De betekenis van het Nederlandse woord pas staat nu internationaal in de belangstelling, dankzij een artikel van de taalkundigen Ad Neeleman en Hans van de Koot in het tijdschrift Natural Language and Linguistic Theory. Voor Engelstaligen is het woord pas opvallend. Je vertaalt het in het Engels met only, maar only heeft allerlei andere betekenissen die pas niet heeft. Zo kun je in het Engels, maar in het Nederlands niet zeggen:
- He has only four fingers.
- Hij heeft pas vier vingers. [vreemd]
In de bedoelde betekenis zeggen we ‘Hij heeft maar vier vingers’ of ‘slechts vier vingers’. Met pas is de zin raar omdat hij suggereert dat we in een wereld zijn beland waarin mensen in de loop van de tijd steeds meer vingers krijgen. Want pas suggereert een vooruitgang in de tijd. Het betekent ongeveer: op het moment waarover we spraken zou je eigenlijk hebben verwacht dat er inmiddels meer waren.
Of minder. Neeleman en Van de Koot wijzen erop dat de volgende zin twee bijna tegenovergestelde betekenissen kan hebben, afhankelijk of we het hebben over een situatie waarin het water wordt opgewarmd of juist afgekoeld:
- Het water is pas twintig graden.
Die progressie in de tijd luistert nauw. Stel dat je van Utrecht naar Amsterdam reist en de reis gaat niet voorspoedig. Dan zou je op zeker moment je vrienden kunnen appen met de mededeling:
- Ik ben pas in Maarssen.
Maar je kunt dat alleen doen omdat Maarssen wel degelijk al een stapje onderweg van Utrecht naar Amsterdam is. Als er helemaal geen vooruitgang in zit, kun je niet appen:
- Ik ben pas in Utrecht.
Wat dit betreft is pas anders dan al, want die laatste kun je wel voor het eindpunt van de reis gebruiken: ‘ik ben al in Amsterdam’.
Opvallend aan dit soort zinnen is trouwens ook dat er nergens in zo’n zin melding wordt gemaakt van tijd, behalve indirect. Omdat het gaat over een reis, kun je pas gebruiken bij een plaatsbepaling (‘in Maarssen’). Nog ingewikkelder wordt het in het volgende voorbeeld. We zijn op zoek naar een ruimte voor een activiteit waarvoor we acht stoelen en twee tafels nodig hebben, en moeten kiezen uit twee kamers. Dan kun je zeggen:
- Ik ben voor kamer A: daar staan pas drie stoelen maar al twee tafels.
In dit geval is het helemaal niet nodig dat er in A voortdurend nieuwe stoelen bij komen. De zin impliceert dat het stoelentraject voor kamer A langer zal zijn (en voor het tafeltraject korter) dan voor kamer B. We zijn dus op een veel abstractere manier ‘onderweg’ naar ons doel van acht stoelen.
Het lijkt er in veel van de voorafgaande voorbeelden op alsof het gaat om snelheid: ‘ik ben pas in Maarssen’ lijkt te betekenen ‘ik had verwacht een grotere afstand af te hebben gelegd, ik ben dus traag’. Maar dat is niet altijd het geval. Als een vader een cadeautje zoekt voor zijn dochtertje kan hij best zeggen:
- Ze is pas drie jaar oud.
zonder dat hij bedoelt dat ze langzamer oud wordt dan verwacht. In plaats daarvan betekent het zoiets als: ze is nog niet op het punt waarop ze speelgoed voor bijvoorbeeld zesjarigen aankan.
J.T. Brouwer zegt
In veel van deze voorbeelden betekent pas ‘nog maar’. Ik ben nog maar in Maarsen. Mijn dochter is nog maar drie. ‘Nog’ geeft volgens mij een niet-afgeronde voortgang aan. In het Engels betekent ‘still’ hetzelfde.
Peter-Arno Coppen zegt
Die verwachting hoort er anders wel bij. Het is niet alleen een niet-afgeronde voortgang, maar het is ook nog niet zo ver als verwacht (of als je misschien zou denken). En in het Engels kun je bij ‘Ik ben pas vier jaar oud’ niet zeggen ‘I am still four years old’. Dan is het weer ‘only’.
B. van Engelenburg zegt
Pas kan natuurlijk ook een zelfstandig naamwoord zijn. Ik zet een pas in jouw richting. Of een bergpas waar je overheen gaat. Of een pas als afkorting van een paspoort. Ook kan het woord een maataanduidiing zijn. De jurk past precies. Precies pas!
Of een uitdrukking om niet verder mee te spelen. “ Ik pas.” Bij kaartspellen. Of een weigering, zoals in: “Ik pas daarvoor!”
Erwin Janssen zegt
En onder water fietsen, dàt is pas leuk!
G. van der Zwaag zegt
Pas op, die paspop kan omvallen. een pantalon pas(send) maken. Sommige passen zijn in de winter gesloten voor alle verkeer.
Frans Megens zegt
Ben je pas afgestudeerd of kom je pas van school en woon je in Vlaanderen?
Frans D. zegt
Wat wilt u hiermee zeggen?
Marc van Oostendorp zegt
Het lijken mij voorbeelden van het gebruik van ‘pas’.