De biografie Erasmus. Dwarsdenker van Sandra Langereis biedt vooral een verhaal met een held. Het is een knap staaltje historisch werk, waarin Langereis duidelijk veel bronnen heeft verwerkt – en de hoeveelheid bronnen over Erasmus is overstelpend –, en waarin ze regelmatig keuzes heeft moeten maken uit verschillende interpretaties. Maar dat je in het boek door blijft lezen is omdat ze heeft gekozen voor een verhaal met een intellectueel als held voor wie je in de loop van het boek sympathie krijgt en wiens anticlimactische dood in de laatste zinnen er juist door het gebrek aan drama in hakt:
Erasmus stierf niet als martelaar. Hij stierf als mens. In zijn eigen bed.
Het verhaal wordt weliswaar regelmatig onderbroken door, op hun beurt vaak ook weer razend interessante, beschouwingen over aspecten van Erasmus’ tijd. Langereis gaat echter niet in discussie met geleerden die een andere interpretatie van de gebeurtenissen voorstaan, ze geeft geen een beschrijving van de speurtocht die de auteur moet hebben gemaakt, ze maakt geen vergelijking met de eigen tijd (‘Erasmus was een vroeg slachtoffer van de cancelcultuur’; zulke dingen kan de lezer zelf ook wel verzinnen). Erasmus blijft centraal staan: een specifiek beeld van Erasmus, maar tenminste een beeld. Het is een soort show, don’t tell van de geschiedenis: discussieer niet over de vraag of Erasmus nu antisemitisch was, laat zien dat hij alleen antisemitische passages schreef toen hij woedend werd op een bekeerde Jood die in zijn vrome christelijkheid probeerde te voorkomen dat de leerstoel Hebreeuws in Leuven door een Joodse geleerde werd gevuld. Je merkt pas hoeveel onderzoek er in het boek zit is als je de voetnoten leest.
IJzerenheinig
Een gevolg is dat Erasmus tot leven komt. Als een man die een slechte start maakt in het leven – hij was de onwettige zoon van een priester, en onder dat stigma heeft hij zijn hele leven gezucht; bovendien overleden zowel zijn vader als zijn moeder toen Erasmus zijn opleiding nog niet voltooid had, waarna hij een schraperige voogd hem in een klooster stopte. Maar ook als een man die al op heel jonge leeftijd ontdekte waaraan hij zijn leven wilde wijden: het najagen van kennis en geleerdheid. Makkelijk was het niet, het betekende eerst decennia lang, ondanks steeds stijgende roem, afhankelijk zijn van de aalmoezen die vorsten en kerkelijke functionarissen hem toewierpen, en later dat hij onder vuur kwam van beide zijden in de godsdienstoorlog.
Een gevolg is ook dat de schrijfster eigenlijk voortdurend de zijde kiest van haar hoofdpersoon. Hij is echt de held. Zijn voogd in zijn jeugd, het klooster waar hij de eerste jaren doorbracht, degenen die hem later bekritiseerden: ze hadden geen van allen gelijk. Het maakt het tot een mooi heldenverhaal waarin nu eens een geleerde de held is omdat hij geleerd is: iemand die temidden van domkoppen en opportunisten de rug recht houdt en ijzerenheinig blijft proberen de wereld in alle nuance beter te begrijpen.
Als Nederland ooit een held heeft opgeleverd, was het Erasmus.
Ketterijen
Ik kan me ook nauwelijks voorstellen dat dit verhaal niet in grote lijnen klopt – kritiekloos is Langereis ook weer niet. Vooral het verhaal over hoe Erasmus met de opkomst van Luther ineens vermalen wordt in de stroom van de tijd, is heel overtuigend. Het verwijt tegen Erasmus is altijd geweest dat hij laf was en niet durfde kiezen. Langereis laat zien dat het een tikkeltje anders ligt – dat Luther en de inquisitie gedreven werden door eenzelfde soort anti-intellectuele benadering van het geloof en dat dit hetgeen was dat Erasmus het meest tegen de borst stuitte. Hij had sympathie voor sommige van Luthers voorstellen tot kerkhervorming, maar kon zich niet vinden in diens grote stelligheid. Hoewel hij waarschijnlijk een diep gelovig man was, gold voor Erasmus ook dat de bijbel en de christelijke overlevering alleen begrepen konden worden als menselijke producten, met alle fouten die daaraan kleefden. Je kón daarom niets met al te grote stelligheid zeggen. Een ketter was alleen wie zichzelf als ketter bestempelde.
Erasmus’ tragedie was dat hij té redelijk was. Als mensen pamfletten publiceerden met krankzinnige verwijten aan zijn adres, haalde hij er niet zijn schouders over op (‘don’t feed the trolls’), maar wilde hij die pamfletten pareren. Het gevolg is dat er vijfhonderd jaar na dato nog steeds mensen bezig zijn met die lijsten ‘ketterijen’ uit zijn werk.
Kraakhelder
Interessant daarbij is dat Langereis Erasmus vooral portretteert als een taalgeleerde, een filoloog, iemand die enorm veel heeft betekend voor de kennis van het Latijn, het Grieks en het Hebreeuws (al kwam de laatste taal te laat in zijn leven om haar nog echt te kunnen leren). Zijn opvattingen over kerkvaders als Hieronymus en Augustinus en zijn werk aan de bijbel waren allemaal primair filologisch en niet theologisch. Omdat de overlevering van al dat werk gedaan was door mensen, waren er menselijke fouten in geslopen, die een mens ook moest kunnen proberen te herstellen. Het betekende dat hij ontdekte dat de Heilige Drievuldigheid niet echt genoemd wordt in de bijbel – de vindplaats was gebaseerd op een vertaalfout. Dat betekende niet dat het niet waar was, want ook buiten de bijbel konden waarheden worden gereveleerd, maar het moest wel gezegd worden.
Bovendien laat Langereis aan het eind van haar boek zien hoe belangrijk Erasmus geweest is voor het onderwijs in, bijvoorbeeld, Nederland. Een groot deel van zijn werk was pedagogisch van aard, en behoorde tot het domein dat we nu tot de (praktische) taalbeheersing zouden rekenen: boeken met spreuken, met voorbeelden van conversatie, met taalschatten die je bij het schrijven kon gebruiken. Heel veel van dat werk werd nog lange tijd daarna gebruikt, net als zijn kraakheldere uitleg van verschillende boeken in de bijbel.
De ondertitel van Langereis’ biografie is Dwarsdenker. Dat woord wekt de suggestie van iemand die bewust dwars ligt, die het leuk vindt om zich tegen de meerderheid te keren. Zo iemand komt uit de biografie niet naar voren. Eerder lijkt Erasmus een echte denker, en ieder denken is noodzakelijkerwijs tot op zekere hoogte onafhankelijk en daarmee ‘dwars’. Maar ik verbeeld me dat Erasmus voldoende dwars was om zich tegen een predicaat als ‘dwarsdenker’ te verzetten. Hij wilde weten hoe het zat: daarin was hij uiteindelijk compromisloos.
Sandra Langereis. Erasmus. Dwarsdenker. Amsterdam, De Bezige Bij, 2021. Bestelinformatie bij de uitgever.
Dick Boer zegt
Als leek durf ik niet te veel te vinden van dit boek, maar toch een opmerking:
U schrijft: Hoewel hij waarschijnlijk een diep gelovig man was enz.
Het is toch op z’n minst merkwaardig dat in zo’n degelijke biografie dat niet naar voren komt?
Ik vind dat echt een omissie (zoals er wel meer zijn).
Marc van Oostendorp zegt
Ik weet niet zeker wat u bedoelt: vindt u dat Erasmus’ geloofsleven onvoldoende aan de orde komt? Maar dat wordt toch ook niet bepaald onder stoelen of banken gestoken?
Harm Mooibroek zegt
Tijdens het lezen van de biografie maakte ik voor mezelf ongeveer dezelfde kritische kanttekeningen, zoals: een al met al wat te geflatteerd beeld van Erasmus en de niet zo adequate kwalificatie als dwarsdenker. Toch is er ook een kritische noot die ik eigenlijk mis. Er is wel gezegd dat Erasmus de enige was die de Reformatie misschien had kunnen voorkomen als hij in 1521 op de Rijksdag van Worms acte de présence had gegeven. Ook al is dit dan ‘if history’ en als zodanig van beperkte relevantie, in zo’n doorwrochte biografie als van Langereis hadden er toch wel minstens een paar woorden over gezegd mogen worden.
Bart Haers zegt
Ik vroeg me ook wel af hoezeer Erasmus een dwarsdenker kon zijn, maar zijn tekstkritische onderzoek naar de bijbel was anders wel heel erg dwars, net zoals zijn afwijzing van de theologie beoefend volgens de regels van de scholastiek. Als men er zich (alsnog) rekenschap van geeft dat Paus en universiteiten, Parijs, Leuven, Keulen… de burchten en bewaarders waren van de ware theologen en die theologen weigerden in te zien dat de teksten die ze lazen, niet alleen door onvrijwillige kopieerfouten waren besmet, maar vaak ook door verkeerde lezingen als gevolg van onkunde – Graeca non legitur – waardoor men zelfs van Aristoteles, Augustinus geen betrouwbare teksten ter beschikking had, dan was de oefening, een levenslange opdracht aan zichzelf opgelegd die teksten te herstellen en te zuiveren, een ultieme vorm van dwarsdenken; Zijn novum Instrumentum omne, met de herstelde Griekse grondtekst en daarnaast de door hem voorgestelde Latijnse vertaling, te verkiezen boven de door de kerk en theologen vooropgestelde Vulgaat, overigens ook door het Concilie van Trente op de index geplaatst, laat zien dat Erasmus wel degelijk met moed en zelfopoffering zijn werkzaamheden verrichtte en publiceerde. En ja, hij zocht sponsors, maar dat deden zijn opponenten ook.