Wat Nederlanders ongenoemd laten als ze Nederlands spreken en waarom
- “Ik houd van andere muziek.”
Stel dat ik u plompverloren de bovenstaande mededeling zou doen. Dan zou die waarschijnlijk weinig informatief voor u zijn. Als u het gesprek serieus wilt aangaan, zult u waarschijnlijk proberen te raden wat ik met ‘andere muziek’ bedoel of u zult het aan mij vragen.
Dat is logisch. Met het naamwoord ander kun je geen volledige mededeling doen, er hoort nog iets bij – laten we dat een complement noemen. Dat complement kun je expliciet noemen, zoals in:
- “Ik houd van andere muziek dan wat mijn buurvrouw altijd speelt.”
- “Ik houd van andere muziek dan er meestal op de radio wordt gedraaid.”
- “Jij houdt van hiphop, maar ik houd van andere muziek.”
Dat zijn allemaal zinvolle en voor communicatieve doelen volledige mededelingen. Je kunt het complement ook impliciet laten als het uit de context wel blijkt.
- “Ik houd van andere muziek.” (met bedenkelijke frons gezegd in een kroeg waarin luide muziek wordt gedraaid)
- Jan: “Ik houd van Mozart.”
- Marie: “Ik houd van andere muziek.”
Impliciete informatie
Nou is het gekke dat er allerlei schijnbare uitzonderingen zijn op de regel dat je het complement van ander op z’n minst uit de gesprekscontext moeten kunnen afleiden. Neem deze zin van internet:
- “Een andere geaardheid hebben is voor Meike niet vreemd.” (www.wlgroep.nl)
Het is de eerste zin van een artikel, er is dus geen context, en toch zullen veel lezers de zin zonder enige moeite interpreteren – en ook nog allemaal op ongeveer dezelfde manier. En ook hier op Neerlandistiek vermoed ik dat vrijwel alle lezers de zin ook weer gelijk zullen interpreteren. Het ontbrekende complement “dan de heteroseksuele” hoeft blijkbaar niet genoemd te worden en zelfs niet uit de gesprekscontext te blijken. Blijkbaar levert de context van de Nederlandstalige taalgemeenschap het complement aan, als een soort vanzelfsprekendheid.
We zitten nu op het terrein van de pragmatiek – de studie van het kruispunt van maatschappelijke normen en taalgebruik. Binnen dat brede onderzoeksveld wordt onder meer onderzocht wat er in gemeenschappen genoemd moet worden of juist als zo vanzelfsprekend wordt beschouwd dat het ongenoemd kan blijven.
“Een andere taal”
De volgende krantenkoppen van de afgelopen dagen verraden ook iets over het pragmatische systeem van een gemeenschap die in elk geval de nieuwsconsumenten in Nederland omvat:
- “Kwart Nederlanders spreekt thuis een dialect of andere taal” (De Telegraaf)
- “Kwart Nederlanders spreekt thuis een dialect of andere taal” (Nederlands Dagblad)
- “Kwart Nederlanders spreekt thuis een dialect of andere taal” (MSN)
Ook hier zien we het naamwoord ander gebruikt zonder complement. Het gaat om krantenkoppen, dus een context is er voor de koppensneller niet. Het gekke is dat het CBS, dat de bron vormt van het nieuws, het complement in z’n persbericht wel heeft gegeven:
- “Kwart 15-plussers spreekt thuis dialect of andere taal dan Nederlands” (CBS)
Koppenmakers houden van korte koppen en zo te zien heeft er iemand in het redactieproces het complement overbodig geacht en geschrapt. Blijkbaar is ‘andere taal’ voor de lezers van de genoemde kranten eenduidig als ‘andere taal dan het Nederlands’ te interpreteren.
Het bovenstaande geldt niet voor alle media. Zie bijvoorbeeld:
- “Kwart 15-plussers spreekt thuis dialect of andere taal dan Nederlands” (Neerlandistiek)
- “Een derde van de Drenten spreekt thuis Drents of andere taal dan Nederlands” (RTV Drenthe)
Naar de reden van die wat langere formuleringen kan ik natuurlijk alleen maar raden, maar ik vermoed dat de collega bij Neerlandistiek en de redacteur van RTV Drenthe zich ervan bewust zijn dat het helemaal niet zo vanzelfsprekend is dat Nederlanders thuis Nederlands spreken.
Frame
Want die vanzelfsprekende aannamen zijn lang niet altijd juist. In Friesland spreekt volgens het CBS 50 procent van de mensen thuis hoofdzakelijk Nederlands, in Limburg 46 procent en in Drenthe 65 procent. De enige Nederlandse provincie waarin het percentage thuis-hoofdzakelijk-Nederlands-sprekers boven de 90 procent ligt, is Utrecht.
Toch maken die cijfers weinig uit voor de manier waarop Nederlanders de wereld waarnemen. Ze zien blijkbaar vooral het stukje waarin mensen thuis Nederlands spreken. Voor zulke waarneming wordt vaak een kader (bijvoorbeeld rondom een tekening) als metafoor genomen, meestal in de Engelse vertaling frame. Alles wat buiten het kader valt, wordt niet meteen waargenomen, het zijn de uitzonderingen op de regel. Ik heb die term frame wel eerder in een stukje gebruikt en toen schreef een lezeres daar op Facebook een boze reactie (“wat een geklets in de ruimte, tenenkrommend”) onder, want wat ik schreef had immers “niets, maar dan ook niets met ‘framing’ (rotwoord) te maken”. Dat is ook zo en dat had ik ook niet gezegd. Het woord framing wordt namelijk vaak gebruikt voor een bewuste techniek om mensen op een bepaalde manier over een onderwerp te laten denken, terwijl het woord frame kan worden gebruikt om te beschrijven hoe mensen de wereld waarnemen. Ter voorkoming van onnodige bozigheid: in die descriptieve zin gebruikte ik het in dat stukje toen en zo gebruik het nu ook – en over framing zeg ik wederom helemaal niks.
“Alle nieuws gaat over Nederland”
Een tweede frame voor Nederlandse krantenlezers lijkt te zijn dat nieuws in principe over Nederland gaat. Dat viel me op toen ik de afgelopen weken nieuwsberichten over corona las. Een voorbeeld:
- “Meer dan 10.000 nieuwe coronagevallen, hoogste aantal sinds kerst” (Reformatorisch Dagblad)
De eerste zin verraadt dat het gaat om op één dag geconstateerde gevallen. Zonder door het hierboven genoemde frame te kijken, zou je kunnen denken dat 10.000 nieuw geconstateerde besmetting heel erg weinig is, althans in vergelijking met wat er op wereldschaal daarvoor steeds werd geconstateerd. Maar het bericht ging niet over de wereld, maar uitsluitend over Nederland. Dat wordt pas in de tweede alinea expliciet gemaakt. Blijkbaar was het in de kop niet nodig dat te zeggen, omdat het als vanzelfsprekend werd aangenomen.
Interessant is wat dat betreft de volgende kop van Omrop Fryslân:
- “RIVM: 228 nije coronabesmettingen” (Omrop Fryslân)
In het bijbehorende artikel hoef je niet zo heel lang te wachten op de toelichting dat het gaat om 228 in Friesland geconstateerde gevallen. Dat staat al in de eerste zin. Maar voor de kop is die Friese context blijkbaar niet nodig. Het lijkt erop dat de redactie ervan uitgaat dat de lezers van het Friese nieuws ervan uitgaan dat het nieuws in principe over Friesland gaat.
“Nederlands is de taal van Nederland”
Hierboven heb ik twee frames besproken die voor Nederlanders in het algemeen zo vanzelfsprekend zijn dat ze het mogelijk maken om informatie impliciet te laten: het frame ‘in Nederland spreekt in principe iedereen thuis Nederlands’ en het frame ‘nieuws gaat in principe over Nederland’. Ik wil nog een derde frame noemen, namelijk: ‘De Nederlanders en de sprekers van de Nederlandse taal zijn vrijwel overlappende groepen mensen’. Daar kun je het eerstgenoemde frame in stoppen, maar er valt ook nog binnen dat het Nederlands niet de taal is van mensen die in een ander land dan Nederland wonen of die een andere dan de Nederlandse nationaliteit hebben. Ook dat is natuurlijk een incorrecte waarneming van de werkelijkheid. Naast allerlei kleinere groepen horen er ook nog miljoenen inwoners van Vlaanderen bij. Marc van Oostendorp heeft op Neerlandistiek vaker wat over dat frame geschreven, bijvoorbeeld hier en hier.
Ik heb vaak inleidende cursussen taalkunde voor diverse groepen talenstudenten gegeven. Een tentamenvraag die ik als een soort lakmoespapier kon gebruiken om meteen aan het begin van de toets na te gaan of een student de colleges had gevolgd, was de vraag: “Is het Nederlands wat sprekersaantal betreft tegenwoordig een grote of een kleine taal? Licht je antwoord toe.” Dat is een basale kennisvraag met een eenduidig antwoord. Immers: ruim 99 procent van alle nu gesproken talen heeft minder sprekers dan het Nederlands. Studenten die de colleges niet hadden gevolgd, waren makkelijk te herkennen, die antwoordden doorgaans dat Nederland maar een klein landje was. Ze noemden de taalnaam Nederlands niet eens, maar vonden het blijkbaar vanzelfsprekend om het grondgebied van Nederland gelijk te stellen aan het Nederlandse taalgebied. Uiteraard leverde hun dat vanuit een lekenframe beredeneerde antwoord geen punten op.
Laat een reactie achter