Augustusoverwegingen over ons vak (21)

We naderen het eind van de maand, en dus het eind van de augustusoverwegingen. Septemberoverwegingen komen er niet meer, in september gaan we gewoon weer lekker beuken met de dagelijkse stroom aan toestanden, dus we moeten ons richten op het belangrijkste.
En dit heb ik nog niet voldoende duidelijk gezegd: de neerlandistiek zal internationaal zijn of ze zal niet zijn. De toekomst is aan de Britse hoogleraar Nederlands aan een Nederlandse of Vlaamse universiteit.
Wanneer je denkt dat de kern van het vak bestaat uit verwondering over het alledaagse, heb je niets zo hard nodig als een blik van buiten de Lage Landen. Iemand die een aantal aannames niet deelt, die de Nederlandse literatuur is gaan lezen zonder in zijn jeugd Pluk van de Petteflet en/of Dolfje Weerwolfje te hebben gelezen, iemand die naar het Nederlands luistert als een taal die toch net nooit de eigen taal zal worden.
Er gebeuren in de internationale neerlandistiek nu al mooie dingen. Het afgelopen jaar heb ik hier onder andere een Italiaanse literatuurgeschiedenis en een Duitse inleiding in de taalkunde mogen bespreken. Kwantitatief beginnen de zogeheten extramuralen de zogeheten intramuralen te overschaduwen, en dat kwantitatieve slaat nu mogelijk langzaam om in een kwalitatief verschil. Dat moet dan natuurlijk niet alleen een negatieve reden hebben – de kaalslag binnen het taalgebied –, maar ook een positieve.
De internationale dimensie kan ook verder worden uitgebreid door uitwisseling binnen het taalgebied meer te stimuleren: Vlaamse en Nederlandse studenten Nederlands kunnen geloof ik veel hebben aan een concrete confrontatie met de manier waarop ze in het andere lánd, en in het Caribische deel van het taalgebied, omgaan met het Nederlands.
Iemand die dat niet weet, verdient eigenlijk de naam neerlandicus niet, maar je zou zoiets ook kunnen zeggen over middelbare scholen. Onlangs was de Antwerpse burgemeester Bart De Wever te zien in het Nederlandse tv-programma Op1. De Wever had voorgesteld om te komen tot een Groot Nederland nieuwe vorm van Benelux confederatie van Nederland en België. Van dat idee kun je vinden wat je wilt (mij lijkt iemand die in België zo slecht samenwerkt niet de eerste om te beginnen over samenwerking met andere landen), maar interessant is wat hij vertelde over de reacties die hij daarop gekregen had: Vlaanderen heeft een grote afkeer van Nederland, Nederland voelt een grote onverschilligheid voor Vlaanderen.
Het gaat er niet om of die afkeer en onverschilligheid terecht zijn. Het gaat er ook niet om of wij ons er zorgen over moeten maken. Het gaat erom dat zulke reacties getuigen van provincialisme. En het minste dat we kunnen doen is over dat provincialisme heen stappen. Het Nederlands is in Nederland of Vlaanderen niet exclusief ‘de landstaal’, het is een taal waarmee evident ook op een heel andere manier kan worden omgegaan. Zoals er met allerlei zaken in dit leven op een heel andere manier kan worden omgegaan. Door de confrontatie met het nabije en toch zo andere valt van alles aan creativiteit te winnen.
Juist dat het Nederlands gesproken wordt in zo diverse culturen als de Nederlandse, de Vlaamse en de Surinaamse maakt de neerlandistiek tot een vak die de missie van iedere geesteswetenschappen – het bijzonder maken van het alledaagse – een eigen dimensie geeft.
Je opmerking ‘mij lijkt iemand die in België zo slecht samenwerkt niet de eerste om te beginnen over samenwerking met andere landen’ valt me tegen. Vooroordeel of gebrek aan informatie? Iemand die opkomt voor de Vlamingen en voor de Nederlandse cultuur zou ik niet zomaar met zo’n ongenuanceerd terzijde willen diskwalificeren.