Vanmiddag vindt het centraal examen Nederlands voor vwo plaats, en we weten allemaal wat de kans is dat daarin een taalkundig artikel aan bod komt: 1 – 0.9999… Gelukkig was er eerder deze week al het eindexamen Wiskunde A, want daarin ging het wél over taal.
Althans, één van de vragen verwees naar een onderzoek uit 2013 over het gebruik van ronde getallen door links- en rechtshandigen. In het dagelijks leven ronden we getallen vaak af. Het is raar om te zeggen “er waren ongeveer 49 mensen op het feest”. Zelfs als er dan 48 waren, voelt het juister om te zeggen “er waren ongeveer 50 mensen op het feest”. Zo zijn ook allerlei andere getallen vaak afgerond: in een recept staat meestal dat je “een pond” meel moet gebruiken, op verkeersborden dat je niet harder mag rijden dan 100 kilometer per uur, enzovoort. Een verkeersbord waarop zou staan “104” zou je belachelijk vinden, net als een muntstuk van 7,03 euro. Terwijl dat wiskundig gezien natuurlijk even willekeurige getallen zijn als 100 of 5.
Ronder
De onderzoekers uit 2013 (de eerste auteur is de bekende Duitse taalwetenschapper Uli Sauerland) laten zien dat linkshandigen meer geneigd zijn tot afronden dan rechtshandigen. Je kunt erover discussiëren of dit nu over taal gaat of over denken (ik weet niet zeker of je ’50’ op een verkeersbord nu taal moet noemen), maar het zit in ieder geval dicht bij de taalkunde in de buurt. Maar daarbij geldt vooral dat de onderzoekers zich baseerden op een wiskundige definitie van ‘rondheid’ van getallen van de Zweedse taalkundige Bengt Sigurd.
De kwestie is namelijk dat rondheid een glijdende schaal is. De meeste mensen beschouwen 50 bijvoorbeeld als minder rond dan 100 maar als ronder dan 20. Hoe zit dat precies in elkaar? Het heeft in Sigurds definitie in de eerste plaats te maken met het stelsel waarin je rekent, in ons dagelijks leven is dat natuurlijk het tientallig stelsel. 100 is een macht van 10 en daarmee heel erg rond; 50 is de helft en halveren geldt als een ronder soort bewerking dan delen door vijf.
Eurosysteem
Interessant is dat Sigurd daarbij op basis van weliswaar anekdotische evidentie laat zien dat sprekers van verschillende talen verschillend afronden omdat hun getalsnamen een verschillende basis hebben. In het Frans speelt 20 een belangrijke rol (quatre-vingts). Franse prijzen zijn eerder 20, 40 of 60 francs (het artikel is uit 1988) en een Franse snelheidslimiet is (of was) 60 waar Zweden hem eerder op 50 stellen. Sigurd voorspelt overigens al wat er inmiddels is gebeurd: door Europese harmonisatie is ook in Frankrijk de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom 50.
Ik heb niet kunnen vinden of dit soort verschillen ooit systematischer zijn onderzocht. Het Franse systeem is natuurlijk ook niet alleen maar op twintigtallen gebaseerd (je zegt soixante en niet trois-vingts). Bovendien tellen Engelstaligen vaak in twaalftallen (dozens) en twintigtallen (scores), maar SIgurd (die zich daarvan niet bewust lijkt) ontkent juist dat 60 een goed getal zou zijn op een verkeersbord. Je vraagt je trouwens ook af in hoeverre dit nu betekent dat het eurosysteem (muntjes van 20 cent in plaats van 25) sprekers van bepaalde talen bevoordeelt
Hopelijk wordt er een scholier zo geïnspireerd door dit eindexamen dat zij alsnog besluit om taalkunde te gaan studeren en deze kwestie eens en voor altijd op te helderen!
Met dank aan K.P. Hart die het wiskunde-examen hier bespreekt.
Irina zegt
“Score” is een twintigtal. Een twaalftal is in het Engels “dozen”, net als het Nederlandse dozijn.
Marc van Oostendorp zegt
Ja. Verbeterd!
Carel Jansen zegt
Mooi om te zien dat dit interessante rondheidsfenomeen nu zo breed aandacht krijgt. Aardig om te weten is misschien dat collega-taalkundige Thijs Pollmann en ik voor het Nederlands en in het verlengde daarvan ook voor andere talen onderzoek gedaan hebben naar de waarde van de voorspellingen gebaseerd op het werk van Sigurd. De uitkomsten lieten zien dat het nog wat beter kon, en ook dat rondheid niet zo maar uit de lucht komt vallen maar direct gerelateerd is aan wat we ‘favoriete rekenwijzen’ (verdubbelen, halveren en nog eens halveren) hebben genoemd, die bij toepassing op de grondtallen van het gebruikte getalssysteem tot meer of minder ronde getallen leiden. Dat verklaart waarom in een decimaal stelsel, behalve de grondtallen 10 en de machten daarvan, ook getallen als 5, 20, 25, 50, enz. frequent gebruikt worden, terwijl dat in een duodecimaal stelsel behalve voor het grondtal 12 ook geldt voor getallen als 3, 6, en 24. Voor wie meer over ons onderzoek wil weten, zie bijvoorbeeld
http://cjpublications.nl/2001_Jansen_Pollmann-On_Round_Numbers.pdf,
http://cjpublications.nl/1995_Jansen_Pollmann-Ronde_getallen.pdf en
http://cjpublications.nl/2000_Jansen-Van_klinkende_munten.pdf
Marc van Oostendorp zegt
Wat interessant, dank je wel!