Soms denk ik wel eens: “Toch jammer dat er geen hiernamaals bestaat.” Dan ben ik iets tegengekomen dat ik graag zou delen met een overleden collega of nóg liever met de middeleeuwse auteur zelf. Deze week was dat Jacob Verdam, de man achter het fenomenale Middelnederlandsch Woordenboek.
In het MNW-artikel MENICH staat onder betekenisonderscheid 2) Menig:
Het gaat om het citaat uit Die alder excellenste cronyke van Brabant. De hele zin luidt in de oorspronkelijke druk van Rolant vanden Dorp, Antwerpen 1497:
Ende corts daer te voren, te wetene bi der keyseren Dyoclesianus ende Maximianus tide, ontellike vele martelaren, menich eewich dusent. (fol. B3v).
Zoals u op de afbeelding zien kunt, had vader Jacob geen bevredigende verklaring voor dit woordpaar ‘menich eewich’ en vandaar zijn vraagteken. Volgens mij gebeurde dit maar hoogst zelden. Jacob Verdam was nagenoeg ‘alwetend’.
Deze week werkte ik aan de integrale editie van het Bredase handschrift met als hoofdtekst het Spel van het Sacrament van de Nyeuwervaert. Dit laat-middeleeuwse toneelstuk is ingebed in tal van korte(re) teksten, zoals de wonderen die het Sacrament verrichtte, die als bouwstoffen dienden voor Jan Smeken, de briljante auteur van dit prachtige mirakelspel. [Behalve aan een nieuwe integrale editie wordt er ook gewerkt aan een hertaling van het hele handschrift in hedendaags Nederlands door Ludo Jongen en mijzelve.]
Gekomen bij wonder [24] (in onze telling) las ik:
Item Alijt, Jans Laets dochter, wonende te Breda op te vyschmerct, een onvermoghende, swaer wijf van lichame, seer vercropelt, die bynnen .v. of .vi. jaren niet uten huyse noch inder kercke ghecomen en conde, ghelovede haer bedevaert voer dat heilighe Sacrament ende hoir te doen weghen. Ende so is sy by hulpe van haren gheburen ende met grooter arbeide voir dat heilighe Sacrament gheleidt ende waert daer gheweghen ende bleef sitten inde scale voir theilighe Sacrament in hare innicheit ende gebede. [fol. 16r] Ende daer na waert sy opgheheven uter scalen ende si seide: “Houdt uwe hant van my! Ick hope dat ick vertroost bin.” Daer nam sy een stocxken ende ghinc alleene thuyswaert sonder leyden. Ende sy ende menich eewich mensch die dat saghen danckten ende loveden den lieven heilighen Sacramente. Dit ghesciede .xix. dage in junio int jaer .xlix. vorscreven.
Omdat dit wonderverhaal ook opgenomen is in de editie van het spel bezorgd door W.J.M.A. Asselbergs en A.P. Huysmans, Zwolle 1955, keek ik eerst hoe zij daarin met dit ‘menich eewich’ omgesprongen waren. In een voetnoot annoteren zij ‘eeuwich’ als: eerbaar, betrouwbaar.
Kon mij niet overtuigen. Dus de CD-ROM Middelnederlands aan het werk gezet, en zo vond ik dat vraagteken van Verdam hierboven en dacht ik: “Jammer dat ik hem niet kan vertellen dat ‘menich eewich’ ook voorkomt in het Spel van het Sacrament van de Nyewervaert.
Met die Jan Smeken zou ik overigens ook dolgraag kennismaken. Zou hem willen vragen of hij ooit het spel heeft zien opvoeren, zoals hij dat voor ogen had toen hij het schreef, en hoe dat toen opgevoerd werd. Zou hem ook willen complimenteren met zijn lumineuze theatrale vondst: de duivels Belet van Dueghden en Sondich Becoren als schakels tussen de scènes waaruit het toneelstuk opgebouwd is. Maar helaas, dat zie ik dus niet gebeuren, want ik geloof niet in een leven na de dood.
Denk dat Jacob Verdam na het zien van deze vindplaats bij Jan Smeken hoofdschuddend de annotatie van Asselbergs en Huysmans gelezen zou hebben en in plaats daarvan wederom een ? geschreven zou hebben.
Verdam overleed in 1919. In theorie zou hij nog de letter E van het Woordenboek der Nederlandsche Taal in staat van wording onder ogen gehad kunnen hebben, want de aflevering met daarin het artikel EEUWIG verscheen in 1916. [Met oprechte dank aan Roland de Bonth, INT, die mij dit vertelde, en tevens zo goed was om mijn verhaal te proeflezen.] Niet dat dit WNT-artikel EEUWIG Verdam veel verder geholpen zou hebben:
Waar Verdam in elk geval nog niet over kon beschikken was het internet met zijn zoekmachines. Ik vond voor hem de volgende vindplaatsen:
1) In deel 4 van de boeken van de Haarlemse rederijkersvereniging De Pellicaen, met als motto Trou moet blijcken, staat een toneelstuk dat als titel meekreeg [Menich Bedruct Hart aen een droege chijsterne verleijt]. In regel 711 zegt het personage Valsche Perswasij:
Theeft Immers goet geweest menich eewich Jaer. alsoomen wel claer / over al can probeeren. want al ons voorsaeten / Luijden van eeren.
2) Historie van broer Cornelis Adriaensen van Dordrecht (1569), editie Johanna Fenyn en Dirk Smout:
Ende al by naest tselfde is oock met Luther dien vermalediden hooft ketter geschiet: daerom, och goeliens, ba besiet doch eens wien dat ghy uwer sielen salicheyt betrout. Ja en bey, wast doen niet wel rechts tijt dat den Magistraet quam loopen vraghen of zijn leeringhe en zijn gheloove oock goet was, alsser so menich eewich hondert duysent milionen zielen deur zijn feninighe pestilentiale leeringhe ter ewigher verdoemenisse ghevaren waren.
3) Deel 2: ’t Vervolgh der wonderbare sermoone gepredickt binnen Brugge, Deventer 1639:
ghy hebt willen alderhande ketteryen vereenighen ende tsamen brocken / ende daer een Gheloove af maecken / ende gheleert datmen wel deur alderhande Ghelooven en Religien can salich werden / waer deur ghy menich eewich hondert duysent million zielen inde eeuwighe verdoemenisse gheleydt hebt.
3) Den spieghele des kersten levens, Antwerpen 1545:
Item om dye gulsicheyt / ende oncuysheit / ende wulpsce sotheyt te volgen / wat gaeter menich eewich goet te niet / wat gater menich persoon bijster mede
4) Onser vrouwen clage ofte Palmsondach, Antwerpen 15??:
Mijn lieue moeder het moet aldus gheschien Ende wetet mi danck dat ick dien scat vinden sal die so menich eewich iare verloren heeft gheweest welcken scat dien ick nv ende inder eewicheit wtuer[co?]ren heb.
5) Dit is vander vruchten des lidens ende der passien ons liefs heeren Jhesu Cristi […], Leiden 15??:
Ende alle dat bitter liden dat die soete Ihesus van buten leet en was niet te gelijcken bi dat swaer liden dat hi leet van binnen want hi doersach dat so menich eewich mensch hem des ondeelachtich maken soude ouermits haren sonden
Natuurlijk heb ik ook nog even gezocht naar ‘menich eeuwich’, en ja hoor, dat komt ook voor:
6) Zeeuwsche nachtegael:
Dit’s ’tongheschapen woort, dat d’aerde vast besloten
Heeft water-golven diep rontomme toe-gheschoten,
Dat d’hooge lucht verciert met menich eeuwich licht,
En daer de clare Maen en Son heeft aen gesticht.
7) Oorspronck ende voortganck vande Nederlantsche oorloghen […]. Door wijlen Everhard van Reyd, Amsterdam 1644:
Ende ghelijck Philippus om de Pauselijcke Beelden ende Afgoden te hanthaven / menich eeuwich mensch brande / alsoo heeft Herodes de Beelden vande Keysers van Roomen den Ioden teghens haere Wetten opghedrongen / sich verwerrende alle beyde met hare vreemde eergierighe raedtslaghen soo verre / dat sy in misvertrouwen teghens haere secreetste vrienden / jae teghen wijf ende kinderen gheraeckten.
8) Die ordonnantie Godts […] door Melc[hi]or Hoffman, Amsterdam 1611 (1530)
O hoe menich eeuwich d[uy]sent worden daer nae door alsulcke verleyt :
9) Die cronycke van Hollant, Zeelant ende Vrieslant […], Dordrecht 1585:
Meer kon ik op dat moment niet vinden, maar naarmate er meer teksten gedigitaliseerd zullen worden, zal het aantal vindplaatsen zeker stijgen.
Mijn andere proeflezer, Inge Van Outryve (BML), maakte mij vervolgens aan het schrikken door met een Duitse vindplaats aan te komen:
10) Das Plenarium […] Basel 1514.
Ach gůnstiger gott vnd herr / wie manig ewig tyrann lebt yetz vff erdtreych / nit allein bey den vnglaubigen türcken vnd heyden me auch bey den christen /
Direct mijn romanistieke vraagbaak Jelle Koopmans geconsulteerd met de vraag of hij iets vergelijkbaars in het Frans kende. Het antwoord was negatief. Jelle kwam niet dichterbij dan: ‘maint et maint’.
In het online Mittelhochdeutsches Wörterbuch wordt Tauler geciteerd met ‘manig ewig’, maar zonder enige toelichting:
Ik laat het graag aan iemand anders over om uit te zoeken of wij het van de Duitsers hebben of de Duitsers van ons. Wel wil ik opmerken dat ‘menich eewich’ mijns inziens beter bekt dan ‘manig ewig’. In ‘menich eewich’ is de rithmische herhaling beter hoorbaar.
Om een lang verhaal kort te maken. Mijn vermoeden dat de annotatie van Asselbergs en Huysmans een fantasietje was, is er alleen maar sterker op geworden. Als u het mij vraagt heeft ‘ee(u)wich’ in de uitdrukking ‘menich ee(u)wich’ geen inhoudelijke betekenis. Het is een versterking van ‘menich’: niet zo maar ‘menich’, maar ‘menich’ tot in de eeuwigheid, en dat is heel veel.
Natuurlijk heb ik nagedacht over hedendaagse voorbeelden van rijmende, in wezen betekenisloze versterkende woorden. Kwam niet veel verder dan: super duper. ‘Duper’ heeft geen andere functie en betekenis dan super van een superlatief te voorzien.
Kortom, voortaan annoteer of vertaal ik: ‘menich ee(u)wich’ met: ontelbaar veel.
Tegenspraak en commentaar zijn altijd welkom.
De digitale inkt was nog niet opgedroogd of ik ontving een e-mail van Roland de Bonth, waarin hij mij wees op een bron in het WNT waarvan ik de vindplaats niet geverifieerd had:
De Beroerlicke tijden zijn gedigitaliseerd door Google Books, en zo vond hij deze bladzijde in deel 4:
Ferd. Vanderhaeghen, bibliothecaris van de Hoogeschool van Gent enz. is mij voor geweest met zijn annotatie. Waarmee onbedoeld een van mijn stellingen bewezen werd: Wetenschap is niet zo zeer zelf iets nieuws bedenken als wel weten wat een ander al bedacht heeft.
Ook blijkt achteraf dat het WNT Jacob Verdam wél de goede weg gewezen zou hebben als hij het had geraadpleegd.
Henk Wolf zegt
Deze mooie observatie lijkt aan te sluiten bij eerdere observaties dat woorden waarin universele en existentiële kwantoren zitten in de West-Germaanse talen nog weleens een versterkende functie hebben gekregen. In het hedendaagse Engelse ‘many ever thousand’ is daar nog wat van overgebleven dat sterk lijkt op wat WIllem Kuiper voor het Nederlands laat zien.
Zulke kwantoren hebben zich ook nog weleens ontwikkeld tot elementen die iets van onbestemdheid uitdrukken (zoals Engels ‘however (much)’, Duits ‘wie(viel) auch immer’ en ook voorbeelden als ‘wat ooit’ in de betekenis ‘wie dan ook’ in 17e-eeuws Nederlands). Het zou me niet verbazen als in de gegeven Vroegnieuwnederlandse voorbeelden ook sprake is van grote, maar wel onbekende aantallen. Als dat klopt, zouden de sprekers van toen niet hebben kunnen zeggen dat ze ‘menig eeuwig jaar getrouwd zijn, namelijk vijftig’, zoals we nu niet kunnen zeggen dat iemand ‘*God-weet-hoe-veel jaar getrouwd is, namelijk vijftig’.
joshoutsma zegt
Asselbergs en Huysmans baseerden zich wel degelijk op het MNW, ewich II, rein, kuis, eerbaar, dat wil zeggen confom de zedewet. Het fraaie bewijsmateriaal dat Willem Kuiper heeft verzameld maakt evenwel aannemelijk dat dit inderdaad niet de betekenis is die makers van de teksten en hun lezers voor ogen stond.
Ik denk dat we de oplossing moeten zoeken in de richting die Henk Wolf suggereert. Je zou alleen graag meer bewijsmateriaal zien voor dit specifieke gebruik van eeuwig.
jos houtsma zegt
Asselbergs en Huysmans baseerden zich wel degelijk op het MNW, ewich II, rein, kuis, eerbaar, dat wil zeggen confom de zedewet. Het fraaie bewijsmateriaal dat Willem Kuiper heeft verzameld maakt evenwel aannemelijk dat dit niet de betekenis is die makers van de teksten en hun lezers voor ogen stond. Misschien dat we de oplossing moeten zoeken in de richting die Henk Wolf suggereert. Maar eeuwig als equivalent van ever / ooit / immer wil er bij mij niet echt in.
Aardig is nog het volgende citaat in WNT: Hoewel wij sijn verschejden, Soo menigh eeuwigh mijl, HOOFT, Ged. 2, 391 [1617] – in verband gebracht met eeuwig als uitdrukking van verveling.
jos houtsma zegt
Sorry, maar uk kom er nog een keer op terug. Hoe langer ik naar het bewijsmateriaal kijk, hoe meer ik het gevoel krijg dat de oorspronkelijke betekenis best eens ‘menig eerbaar mens’, kan zijn geweest, ‘menig eerbaar goed’. Later werd ‘menig eeuwig’ allicht, door gebruikers die de ethische betekenis van eeuwig niet (her)kenden, in temporele en/of kwantitatieve zin gebruikt: ‘menig eeuwig duizend, menig eeuwig jaar’, ‘menig eeuwig licht’, ‘menig eeuwig mijl’.