat geëscorteerd wordt door een Thought Police, maar dit lijkt me een retorische reflex. Weerstanden tegen de verandering van ‘blank’ in ‘wit’ waren er, maar ik heb niet het gevoel dat daar nog veel om te doen is. Ook niet wanneer mensen ‘blank’ blijven gebruiken.
Wel is het slikken tot hoe recent het n-woord nog zonder enige terughoudendheid in roulatie was. Verbluffend snel heeft die gewoonte haar vanzelfsprekendheid verloren in een strijd tegen racisme. Ook geaardheid en geslacht blijken in een mum van tijd genuanceerdere termen te hebben gevergd. Misschien doordat het in een HEMA-rompertje werd benoemd won ‘genderneutraal’ een verkiezing tot irritantste woord van het jaar, maar dat stopte de verbreiding ervan in het Nederlands uiteraard niet. Er lijken juist grotere finesses te komen. Wat begon als lhbt is momenteel lhbtiqa+, en dat plusje biedt ruimte voor meer aanduidingen.
Die veranderingen zijn de verdienste van jongere assertieve activisten, die een decenniaoud Cultural Studies-jargon uit Amerika hebben geïmporteerd. Het is volgens hen noodzakelijk om achterstelling, armoede en miskenning te verhelpen, maar anderen horen er slechts buzzwoorden in. Door een activistische geestdrift is de brochure dooraderd en dat zorgt voor een tweede effect. Bewustmaking en het signaleren van een ‘blinde vlek’ bij anderen pakt nogal eens tegengesteld uit.
Inzichtelijk wordt dat door de zoveelste karikaturale Knack-column van rechtspopulist Jean-Marie Dedecker, die vermeende taalontwikkelingen naar aanleiding van de Hull-berichten en de ANS-hoax toeschrijft aan een ‘vulgariseringsbrigade’, een ‘genderbrigade’ en een ‘Gutmenschenpeloton’. Alle tegenstanders plaatst hij dus in een militaristische hoek, waar geweld van uitgaat. Preciezer: hij wekt een associatie met guerrillabewegingen die de staat ondermijnen.
Simultaan met de verboden dient Woorden voor een nieuwe taal, conform haar titel, namelijk allerlei alternatieven op. Letterlijk vertaald uit genoemd jargon, en dus anders dan ‘wit’ (white), klinken die woorden in het Nederlands niet authentiek. Dedecker proeft er het avant-gardistische of totalitaire stigma van de zuiverheid in en noemt scholen die ze aanleren ‘heropvoedingskampen’ die vreemd genoeg aan ‘pretpedagogie’ doen. Anderen zien in het taalalternatief calvinistische vreugdeloosheid, een vaker voorkomende metafoor. En voor wie geen geloofsballast draagt zijn de bedoelde woorden veeleer gewichtigdoenerig en moralistisch. Waardoor ze hun doel voorbijschieten en terzijde worden geschoven als woke.
Met dat vierletterige woordje, aan de digitale Van Dale toegevoegd in september 2020, is de kloterij compleet: een geuzennaam voor de een, bullshit voor de ander. Pas recent kreeg het Nederlands als instituut ermee te maken bij Amanda Gormans inauguratie-gedicht: mocht de witte Rijneveld het wel vertalen? Neezeggers repten van unapologetically Black. Dat standpuntleidde tot ontzetting bij Bart De Wever en Jean-Marie Dedecker, en de de extreemrechtse website ‘tScheldt nam met ‘zwartekousenkerk’ de geloofsmetafoor op. Doorbraak stelde dan weer voor het gedicht door Paul Claes te laten vertalen in het Latijn. Dat was nog mild; andere voorstanders van kleurenblindheid waanden zich beknot in hun meningsuiting,
Nu zijn er altijd mensen geweest die meenden afgedreigd te worden en niet alles te mogen zeggen. Soms was dat terecht, soms overdreven. Maar in combinatie met woke denken, dat op de praktijk is gericht, uit nu ‘de elite’ zich als slachtoffer. Het decor wordt dan universitair en hoger onderwijs, dat zich haast diversity officers in te huren met het oog op personeelsbezetting en curriculum, terwijl er ook een debat woedt over objectiviteit. Individuen die zich geviseerd voelen beklagen hun lot onder een maatschappelijke wending tegen witte gevoeligheid. Ze bekennen niet meer alles te kunnen zeggen – op straffe van ontslag. Dus zouden ze zichzelf censureren.
In die redentaties is woke de broer van een cancel culture. Daaronder moet niet alleen de eliminatie van onethisch (taal)gedrag worden verstaan, maar ook de installatie van veilige spreekruimten voor onderdrukte stemmen. Dat maakt de taalbrochure definitief niet meer strikt Noord-Nederlands. Mounir Samuel, eindauteur van Woorden voor een nieuwe taal, gaat er in Vlaanderen trainingen mee geven aan kunst- en cultuurinstellingen. Voor het achterdochtige deel der laaglandse mensheid zal het een teken aan de wand zijn dat deze tournee begint in Gent, de stad waarin Pippi Langkous haar waterloo vond. Voordat ik de verstrengingen nader belicht, wijs ik, conform de dubbele missie van de cancel culture, op één versoepeling in de brochure die opnieuw dezelfde groep mensen isoleert:
Begrijpelijk Nederlands is ook Nederlands. Gezegdes worden omgegooid, er worden nieuwe woordsamenstellingen gemaakt en voortdurend leenwoorden aan de taal toegevoegd. Zo heeft de Nederlandse taal onder (Randstedelijke) jongeren een unieke vertaalslag gekregen. Door open te staan voor de veelzijdigheid en creatieve invulling van de taal blijft taal iets van ons allemaal en komt er zelfs kunst uit voort.
Ik schreef al dat die haakjes dodelijk zijn, maar eigenlijk verdient het hele citaat geen navolging. Het staat in een gevaarlijke stijl, hoe ethisch verantwoord ook. Jongeren met een migratieachtergrond, in een uitzonderingspositie gedwongen, ontvangen hier geen compliment. Het toch al gebutste woord ‘creatief’, dat bij Hemmerechts nog enige omkadering kreeg, slingert alle kanten uit. Degenen die de jongeren wel serieus nemen en dan mogelijk kritiek hebben, blijken bovendien psychologisch defect want niet ‘open te staan’.
Dit is koren op de molen van extreemrechts, dat al kon smullen van teksten die uit de Universiteit van Hull werden gekopieerd. Intentie was daar alle studenten in hun specifieke waarde te laten, resultaat leek een bagatellisering aller waarden. Ik vermoed dat welgeteld één woord die absurde schade aanrichtte: homogenous. Het is een exquise routineverwijt geworden dat, ook in het Nederlands, als de spreekwoordelijke boemerang terugkeert in het gezicht van de identiteitsstrijder. Om het plakken van etiketten tegen te gaan wordt nieuwe lijm aangemaakt. Die tegenspraak kan filosofisch worden ontleed, evengoed valt er maatschappelijk niet tegenop te redeneren dat wat bij de een als fout geldt bij de ander goed is.
Taalverboden maken bovendien de weg vrij voor populisme. Ilja Leonard Pfeijffer was al in het aangeharkte strijdperk getreden tegen woke opstellingen, maar de brochure bood helemaal kansen voor open doel. Voor HP/De Tijd copy-pastete hij verbeterde termen tot een column die zogenaamd helemaal niemand meer zou kwetsen. Deze tekst werd in België overgenomen.
Het lijkt ook net of de taalaandacht van de laatste weken zich in één punt vastboort. Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) heroverweegt nu het gebruik van de kwalificatie ‘westers’ en ‘niet-westers’. In media staat die rechtvaardige overweging gelijk aan ‘stoppen’, zodat extreemrechts weer ruim baan krijgt om te framen tegen bevoordeling van subgroepen.
Ik vrees dat er een tweede golf van spot aankomt voor literatuurwetenschap. Na Karel van het Reves populisme tegen de terminologie, legt de ideologiekritische benadering van teksten zich wederom op het hakblok door identiteitspolitiek jargon binnen te sluizen. Dat er bij een aanvaring tussen zulke discoursen werd voorgesteld niet meer op sociale media te debatteren wegens collateral damage, is treurig. Ze gelden van oudsher als ‘riolen’ van extreemrechts, maar zijn inmiddels ook dé strijdpodia van woke activisten. J.K. Rowling werd er geslacht wegens transphobia, nadat ze per tweet lhbtiqa+-terminologie had bespot in de frase ‘people who menstruate’.
Het lijkt niet toevallig dat Sebastiaan Valkenberg, die vier jaar terug columniseerde tegen bepaalde literatuurwetenschap, nu de markt rijp weet voor een heel boek tegen ‘politieke correctheid’.
Dit artikel is deel 1 van een tweeluik. Morgen verschijnt deel 2.
Laat een reactie achter