Ik heb de afgelopen dagen onder mijn Zuid-Italiaanse olijfboom Frank Willaerts chef d’oeuvre, zijn boek Het Nederlandse liefdeslied in de Middeleeuwen, gelezen. Iemand die veel deskundiger is dan ik, zal er de komende weken de officiële recensie over schrijven voor Neerlandistiek, maar ik kan er tot die tijd mijn mond niet over houden, en moet iets schrijven over hoe goed het is dat het een dik boek is en dat het ook niets anders kon zijn dan een dik boek.
Het dikke boek heeft de wind in de rug. Dat geldt in de literatuur – Lize Spit, Peter Buwalda, A.F.Th., Elena Ferrante, Karl-Ove Knausgaard – maar het geldt ook in de neerlandistiek. Natuurlijk leven we in een tijd van lollige blogposts en tweets en gaat iemand ooit TikToks maken over Justus van Effen, maar de laatste twee jaar zijn er indrukwekkende boeken verschenen van onder andere Jozef van Loon en Nicoline van der Sijs. Frank Willaert voegt daar nu een meesterwerk aan toe. Ik durf te beweren dat er honderd jaar of vijftig jaar geleden niet zulke boeken geschreven werden, en dat dan niet alleen omdat Willaert allerlei kennis in zijn boek verwerkt die toen nog niet beschikbaar was, maar omdat er eenvoudigweg niet zulke goede boeken geschreven werden door de neerlandici die niet voortdurend werden afgeleid door vergaderingen over bezuinigingen en door sociale media.
Verbluffende belezenheid
Dat er nu zulke magistrale boeken verschijnen, heeft deels een economische grond. Het is nu goedkoper om een boek te maken dan het vijftig jaar geleden was. Veel literatuur die je nodig hebt is gemakkelijk voorhanden, nu boeken dankzij tekstverwerkers niet onderweg van manuscript naar drukwerk een aantal keer integraal hoeven te worden overgetypt en drukkosten lager zijn, zijn ze betrekkelijk gemakkelijk te maken. Bovendien is er een groot, ontwikkeld publiek, er zijn meer goed opgeleide lezers dan ooit. Het valt op dat de meeste succesvolle boeken gaan over taal- of literatuurgeschiedenis, en geschiedenis is de lingua franca van de geesteswetenschappen, het soort boeken dat veel mensen interesseert.
Het is deze jaren bovendien oogsttijd. De auteurs van die dikke boeken zijn geen van allen twintigers of dertigers. Ze presenteren het werk van vele decennia, en ze hebben het zich in hun loopbaan nog kunnen permitteren om echt heel diep op een onderwerp in te gaan en zich niet van het ene peer reviewed artikel naar het andere te slepen. Het gaat om een generatie die nog goed heeft kunnen studeren
Frank Willaert is een voorbeeld van iemand die gewoekerd heeft met zijn talenten en maximaal gebruik heeft gemaakt van alle voorrechten van de moderne vrijgestelde. Iedere neerlandicus kent hem als een fijnbesnaard man, die met gevoelvolle voordracht kan laten horen hoe goed hij teksten begrijpt, die analytisch scherp is en al het werk dat hij kent uit zijn verbluffende belezenheid meesterlijk weet te combineren. Iemand die bescheiden genoeg is om al zijn voorgangers voortdurend te eren, en zelfbewust genoeg om uit hun werk een beredeneerde eigen keuze te maken.
Hertogdom
Het materiaal van Het Nederlandse liefdeslied in de MIddeleeuwen had nooit in artikelen gepast. Daarvoor is het te breed én te diep. Willaert bespreekt in zijn boek zo’n beetje de gehele verzameling Nederlandse liefdesliederen – de termen ‘Nederlands’ en ‘liefdeslied’ worden uiteraard uitvoerig besproken en genuanceerd – vanaf Hebban olla uogala tot het Gruuthuse-handschrift. Zo’n grote greep lukt alleen als je een en ander opknipt. Natuurlijk bestaat het boek uit hoofdstukken, en Willaert verdeelt de besproken tijdspanne in drie grote perioden (het hoofse minnelied, de formes fixes, en dan de lyriek die opstijgt uit Gruuthuse), maar een belangrijk deel van de attractie bestaat er toch ook in dat die perioden in elkaar overlopen en zich op allerlei manieren tot elkaar verhouden.
Een belangrijke these van Willaert is bijvoorbeeld dat het relevante geografische gebied in de tijd die hij bespreekt beter kunnen zien als het territorium van het Hertogdom Lotharingen, een gebied waarin de Germaanse en de Romaanse cultuur elkaar voortdurend inspireerden, aanraakten en overlapten – Willaert lijkt dan ook de Duitse én de Franse literatuur over zijn onderwerp uitvoerig te hebben bestudeerd. Maastricht, waar Heinric van Veldeken vandaan kwam, ligt midden in dat gebied. In de loop van de tijd verschuift de focus weliswaar naar de rand van het gebied (Antwerpen) en uiteindelijk zelfs over die rand heen (Brugge), maar Willaert betoogt, wat mij betreft overtuigend, dat de dichter van Gruuthuse met opzet Duits-achtige elementen aan zijn West-Vlaamse taal heeft toegevoegd om zijn werk aanvaardbaarder te maken voor zijn publiek.
Zulke bevindingen werken alleen in een grote overkoepelende studie, niet in een serie artikelen, waarin je nergens ruimte hebt om de grote lijn uit te leggen, omdat die nadrukkelijk leunt op de detailanalyses.
Gouden tijd
Daar komt bij dat de individuele analyses waarschijnlijk te diep graven en te uitvoerig zijn voor menig tijdschrift. Een van Willaerts belangrijkste methoden is de studie van metrum en rijmschema’s. In de studie van Heinric van Veldeken bereikt hij daar bijvoorbeeld verbluffende resultaten mee, omdat hij vrij nauwkeurig kan laten zien waar Veldeken zijn inspiratie moet hebben gevonden, puur door de vorm van zijn liederen te vergelijken met liederen van elders in Europa. Het zorgt er ook voor dat hij die hele periode van formes fixes in zekere zin kan ontdekken, en een plausibel argument kan ontwikkelen waarom er uit die periode zo weinig was overgeleverd. De vaste stramienen van het rondeel enz. maakte teksten tot een soort gebruiksvoorwerpen die iedere hoveling naar behoefte steeds opnieuw kon smeden, maar die dus ook niet zo nodig hoefden worden bewaard.
Zulke dingen kun je alleen aantonen als je vele tientallen bladzijden de ruimte neemt voor je analyse.
Het enige bezwaar dat ik tegen een boek als dit zou kunnen inbrengen, is dat het in het Nederlands geschreven is. Het is waar dat een Nederlands publiek zo misschien iets gemakkelijker bereikt wordt, maar een boek als dit verdient een veel ruimer, internationaal publiek. Hopelijk wordt The medieval Dutch love song nog in het Engels, Frans en Duits vertaald.
De laatste tijd lijken de ideeën over wat een (geestes)wetenschapper moet doen gelukkig wat te normaliseren: de tijd dat het een en al peer reviewed A-tijdschriften waren die de klok sloegen, glijdt langzaam voorbij. Voor sommigen betekent dit dat nu het tijdperk van de Facebook-posts en blogs is ingeluid, maar hopelijk betekent het vooral dat nu ook de gouden tijd van het dikke boek is aangebroken.
Frank Willaert. Het Nederlandse liefdeslied in de Middeleeuwen. Amsterdam: Prometheus, 2021. Bestelinformatie bij de uitgever.
Truus Pinkster zegt
En dan vergeet je nog te vermelden dat er ook aandacht besteed wordt aan het feit dat het om ‘liederen’ gaat, dus: een tekst die gezongen wordt of kan worden.
Omdat Willaert samenwerking gezocht heeft met de onvolprezen Louis Peter Grijp en eerder Kees Vellekoop die hem er steeds aan hebben herinnerd dat het om liederen gaat en niet alleen om teksten.
Verder deel ik volop het enthousiasme over dit prachtige boek.
willyvdw zegt
Mooi stuk over een prachtig boek.
Bij één zin blijf ik haperen: “Het enige bezwaar dat ik tegen een boek als dit zou kunnen inbrengen, is dat het in het Nederlands geschreven is.” Veel liever had ik gelezen: “Hoe prachtig dat dit boek bovendien ook nog in het Nederlands geschreven is, helemaal in overeenstemming met het thema en het prioritaire lezerspubliek.”
Voorts ben ik het met Van Oostendorp roerend eens dat het via vertaling ook een internationale carrière zou moeten krijgen.
Herman Callens zegt
“Maastricht, waar Heinric van Veldeken vandaan kwam, ligt midden in dat gebied.”
Het is misschien niet zo letterlijk bedoeld als ik het opvat, maar Hendrik van Veldeke was afkomstig van het gehucht Veldeke, in Spalbeek bij Hasselt. Een groot deel van zijn leven was hij wel “oostwaarts” actief, ook in of gerelateerd aan Maastricht, tot in (o.m.) Thüringen.
Overigens heel blij met je (terechte) lof voor het werk van Jozef Van Loon en Nicoline van der Sijs (Willaert moet ik nog lezen, maar stond al op mijn verlanglijstje).