Geschiedenis van het Nederlands in 100 literaire werken (8)
Aan boeken wordt in de middeleeuwen nog zo veel zorg besteed dat je alleen al daarom eigenlijk geloofde dat wat erin stond waar was. Eeuwenlang hadden ze vooral gediend om de waarheid in het Latijn te vertellen aan degenen die het konden lezen. Ondertussen moet er ook in de dialecten die later de basis voor het Nederlands zouden vormen ook verhalen en gedichten hebben bestaan, die werden alleen niet opgeschreven, omdat men dat niet de moeite waard vond. Er was een hiërarchie van talen die min of meer gelijk was aan een hiërarchie van media (geschreven of gesproken) en van de waarde van het gezegde.
Brandaan was een Ierse abt die echt heeft geleefd, in de zesde eeuw, al heeft hij waarschijnlijk niet de avonturen beleefd die aan hem worden toegeschreven. Zijn verhaal werd in de loop der eeuwen steeds onwaarschijnlijker. Aan het begin van De reis van Sinte Brandaan (rond 1150), een avonturenverhaal, wordt de lezer op een ironische manier duidelijk gemaakt dat hij wel alles moet geloven wat hier wordt opgedist: het staat namelijk in een boek. Brandaan was een ongelovige lezer die van ergernis een boek met soortgelijke wonderen verbrandde en die toen op reis moest om met eigen ogen te aanschouwen dat het allemaal echt waar was. En die dat uiteindelijk allemaal volgens het verhaal opschreef in een boek. Omdat hij een heilig man was, schreef hij dat boek (waarschijnlijk) in het Latijn.
Tekstvoorbeeld
– Hoert! Hier moghedi leeren
Van den goeden Gods wijse –
Hoe dat twee paradijse
Boven der eerden waren.
Doe las hi voert te waren,
Van vele wonders datmer in vant
Ende menich groet eylant.
Oec las de wijse heere,
Hoe dat eene weerelt weere
Hier onder dese eerde,
Ende alst hier dach werde,
Dat daer dan nacht zye.
Hi las dat hemele waren drie.
Van visschen hi ghescreven vant
Hoe dat een wout ende een lant
Ghewassen stont up zine zwaerde.
Dat wederseidi aerde
Om datso onghelovich was.
Oec las hi hoe dat Judas
Gheniette Gods ontfaermichede
Ende hi ghenade hadde mede
Alle sondaghes nachte.
Hi en wilde no hi en mochte
Dies emmer niet gheloven,
Hi en saecht met zinen oghen.
Van toerne verberrendi den bouc
Ende gaf den scrivere eenen vlouc.
Hertaling
Hoor! Hier kun je leren
Van de goede wijze van God
Hoe er twee paradijzen
Op aarde waren.
Toen las hij verder om te leren
Over de vele wonderen die men [in de wereld] kon vinden
En van menig groot eiland
Ook las de wijze heer
Dat er een wereld zou wezen
Hier onder deze aarde
En als het hier dag werd
Dan zou het daar nacht worden.
Hij las dat er drie hemelen waren
Hij las over vissen
Die op hun rug een bos en een stuk grond hadden groeien.
Maar dat ontkende hij heftig
Omdat het zo ongeloofwaardig was
Ook las hij hoe dat Judas
Gods barmhartigheid genoot
En hij iedere zaterdagavond
Genade kreeg (van de helse straf)
Hij wilde en kon
Dit niet geloven
Als hij het niet met eigen ogen zag.
Uit woede verbrandde hij het boek
En sprak over de schrijver een vloek.
Over de taal
Brandaan is behalve een avonturenverhaal ook een traktaat over het verschil tussen geschreven en gesproken taal. Het verhaal gaat over iemand die een boek schrijft waarin hij zijn eigen belevenissen vertelt en we kennen het verhaal ook uit een boek, maar het eerste woord van het hierboven aangehaalde fragment is Hoort en dus gericht op luisteraars.
Dat het boek op het gehoor geschreven was, blijkt ook uit het rijm: geloven en ogen rijmen niet, maar liggen op het gehoor dicht genoeg bij elkaar dat ze ook nu nog in liedjes en andere teksten die je kunt horen. Zoiets geldt ook voor zachte en mochte. Nu werd de oorspronkelijke tekst waarschijnlijk in het Rijnland geschreven, in een dialect dat je net zo goed Duits als Nederlands zou kunnen noemen, maar het is onwaarschijnlijk dat het daar wel precies rijmde; overigens is dit een meer naar het Nederlands aangepaste versie. Brandaan was echt geschreven op het gehoor. Dat blijkt trouwens ook uit het feit dat spelling er ook niet toe deed. Voor het oog rijmen zye en drie niet, maar voor het oor wel.
Een opmerkelijk rijmpaar voor de moderne lezer is vand / eiland. In het moderne Nederlands ligt klemtoon bij woorden die eindigen op twee medeklinkers vaak op de laatste lettergreep (serpent, diamant, triljard, accent). Het woord eiland is daar een uitzondering op, net als vijand en nog een handjevol woorden. Het eigenaardige is dat die uitzonderingen er in het middelnederlands er mogelijk niet waren: eiland en vijand konden er rijmen op woorden op –ant, ook in andere teksten dan de Brandaan. Het is overigens ook denkbaar dat klemtoon bij dit soort woorden als minder belangrijk werd beschouwd voor het rijm. In dit fragment rijmt trouwens Judas ook moeiteloos op was.
Nog een aardig detail: onlangs promoveerde Isabeau De Smet op een proefschrift over hoe sterke werkwoorden zwak worden en zwakke soms sterk. Dit fragment geeft een voorbeeld van dat laatste: de dertiende-eeuwer kon nog schrijven gheniette waar wij zouden zeggen genoot.
Verder lezen
Zie het lemma over de reis van Sinte Brandaan op Literatuurgeschiedenis.org (en de verwijzingen die daar staan; bovendien staat daar ook de berijmde hertaling van Willem Wilmink.)
Marcel van Dijk zegt
Interessant artikel, maar ik herken in het dialect geen Duits. Waar zit hem dat dan in?
Marc van Oostendorp zegt
Ja, dat was een beetje onduidelijk. Dit is een ‘Nederlandse’ versie van het oorspronkelijk in het Rijnland geschreven verhaal. Ik bedoelde dat het niet waarschijnlijk is dat het vreemde rijmpaar is overgenomen uit de oorspronkelijke versie.
Wouter Steenbeek zegt
Ik wil dit graag nog eens lezen. In het Middelnederlands vanzelfsprekend. De middeleeuwen hebben nog steeds zo’n onterechte slechte reputatie. Wij denken vaak dat je toen voor de minste afwijkende gedachte onverwijld op de brandstapel kwam, hier speculeert een twaalfde-eeuws boek rustig over meer dan één hemel en krijgt Judas zijn gnostische heldenrol als ongelukkige vervuller van Gods wil.