Wie in Nederland komt wonen, moet Nederlands leren om echt deel te worden van de samenleving. Dat betekent dat er een systeem moet zijn van taalonderwijs aan nieuwkomers: kinderen en volwassenen met heel verschillende talenkennis en onderwijservaringen moeten op een of andere manier in staat gesteld worden Nederlands te leren. Hoe is dat georganiseerd in Nederland? Wat doen basis- en middelbare scholen aan NT2-onderwijs, en wat zijn de mogelijkheden voor volwassenen? Welke rol krijgen de talen die nieuwkomers al spreken in dat taalonderwijs? Wat voor beleid is er op dit gebied, en in hoeverre wordt dat beleid ook echt praktijk?
Over al deze vragen gaat het vak ‘Taalonderwijs aan nieuwkomers’, dat dit jaar voor de vierde keer gegeven werd aan de Universiteit Utrecht. Zoals elk jaar schreven de studenten rapporten over het taalonderwijs aan nieuwkomers op andere plekken in de wereld. Ze gingen online op zoek naar informatie over de onderwijspraktijk in andere landen en regio’s, aan de hand van onderzoeksvragen over instructietalen, de rol van de thuistaal op school, de omgang met trauma’s, de samenwerking met ouders, en taalleerbevorderende activiteiten zowel op scholen als erbuiten. Ook evalueerden ze of de verschillende praktijken de aanbevelingen uit de wetenschappelijke literatuur volgen, en welke ‘good practices’ er zijn die ook in andere contexten bruikbaar kunnen zijn. Ze hebben dit alles opgeschreven in twee rapporten, die ik als docente hieronder na minimale eindredactie ter beschikking stel.
Één groep vergeleek het taalonderwijs in Nieuw-Zeeland met dat in de Amerikaanse staat Florida – een land en een staat die overeenkomen wat betreft de dominante taal (het Engels), maar enorme verschillen laten zien in (omgang met) migratie, onderwijspraktijk, en politiek. Dit rapport kunt u hier lezen.
Een tweede groep studenten onderzocht het taalonderwijs in Sint Eustatius en Curaçao. Die eilanden lijken iets meer op elkaar, maar toch zijn er ook weer fikse verschillen in onderwijsbeleid. De eilanden hebben weinig inwoners in vergelijking met eerder onderzochte landen en regio’s, en dat blijkt zowel voor- als nadelen te hebben. Het tweede rapport is hier te lezen.
Alle auteurs hebben toestemming gegeven om de rapporten te publiceren. Let op: de rapporten zijn niet tot in detail gecorrigeerd, dus ze kunnen foutjes bevatten. U kunt ook het rapport uit 2018, het rapport uit 2019, en het rapport uit 2020 nog lezen.
Laat een reactie achter