Parthonopeus: editiewerk in uitvoering – deel 15
In de vorige aflevering van deze serie stond de kritiek van Van Berkum op Bormans’ editie van Parthonopeus van Bloys centraal. Na inmiddels heel wat vergelijken tussen mijn eigen diplomatische afschriften (gebaseerd op de fragmenten zelf en foto’s hiervan) en de editie van Bormans, kan ik het alleen maar met Van Berkum eens zijn. De problemen met Bormans’ manier van editeren zijn wat mij betreft:
- De spelling van de fragmenten is op veel plaatsen onnodig aangepast aan een soort ‘ideaal’ middeleeuws Vlaams dat Bormans propageerde
- De tekstgeleding in de editie Bormans is niet in overeenstemming met de werkelijke grenzen tussen fragmenten
- Bormans heeft regelmatig woorden vervangen door andere woorden, waardoor vaak de betekenis van de tekst veranderd is
- Of hij heeft zelf tekst erbij verzonnen wanneer er sprake is van een hiaat van enkele verzen, bijvoorbeeld omdat de onderkant van een blad afgesneden is
De beste manier om te laten zien waar het om gaat, is om steeds een stukje van mijn eigen afschriften samen met de betreffende tekst van de editie Bormans te laten zien. Dat had ik het liefst synoptisch gedaan. Maar hoewel WordPress wel kolommen kan maken, blijkt het minder vanzelfsprekend dat die kolommen in een schermweergave netjes de verzen naast elkaar bijven weergeven. Daarom heb ik na veel vruchteloos uitproberen van allerlei kunstgrepen de moed op dit gebied opgegeven en laat ik de kolommen met verzen dan maar onder elkaar zien (lezers van de mobiele weergave van Neerlandistiek zouden ze sowieso al onder elkaar te zien krijgen). Excuses voor het lees-ongemak.
Ik begin deze exercitie met een passage waarin Bormans niet heel veel schade heeft aangericht, want het is heus niet alleen maar narigheid wat de klok slaat. De ernstige vergrijpen komen verderop in de serie aan bod. Het doel van déze aflevering is om de spelling van de editie Bormans te laten zien naast de werkelijke spelling van het dertiende-eeuwse H81 en het laat veertiende-eeuwse H82 (volgende keer is H83 aan de beurt; in aflevering 10 staat een uitgebreide beschrijving van alledrie). Ik heb daartoe één van de zeldzame stukken tekst uitgekozen die in twee handschriften voorkomen. In deze passage wordt Parthonopeus door zijn moeder en de bisschop van Parijs teruggestuurd naar Melior met een magische lamp en de instructie om haar, tegen de afspraak in, met deze lamp te beschijnen om zeker te weten dat hij niet met een demon het bed deelt (zie voor een uitgebreid inhoudsoverzicht van de roman aflevering 1 en over de literaire thematiek rond de lamp aflevering 11-2).
Natuurlijk zijn er wat verschillen tussen de spelling van beide handschriften, en daarnaast hebben de fragmenten allebei hiaten, vooral het fragment uit H81. In mijn diplomatische afschriften zijn u, v, w en i/j genormaliseerd en worden vierkante haken gebruikt om aan te geven dat de tekens daartussen slecht leesbaar zijn en dat ik niet honderd procent zeker ben dat ik ze goed gelezen heb. Mijn interpretatie van de abbreviaturen is cursief weergegeven.
H81 DO sprac sijn moeder over lanc Sone seit soe hebt groten danc Dat ghi u wilt te gode keren Ic sal[re] u enen l[u]st toe leren Dat ghise sult mogen sien al naect 5 Hier es ene lanterne so gemaect Datse no wint no water nemach [...] [...] [...] 10 [...] [...] [...] [...] [...] 15 [...] [...] [...] [...] [...] 20 [...] [...] [...] [...] [...] 25 [...] Als hi te cifdoire quam an tlant Sijn ors leeddi up dat sant Hi was comen daer bi nachte Sine lanterne die hi dar brachte 30 Voerdi so hi verholenlict mochte Daer hi musarde mede sochte Hi voer in dien hogen casteel Al des hem behoevede een deel Vant hi bin dien palaise echt 35 Claer vier . ende grote stallecht Tafelen gerecht die rikelic waren Daer up rikelike candelaren Guldine vate ende selverine Dien wensch van brode ende van wine 40 Ende venisoen . ende alles genoech Hiertoe hem lettel sijn herte droech Hine dranc eentwint none at Al dat hi pensde was omme dat Te doene dat hem was geraden 45 H82 DOen sprac sijn moeder over lanc Sone seit so hebt groten danc Dat gi u wilt te gode keren Ic [salre] u enen lust toe leren Dat gise [sult] mogen sien al naect 5 Hier es ene lanterne soe gemaect D[at se no wint] no water mach [Donkelen] ende bernt nacht ende dach [Nu] wetic wel sal het gescien Daer mede suldise mogen sien 10 Wildire toe varen behendelike Dat radic u wel sekerlike Dat ghi [u] seint ende weset niet Te [sere] vervaert als gise [si]et Want die duvelinne [s]egt mijn w[ae]n 15 Es harde leelijc ende ongedaen Dies bat hem hi seide gherne Doe gaf soe hem die lanterne Hi namse ende deetse daer hi se behelt Doe haddise vast in sijn gewelt 20 D[it] was dat vruchte melioer Sine vaert gereedi ende voer In doire vant hi sinen boet Ende [v]oer ten scepe dat vele groet Ende rikelijc was ende vele goet 25 Te seilne haddi gro[t]en spoet Als hi tceefdore quam an lant Sijn ors leedi op dat sant Hi was comen daer bi nachte Sine lanterne die hi daer brachte 30 Voerdi so hi verholijcst mochte Om dat hi musaerdie sochte Hi voer in dien hogen casteel Van al dies hem beho[efd]e .i. deel Vanti] binnen den palayse [echt] 35 [Claer vier] ende groe[te sta]llecht [Tafelen] gerecht [die] rikelic waren [...] [...] [...] 40 [...] [...] Hine dranc .i. twint no en at A[l] wat hi peinsde was omme dat Te doene dat hem was geraden 45
Dan de editietekst van Bormans (1871, vers 2071-2115). Die is gebaseerd op de tekst in H82; de hiaten heeft hij aangevuld met verzen van H81 en in de voetnoten bij de tekst staan verder (meestal, daarover straks meer) de varianten van H81. Bormans heeft de tekst van H81 niet zelf afgeschreven, maar gebruikte daarvoor de editie van Massmann uit 1847.
Bormans Doen sprac sijn moeder overlanc. "Sone," seit soe, "hebt groten danc, Dat ghi u wilt te Gode keren. Ic salre u enen lust toe leren, Dat ghise sult moghen sien al naect. 5 Hier es ene lanterne so ghemaect, Dat se no wint no water mach Donkelen, ende bernt nacht ende dach. Nu, wetic wel, sal het ghescien, Daer mede suldise moghen sien, 10 Wildire toe varen behendelike. Dat radic u wel sekerlike, Dat ghi u seint, ende weset niet Te sere vervaert, als ghise siet. Want die duvelinne, seght mijn waen, 15 Es harde leelijc ende onghedaen." Dies [soe] bat hem hi loofde gherne; Doe gaf soe hem die lanterne. Hi namse ende deetse daer hi se behelt. Doe haddise vast in sijn ghewelt: 20 Dit was dat vruchte Melioer. Sine vaert ghereedi ende voer. In dOre vant hi sinen boot Ende voer ten scepe, dat vele groot Ende rikelijc was ende vele goet; 25 Te seilne haddi groten spoet. Als hi [te] Chiefdore quam aen tlant, Sijn ors leedi op dat sant. Hi was comen daer bi nachte. Sine lanterne, die hi daer brachte, 30 Voerdi so hi verholenlicst mochte, Om dat hi musaerdie sochte. Hi voer in dien hoghen casteel; Van al dies hem behoefde .I. deel Vanti binnen den palayse echt, 35 Claer vier ende grote stallecht, Tafelen gherecht, die rikelic waren; Daer up rikelike candelaren, Guldene vate ende selverine, Dien wensch van brode ende van wine, 40 Ende venisoen ende alles ghenoech. Hier toe hem lettel sijn herte droech: Hine dranc .I. twint no en at. Al dat hi peinsde, was omme dat Te doene, dat hem was gheraden. 45
Zoals te zien is, heeft Bormans vooral erg veel ‘gh’ geschreven waar er in het handschrift ‘g’ staat. Soms staat er trouwens in de handschriften wel ‘gh’, maar meestal niet. Een andere eigenaardigheid van zijn spellingsvisie is dat overal het persoonlijk voornaamwoord so (=zij), zoals het in H82 voorkomt, is veranderd in soe, maar dat komt in deze passage toevallig maar één keer voor, in vers 2.
Nog wat andere bijzonderheden dan. In H81 staat in vers 32 verholenlict; in H82 staat er verholijcst. Bormans heeft ervan gemaakt: verholenlicst, maar hoewel hij de lezing van H82 meldt in een noot (bij zijn vers 2101, p. 81), noemt hij hier niet de variant van H81, en verantwoordt hij ook niet hoe hij tot de keuze voor verholenlicst gekomen is. Zomaar een voorbeeld van de willekeur waarom Lieftinck en Van Berkum de uitgave afkeurden.
In vers 17 heeft Bormans ‘seide’ vervangen door ‘loofde’. Hij verantwoordt dit in een voetnoot als volgt: “ik schrijf loofde, dat is beloofde; anders ware gerne stoffelijk te nemen: ‘Gherne’.” (1871, p. 81). Met andere woorden, dan staat er: ‘Dit vroeg zij hem. Hij zei: ‘graag’.’ De vraag is of dat geen prima lezing is en waarom je het zou willen veranderen, maar in de hele editie staan erg veel van dit soort wijzigingen van de hand van Bormans. Hij meende blijkbaar zelf beter te weten dan de kopiisten wat er moest staan. Waarmee ik helemaal niet wil zeggen dat Bormans het niet goed geraden heeft: het kan er best hebben gestaan in de auteurstekst. De lezing van H82 (of de voorbeeldtekst van H82) kan immers een kopiistenfout zijn. Maar raden blijft het, en dat was ook in de negentiende eeuw al niet wenselijk in een wetenschappelijke editie.
In al zijn veranderdrift heeft Bormans dan weer niet de overduidelijke kopiistenfout uit H82 vers 23 hersteld. Daar staat ‘in doire’. Nu speelt de rivier Oire/Ore (in Byzantium) een belangrijke rol in het verhaal, maar Parthonopeus is op het moment dat zijn moeder hem de lantaarn geeft in Blois en zijn boot zal dus in de Loire gelegen hebben. Jammer genoeg is het betreffende vers in H81 niet bewaard, maar gelukkig is er ook nog de Oudfranse voorbeeldtekst. Daar staat ‘A Loire troeve son batel’ (editie Collet en Joris, 2005, vers 4471). Maar Bormans (die dit zo had kunnen nakijken in de uitgave van de Oudfranse Partonopeus door Robert en Crapelet uit 1834) heeft de fout keurig intact gelaten: ‘In dOre’, en geeft er verder ook geen toelichtend commentaar bij in de voetnoten. Zucht.
Foto: Viorica Van der Roest
Laat een reactie achter