Over de herkomst van Vroegnieuwnederlands unger, unjer ‘tovenaar’, ungersei ‘duivelszwam’ en Noord-Hollands unjer ‘heermoes’
Hongaar
Van ‘Hongaar’ en ‘Hongaars’ komen in de geschiedenis van het Nederlands twee varianten voor. De oudere variant luidt Honger, hongersch, met de klemtoon op de eerste lettergreep. Die benaming is waarschijnlijk via het Duits ons taalgebied binnengekomen, vergelijk Oudhoogduits en Oudsaksisch Ungar, Middelhoogduits en Vroegnieuwhoogduits Unger ‘Hongaar’. De Duitse naam is dan weer uit de Slavische woordstam *ǫgŭr- ontleend, vergelijk Pools węngier, Tsjechisch uher, Servisch ùgar ‘Hongaar’, en de Slavische naam gaat op Bulgaro-Turks Onogur ‘tien-stammen’ terug, de naam van een Turks steppenvolk waarmee de Slaven de eveneens uit het oosten komende Hongaren in verband brachten.
De jongere Nederlandse variant heeft een aa in de tweede lettergreep die in de moderne standaardtaal beklemtoond is: Hongaar, Hongaarsch/Hongarisch. Die accentuering wijkt af van Duits Ungar, Ungarn, enzal onder invloed van andere volkerennamen zijn ontstaan, in de eerste plaats ‘Tartaar’, dat al in de dertiende eeuw als Middelnederlands tartare voorkomt, naast tater met beginklemtoon. De landsnaam ‘Hongarije’ kent ook beide varianten met -er- en –aar-, maar zowel Hongerie and Hungarie komen al in de dertiende eeuw voor.
De aa-vormen in het moderne Duits en Nederlands zijn onder invloed van Middeleeuws Latijn Hungarus, Hungaricus, Hungaria opgekomen, die zelf waarschijnlijk als latinisatie van de Oudhoogduitse Ungar-vormen hun a hebben gekregen. De oudste Latijnse vormen, waarmee de Hongaren in de annalen en heiligenlevens uit de tiende en elfde eeuw aangeduid worden, zijn Ungri en Hungri, in latere bronnen overheerst (H)ungari. De additionele H- die het Latijn bezit en die later ook het Nederlands, Engels en Frans hebben overgenomen is waarschijnlijk toegevoegd onder invloed van de naam van de Hunnen, een volk dat in hetzelfde gebied (Pannonië) Midden-Europa binnenkwam.
Overzicht van de vormen:
– ‘Hongaar’: Middelnederlands donghere ‘de Hongaar’ (1301-1310, West-Vlaams), Honger, Onger (1301–1325), Vroegnieuwnederlands Honger (1530), Hongaer (1574).
– ‘Hongaars’: Vroegnieuwnederlands ungersch, hongersch (1530), hungersch (1574); hongaersch (1684), Hongarisch (1769), Hongaarsch (1856). Een Hongarische boel ‘een janboel’ (1905, WNT).
– ‘Hongarije’: Middelnederlands hongerie (1265–1270, West-Brabant), hungarie (1276–1300, Oost-Brabant), Hongheren (1485), Vroegnieuwnederlands Hongherijen, Ungerien (1530), Hongherland (1599), en Ungarien (1530), Hongarije (1599), Ongaryen (Brugge, ca. 1600).
Middeleeuws Latijn:
– ‘de Hongaren’ : Ungri (Annales Altaich, Lobbes, Magdeburg), Hungri (Chronicon Vedastinum, Annales Mettenses, Annales Medardi Suessionensibus, Annales Quintini Veromandensis, Vita S. Deicoli, Vita S. Heriberti, Gesta Abbatum Lobiensium).
Unger, unjer ‘tovenaar’
Een heel ander woord is Nl. unger, unjer, eunjer, uunjer, dat voornamelijk in de zeventiende-eeuwse literatuur voorkomt. Als zelfstandig naamwoord betekent het ‘tovenaar, heks, spook’, als bijvoeglijk naamwoord ‘geslepen, sluw, snaaks, vreemd, bevallig’. Het leeft voort in Noord-Hollands unjer, eunjer ‘akkerpaardestaart, heermoes’, dat waarschijnlijk een specialisatie van het bijvoeglijk naamwoord unjer voorstelt. Afleidingen zijn verder Vroegnieuwnederlands ungeren, unjeren ‘toveren’ (alleen in woordenboeken aangetroffen, vanaf 1599) en ungersei, unjersei, eunjerei ‘soort stinkzwam’.
In 1822 stelt Bilderdijk dat unjer ‘toverheks’ uit Hungaar verbasterd is, en daarbij lijkt op het eerste gezicht te passen dat de oudste vormen bij Kiliaan een ng hebben waar de latere woorden met nj verschijnen. Vercoullie (1925), WNT s.v. unjer (1983) en Weijnen (2003) nemen daarom Bilderdijks verklaring in hun woordenboeken over, maar De Vries (1971) twijfelt er terecht aan. Het probleem zit hem zowel in de fonetiek als in de betekenis. De klankcombinatie ng levert normaal niet nj op, vergelijk honger en andere woorden. Wat de betekenis betreft: hoewel ‘Hongaars’ soms voor ‘rommelig, chaotisch’ staan kan, veronderstelt zeventiende-eeuws (e)unjer ‘tovenaar’, ‘geslepen’ een andere associatie, die nergens direct voor ‘Hongaars’ geattesteerd is. Een bijkomend argument is dat (e)unjer zowel bijvoeglijk als zelfstandig naamwoord is, terwijl het bijvoeglijk naamwoord, indien het woord ‘Hongaars’ er aan ten grondslag zou liggen, toch *unjers zou moeten luiden (het geïsoleerde unghers ‘maleficus’eenmaal bij Kiliaan legt geen gewicht in de schaal, omdat het uit unghers eyeren geabstraheerd kan zijn). Het is dus mogelijk dat het b bijvoeglijk naamwoord ouder is dan het zelfstandig naamwoord. De volgende etymologie komt met die aanname overeen.
De oudere rechten van ng, de betekenis ‘tovenaar’ en de Noord-Hollandse j wijzen als bron voor unger, unjer eenduidig in de richting van Middelnederlands onghehier,als bijvoeglijk naamwoord ‘weerzinwekkend’, als zelfstandig naamwoord ‘spookverschijning’, Nieuwnederlands onguur, ongier ‘akelig, guur’, dat uit ontkennend on- en het Middelnederlandse ghehiere, gehuer ‘fijn, aangenaam’ bestaat (voor het dialectische verschil tussen -hier en –huur in dit woord, zie De Vaan 2017: 456). Uit Middelnederlands ongehier, ongehuur ontstond door wegval van de h ongier, onguur.
De betekenisontwikkeling is dan duidelijk: van ‘afschrikwekkend’ naar ‘geslepen, sluw’, en bij substantivering leverde ‘de akelige’ het zelfstandige naamwoord unger ‘tovenaar, heks’ op. Ook de naam van het onkruid ‘heermoes’ kan als ‘schrikbeeld’ van elke tuinier en landbouwer op basis van het bijvoeglijk naamwoord verklaard worden.
De klankvorm berust op de wegval van h, waardoorhet woord morfologisch ondoorzichtig werd. Bovendien, of beter gezegd daardoor, kwam de klemtoon op on- te liggen, waardoor de tweede lettergreep tot –er gereduceerd werd. De Hollandse verandering van g in j past in het plaatje van de Kustnederlandse palatalisatie van het onbeklemtoonde voorvoegsel ge- tot je-, die ooit algemeen moet zijn geweest(De Vaan 2017: 164). Uit *on-gehier ontstond dus eerst *on-jehier, daarna *onjier, vervolgens onjer en daaruit unjer. De rekking van de beginklinker u- tot eu- en uu-, ten slotte,is misschien door de zeldzame groep nj te verklaren, in ieder geval vinden we nooit een lange klinker geschreven in de vormen met bewaarde ng (of de Assendelftse veldnamenuit 1600 dat oyngersteck, dat oyenger stuckgen, die Boekenoogen 1897: 1098 noemt, als /ø:ngerstek/=‘unger-stuk’ te interpreteren zijn, is onzeker).
Overzicht van de vormen (zie WNT s.v. eunjer [1918]en unger [1983]):
– zelfstandig naamwoord ungher-hoere ‘heks’ (Hol., 1599), Nieuwnederlands eunjer, uenjer, unjer ‘tovenaar, heks; boze geest, spook’ (1617 tot ca. 1715, later alleen unjer bij Bilderdijk).
– Samenstelling: unghers eyeren (Kiliaan, Hol. 1599), ungers eyeren (1644) ‘soort stinkzwam, Phallus impudicus, duivelsei’, ongers eyeren (1675), eunjerei (1864). Dodoens, in de posthume editie 1644 van zijn Cruydt-Boeck, schrijft:
“Dan den ghemeynen man heet het in Hollandt Ungers eyeren oft Oniers eyeren, dat is Duyvels eyeren oft Toovenaers eyeren, als sommige dat woordt uytlegghen: ende daernae is het van deselve in ‘t Latijn oock Manium oua oft Daemonum ova gheheeten.”
– bijvoeglijk naamwoord unghers ‘kwaadaardig, duivels (Hol., 1599), eunjer ‘geslepen, sluw, snaaks, vreemd’ (1611 tot 1642, bij Bredero met velarisering van de n ook eungjer).
– zelfstandig naamwoord ‘akkerpaardestaart, heermoes, equisetum arvense’: unjer (1779, 1811), in moderne dialecten komt volgens de PLAND unjer alleen in West-Friesland, Texel (uunder met hypercorrecte nd) en een paar plaatsen in de Friese Zuidwesthoek (MoWFri. onjer, ûnjer) voor. Dodoens noemt deze naam voor equisetum arvense niet.
– werkwoord ungheren (Hol., 1599), ungeren (1648), unjeren (1669) ‘toveren’, enkel in woordenboeken.
Literatuur
Boekenoogen, Gerrit (1897), De Zaansche volkstaal. Bijdrage tot de kennis van den woordenschat in Noord-Holland, Leiden: Sijthoff.
PLAND = Database Plantennamen in de Nederlandse Dialecten, www.meertens.knaw.nl/pland/.
de Vaan, Michiel (2017), The Dawn of Dutch, Benjamins.
Marcel Plaatsman zegt
In een Texelse veldnaam heeft de plantnaam een buitenissige ontwikkeling ondergaan. Wat in 1615 nog Uijnderhoorn was, dus “heermoeshoek”, werd in 1840 als Eendelshoorn opgegeven en niet veel later, in 1865, als Ezelsoren (Schraag 1990, Veldnamen van Texel). Tegelijk komt de plantnaam in de woordenboeken nog wel terug (“uunder”), maar hij zal voor de eigenaars van het stuk grond wel niet doorzichtig genoeg zijn geweest.
Jona Lendering zegt
Ik ben blij met dit stuk. Ik heb altijd gedacht dat de Magyaren “Hongaren” heetten omdat West-Europeanen er Hunnen in herkenden.
Weer een vooroordeel verloren. Daar doen we het toch voor.
Olivier van Renswoude zegt
Dit komt mij aannemelijk voor, maar ik heb enkele kanttekeningen.
“Bovendien, of beter gezegd daardoor, kwam de klemtoon op on- te liggen, waardoor de tweede lettergreep tot –er gereduceerd werd.”
Had de zelfstandige vorm niet in de regel reeds de klemtoon op dit voorvoegsel? Vergelijk ondier, ongemak, onheil, onlust, onraad, onrust enz., Duits Ungeheuer. Dit kon vervolgens van invloed zijn op de beklemtoning van de bijvoeglijke vorm.
De rekking van de beginklinker in eunjer is te verwachten als de lettergreep daar ooit open was, d.w.z. dat deze vorm is ontstaan uit een drielettergreepse voorloper *un-i-er, en die lijkt het beste te verklaren uit Oudfries *un-hiōra, oftewel een *ga-loze vorm.
Dan vraag ik me af of de vormen met -g- niet slechts het gevolg waren van hypercorrectie of van volksduiding aan de hand van ongersch, ungersch ‘Hongaars’ e.d.
Michiel de Vaan zegt
Beste Olivier, dank voor je reacties. Wat je eerste vraag betreft: ja, de zelfstandige vorm met beginklemtoon (ook zonder *ga, dus *un-hiuri) kan inderdaad meegespeeld hebben, goed punt.
Wat betreft de rekking in eunjer: je bedoelt dat OFri. *unhiora tot *unjora werd, en dat zo de nj verklaard wordt? Maar dan stond *u- dus niet meer in gesloten lettergreep (want voor n+j). Bovendien is de rekking in open lettergreep Oudnl. en de eu- in eunjer juist chronologisch recenter dan u-.
Wat hypercorrectie betreft: ik kan natuurlijk niet bewijzen dat het niet zo ging, maar het lijkt me toch minder waarschijnlijk. Ten eerste vanwege de attestaties (bijv. ungherhoere zonder -s(ch)-, de eu- in eunjer past niet bij ‘Hongaars’), ten tweede vanwege de betekenis (van ‘Hongaars’ is geen verband met ’tovenarij’ bekend’), ten derde vanwege de vorm: hypercorrectie van nj leidt niet heel logisch tot ng, het kan bijv. ook tot nd leiden, zoals op Texel.