Onbegrip begrepen
40 taalfilosofische gesprekken over communicatie (deel 33)
– Waar staan we nu na zoveel gesprekken over taal en miscommunicatie? Jij blijft vooral spreken over de grenzen van de taal, en zoekt daarin ook zelf de grenzen op met wat je vertelt over non-dualiteit, relativiteit, de onzekerheidsrelatie en entropie, of je houdt een verhandeling over de raadsels van de metafoor.
– Ja, en jouw voorbeelden van alledaagse miscommunicatie kunnen gemakkelijk verklaard worden wanneer we ons bewust zijn van de glibberige relatie tussen woord en betekenis, en de verschillende interpretaties van bedoelingen van gesprekspartners in bepaalde situaties.
– Je zou eufemistisch kunnen zeggen dat we ons onderwerp tot nu toe nogal meanderend hebben behandeld. Maar goed, het zijn dan ook gesprekken.
– Toch wil ik nog graag een mogelijke vooronderstelling in jouw beginvraag aan de orde stellen.
– En die mogelijke vooronderstelling luidt?
– Is taal wel bedoeld voor communicatie?
– Hè?! Maar taal is toch het middel waarmee wij communiceren?
– Je vergeet één woordje. Taal is het middel waarmee wij óók communiceren. Kijk eens naar deze uitspraak van de taalkundige Edward Sapir, die we al eerder tegenkwamen in de gesprekken over taal en relativiteit.
Taal is in de eerste plaats een vocale verwerkelijking van de aanleg de realiteit symbolisch te zien.
– Dus, taal is in deze opvatting niet primair gericht op communicatie? En wat bedoelt Sapir met ‘vocale verwerkelijking’?
– Kijk hoe kinderen taal leren. Zij brabbelen eerst, zonder doel, gewoon omdat ze er kennelijk plezier in hebben om de spiertjes in de stembanden en de mond te oefenen. Vaak dienen die klanken eerst alleen als begeleiding van andere activiteiten. Ook is er dan nog geen gerichtheid op anderen in de directe omgeving.
– Ja, dat zie je soms ook wel bij volwassenen. Dat ze bij moeilijke activiteiten, ook als ze alleen zijn, hun handelingen verbaal begeleiden: ‘Pas op, rustig aan, nu achter deze invoegen.’
– Klopt, dat zou je als een overblijfsel kunnen zien. In de taalontwikkeling van het kind worden die vocalisaties gaandeweg symbolische weergaven van de werkelijkheid. Als het kind onder veel stimulans ‘mamma’ leert zeggen, verwijst dat woord gaandeweg naar ‘mamma’, en kan mamma zelfs worden opgeroepen. Als er met zo’n verbale activiteit iets wordt bedoeld, dan is het toch vooral het uitdrukken van gewaarwordingen en gevoelens. Maar is taal daarmee alleen communicatiemiddel?
– Wat is taal dan nog meer?
– Taal kun je ook zien als middel om je staande te houden in de werkelijkheid, om je te verhouden tot de realiteit, bijvoorbeeld door een dagboek bij te houden. Of je gebruikt taal als ordeningsmiddel door aantekeningen te maken. Een ander voorbeeld is liturgisch taalgebruik: dat is meer een ritueel dan communicatie.
– Laat dat waar zijn. Maar dan nog kun je je afvragen of taal geschikt is als communicatiemiddel. Je zei in onze eerste gesprekken dat je daarover ook citaten verzameld had uit romans. Kun je zeggen welke opvatting er uit die citaten spreekt?
– Ik heb vooral negatief getinte citaten kunnen verzamelen. Neem deze van de Franse romancier Laurent Binet in zijn De zevende functie van taal.
– Aha, taal heeft dus veel meer functies!
– Inderdaad, maar om dat te begrijpen moet je wel taalwetenschap studeren. Mij gaat het om een verwijzing in deze roman naar de filosoof Morris Zapp, een leerling van Derrida, die we al eerder tegenkwamen met een heel negatieve uitspraak dat taal de betekenis zelfs ondermijnt. Binet laat een van zijn romanfiguren het volgende zeggen:
Een gesprek is kortom een partij tennis waarbij wordt gespeeld met een bal van boetseerklei, die elke keer als hij over het net komt, een andere vorm aanneemt.
Laurent Binet, De zevende functie van taal, 2015:287
– Ja, dat klopt eigenlijk wel. Dat is de betekenis die niet overkomt, dat is de bedoeling niet begrepen wordt.
– Inderdaad, zoiets kun je soms zeggen over een Kamerdebat of een discussie waarin partijen niet nader tot elkaar komen. Maar zo kun je een gesprek toch niet definiëren? Gelukkig kwam ik ook een andere opvatting tegen. De IJslandse auteur Jón Kalman Stefánsson spreekt in Het verdriet van de engelen over woorden als dode stenen of haveloze kleren, maar laat zijn hoofdpersoon uiteindelijk ook het volgende zeggen:
Desondanks zijn woorden een van de weinige dingen die ons daadwerkelijk resten als alles ons lijkt te hebben teleurgesteld. Hou dat in gedachten! En ook datgene wat niemand begrijpt, namelijk dat de meest onbelangrijke, onwaarschijnlijke woorden onverwacht grote lasten kunnen dragen en het leven ongedeerd over duizelingwekkende afgronden kunnen brengen.
Jón Kalman Stefánsson, Het verdriet van de engelen, 2012:35
– Dit zou een mooi einde kunnen vormen van onze gesprekken. Maar ik wil toch nog terugkomen op onze begingesprekken over de Toren van Babel. En ik heb ook nog een heel andere vraag.
– Zullen we dat dan de volgende keer doen?
Deze serie verschijnt op maandag, donderdag en zaterdag in de zomermaanden. Commentaar is uiteraard bijzonder welkom. Reacties worden verwerkt in een mogelijk vervolg op deze serie
Jaap K. Blom zegt
Jan,
ik herinner mij niet, dat ik ooit zonder taal gedacht heb. Wel meen ik mij te herinneren, dat ik mij ooit herinnerde, dat ik ooit zonder taal gedacht had. Maar inderdaad, Hooggeleerde Wagenaar, is dat geheugenkracht of verbeeldingskracht?
Ik stel mij zo voor, dat ik de klanken hoorde met behulp waarvan mijn voorgangers-medemensen met elkaar communiceerden. En dat ik daarin, wonder boven wonder, blijkbaar, niet alleen een onderlinge samenhang ontdekte (gewaarwerd, schouwde: het begrip is het zesde zintuig, aan de eerste en grote vijf gelijk), maar zelfs verband van die samenhang met toestanden en gebeurtenissen eromheen (*) – zonder welke, enzovoorts.
*) En vooral ook erna, maar om dat alles in te zien was de wederopbouw van de laatste jaren ‘vijftig van het vorige millennium natuurlijk een begenadigende omgeving. Kom daar nou es om. Geen wonder dat de jongeren van nu geen systeem meer kunnen ontdekken in wat wij hun in het Oude Normaal voorschoteelden. Wat maken wij hun (hen?!) nou? Diets? Gelukkig mogen zij nu de synthese ervan met het om der wille van de duidelijkheid gechargeerde Nieuwe Normaal gaan meemaken.
In het besef, dat ik hiermee terugkom van een eerdere opvatting, namelijk dat we taal pas nodig hebben om ons te verdedigen. Waardoor immers verstaan wij de “beschuldigingen” ? Duid het me niet euvel, dat ik daarmee een Freudje begaan heb. Voor de meelezers: Freud was de oversekste man voor wie zijn eigen theorie bij uitstek opging
– Jaap
Boudewijn Smits zegt
Ja, graag terug naar waar deze prachtige serie van Jan Renkema begon: met Gods straf om te voorkomen dat het volk dat louter één taal sprak een toren zou bouwen die tot in de hemel zou gaan reiken. Om deze hoogmoed af te straffen creëerde God verschillende talen waardoor er tussen de sprekers van deze talen verwarring ontstond en de torenbouw stilviel. Vervolgens zijn de gesprekken in aflevering 2 tot 33 steeds gegaan over taalverwarring binnen een taal.
Dat roept de vraag op of deze ambitieuze Babeltorenbouwers die maar één universele taal spraken onderling ook al gekampt zouden hebben met taalverwarring. Had God deze eerste mens toegerust met taal als een perfect communicatiemiddel? Of had Hij bij de schepping de mensheid alleen spraakvermogen meegegeven en had hij de daaruit ontwikkelde taal waarmee mensen onderling communiceren, niet meer tot zijn scheppingscompetentie gerekend? Werd God daarna dus in verlegenheid gebracht door de kracht van het taalvermogen van de mens die ondanks hun imperfecte communicatie toch nog zo goed wisten samen te werken?
De oudtestamentische God heeft ter rectificatie van zijn schepping spraakverwarring teweeggebracht tussen talen door de mensen van Sinear over de hele aarde te verspreiden waardoor de samenwerking stokte bij gebrek aan menskracht, zo lazen we in aflevering 1. De al bestaande spraakverwarring binnen die eerste taal zou daardoor nog eens extra bemoeilijkt gaan worden door de van streek tot streek op gang komende communicatie tussen diverse talen. Zo waakte God over de gevolgen van zijn schepping.
Kortom, weten we in aflevering 40 of de Babeltorenbouwers zelf ook al last hebben gehad van taalverwarring binnen hun toen nog enig bestaande taal of is het euvel van taalverwarring binnen én tussen talen pas werkelijk ontstaan zijn sinds Gods straf?