Een wankele constructie van René Broens
Eind vorig jaar verscheen een nieuwe vertaling van René Broens van Van den vos Reynaerde met een uitvoerig nawoord, waarin hij een voorschot neemt op zijn nog te verschijnen studie over de interpretatie van dit meesterwerk. Willem Kuiper besprak het lovend in deze weblog en schreef ‘kom maar op, René Broens, met je interpretatie!’
Door de tekst te lezen als een parodie op het heiligenleven bij uitstek, de passie van Jezus, zoekt Broens maximale betekenis in de tekst. Dat is een verstrekkende interpretatie, die een stevige onderbouwing vereist. De meeste recensenten staan positief tegenover zijn nieuwe vertaling, maar de reactie op zijn nawoord is er een van eerst zien en dan geloven.
Religieuze overinterpretatie
Broens is niet de eerste die religieuze verwijzingen in de Reynaert bespeurt. Zo ziet hij net als Bouwman en Besamusca in hun editie (p.186) een religieuze allusie in Reynaerts biecht voor de hofdieren. In de bekentenis dat hij als welp bloeddorstig werd na bij het spel een lammetje doodgebeten te hebben, ziet Broens een verwijzing naar het offeren van het paaslam. Bouwman en Besamusca menen echter dat dat het samenspelen van de vos met de lammetjes geïnterpreteerd moet worden als een verwijzing naar een paradijselijke toestand. Dwingend zijn beide verklaringen niet. Het lijkt me een overinterpretatie van Reynaerts verklaring waarom hij het slechte pad opging.
Meer dan een maximale betekenis zoekt Broens in de verzen ‘Dat Reynaert toen straalde van geluk,/lijkt mij geen wonder te wezen./Was hij dan niet van de dood genezen?’ Volgens Broens verwijzen deze verzen naar de wonderbaarlijke redding van een gehangene. Er staat volgens mij niet meer dan dat het niet verbazingwekkend was dat Reynaert uitermate blij was toen hem genade verleend werd. Als de dichter de kwalificatie ‘geen wonder’ gebruikt, is dat niet noodzakelijk een omkering van een mirakel uit een heiligenleven.
Het heiligenleven van Reynaert?
De grootste moeite heb ik met Broens’ interpretatie van het woord ‘vijte’ in de proloog, wat Broens verklaart als ‘vita’, heiligenleven. De dichter zou dit woord als een genresignaal gebruiken om aan te duiden dat de Reynaert gelezen moet worden als een literaire parodie op het genre van heiligenleven. Daarmee sluit hij aan bij de betekenis die Lulofs daar eerder aan gaf. Die wijkt echter af van de nauwkeurige Nederlandse vertaling die Bouwman en Besamusca maakten. Zij kozen ervoor het woord neutraal te vertalen als ‘levensbeschrijving’ in plaats van ‘heiligenleven’. Broens’ totale Reynaertinterpretatie staat of valt met de betekenis die aan het woord ‘vijte’ in de proloog toegekend wordt.
Dat de Reynaert een parodie is op een heiligenleven heeft Broens al eerder naar voren gebracht in verschillende publicaties. Daarop heb ik indertijd met een artikel in Tiecelijn gereageerd door de betekenis van het woord ‘vite’ te onderzoeken. De Middelnederlandse betekenissen van het woord ‘vite’ zijn onderzocht door een corpus aan te leggen van 289 citaten met het woord ‘vite’ en zijn spellingsvarianten. De oudste vermelding van ‘vite’ is te vinden in het Leven van Sint Servaas, een heiligenleven. Jacob van Maerlant schrijft ook over de ‘vite’ van Alexander de Grote, geen heilige, of over de Duitse keizer Otto I, ook geen heilige. Naast ‘levensbeschrijving’, kan ‘vite’ ook ‘leven’ of ‘manier van leven’ betekenen. Jan van Heelu schrijft dat de Saracenen ‘van wilder viten’ zijn. En in de Madelgijs wordt de ‘vite’ gehekeld van iemand die leeft als een beest. In een fabel uit de Esopet houdt een wolf een hond voor dat ze beter niet kunnen ruilen, maar elk hun eigen ‘vite’ houden. Beatrijs gebruikt het woord wanneer ze haar zondig leven opbiecht. Kortom, het woord ‘vite’ wordt in middeleeuwse bronnen niet noodzakelijk verbonden met heiligheid en het betekent niet meer dan ‘levensbeschrijving’. Pas in de negentiende eeuw krijgt het Latijnse woord ‘vita’ in het Nederlands de specifieke betekenis van ‘heiligenleven’. Zowel Broens als Lulofs past deze latere betekenisverschuiving dus anachronistisch toe op het Middelnederlandse woord.
Broens’ constructie
Op uiterst creatieve wijze heeft Broens door gebruik te maken van suggesties van eerdere onderzoekers de vita van Reynaert gebricoleerd. Deze contraptie is een duizelingwekkende intellectuele tour de force, maar helaas ontbreekt het filologische fundament. Het uitgangspunt van Broens dat de Reynaert ‘dialogeert’ met het genre van het heiligenleven is principieel onjuist. De receptie van de Reynaert wijst er veel eerder op dat de tekst niet los te zien is van een lekenmoraal die zelfhandhaving, zich in leven houden en de eer bewaren, centraal stelt. Een soort fabel dus.
Reynaert de Vos. Vertaling en nawoord René Broens. Amsterdam [Stichting Voetnoot] 2020, 202 p., geïll. € 23,00.
Willem Kuiper zegt
Ik besprak de vertaling positief en welwillend. Ik begrijp ook waarom René Broens die parodie erin ziet. Maar zoals het hierboven door Jan de Putter geformuleerd wordt: “Willem Kuiper besprak het lovend […]” is geen correcte weergave van mijn bespreking.