Gedichten waarin wordt uitgelegd dat het heus niet moeilijk is om proza te lezen heb ik nog nooit gelezen, maar er is inmiddels een heus subgenre van prozaboeken waarin de lezer wordt ‘geleerd’ hoe ze gedichten moeten lezen. Kennelijk is daar grote behoefte aan. Lidewijde Paris zegt het in ieder geval in háár jongste voorbeeld van dit genre: veel mensen hadden haar erom gevraagd, na eerdere boeken over proza: kon ze nu eens uitleggen hoe je gedichten las? Wat dat was zo lastig.
Een gedicht is ook maar een ding, heet dat nieuwe boek, en vooral in dat ook maar klinkt Paris’ hele toon, zeker aan het begin van het boek: laat je niet intimideren.
Wanneer je een gedicht ziet als een gebruiksvoorwerp, als een ding, dan komt het opeens gewoon bij je op tafel staan als je zit te eten, of naast je liggen op de bank als je tv-kijkt. Dan wappert het in de wind als je mijmerend door het raam naar buiten staart, en staat het naast het peper-en-zoutstel in de keuken als je eten kookt. Zie een gedicht als een ding, en je voelt je vrij om er van alles mee te doen en van te vinden.
Sommige mensen zijn bang voor poëzie, zien haar als hoog en verheven want dat ‘hebben ze ooit op school zo geleerd’. Of ze denken dat het alleen voor ‘slimme mensen’ is, of dat je ervoor moet hebben doorgeleerd.
Doorgeleerd
‘Gewoon’, dat moeten gedichten worden, niet alleen dingen maar ‘gebruiksvoorwerpen’. Het lijkt me zo’n beetje wat iedere inleider in de poëzie zegt. Laat je niet bang maken, het is helemaal niet moeilijk, kijk maar, heel gewoon allemaal. Paris is wel een extreem geval. Ze komt tegen het einde van het boek zelfs met een lijstje bulletpoints getiteld ‘klein noodplan van aanpak bij het begrijpen van gedichten’ (‘Lees eerst het gedicht als anekdote: wat vertelt het?’, ‘Is alles duidelijk of zijn er onverwachte dingen, kleinigheden die niet kloppen of tegenstrijdig zijn”, enz.)
Ik betwijfel dat dit een goede strategie is. Ik weet niet of iemand die eerst op deze manier gerustgesteld is zich dan ineens vol overgave op een bundel van Astrid Lampe stort. Zou je echt overtuigd raken dat het allemaal zo ingewikkeld niet is – vooral als degene die dat beweert er later in het boek toch niet echt uitkomt zonder termen als apostrofe en enjambement uit te leggen? Het zou me niet verbazen als het vooral verleidt tot het lezen van nog meer boeken over poëzie – boeken in proza.
Het lijkt me bovendien gewoon niet te kloppen. Gedichten zijn geen gebruiksvoorwerpen, je kunt er niks mee en naast het peper-en-zoutstel hebben ze niks te zoeken. Het is waar dat gedichten niet alleen voor ‘slimme mensen’ zijn of mensen die hebben doorgeleerd. Maar ze zijn wél hoog en verheven.
Hoog en verheven
Gedichten bevinden zich altijd buiten de werkelijkheid van alledag, anders zijn het geen gedichten. Het is de reden dat ze zo’n vreemde vorm hebben: of je die vreemde vorm nu rijm of enjambement noemt, of alleen maar regelbreking: gedichten doen er zelf alles aan om te laten horen of zien dat ze juist niet gewoon zijn. Een recept is een gebruiksvoorwerp van taal, een contract, een manual voor het zelf monteren van een drone, een leerboek elektrotechniek, een wetsartikel, desnoods een non-fictieboek van Lidewijde Paris. Maar een gedicht verzet zich tegen gebruik, of het nu een sinterklaasgedicht is of een animatie van Tonnus Oosterhoff.
Ja, je kunt het gebruiken om een huwelijk of een begrafenis wat cachet te geven. Maar dan is een papieren kroontje ook een gebruiksvoorwerp.
En door dat buiten de werkelijkheid staan wordt een gedicht vanzelf ‘hoog en verheven’. Dat is zelfs het geval bij ready mades: een dichter die een recept voor appeltaart in een bundel opneemt, isoleert dat recept en maakt het meer dan een recept. Waarom grijpen mensen als ze iets belangrijks te zeggen hebben – een laatste groet aan een geliefde, een reclameslogan voor hun marktkraam – ineens naar poëtische middelen? Omdat ze wat ze te zeggen willen uittillen boven het dagelijkse. Dat hoge en verhevene is dus iets relatiefs, maar het streven ernaar zit geloof ik in ieder gedicht.
Vergelijk het met liedjes, die naaste verwanten van gedichten. Wie zou willen zeggen dat een lied ‘maar’ een gebruiksvoorwerp is? Waarschijnlijk niemand, maar er zijn dan ook geen boeken die willen uitleggen hoe je naar liedjes moet luisteren. Ook liedjes hebben juist iets hoogs en verhevens, iets wat maakt dat mensen ze zich herinneren, of dat ze zich eraan ergeren – ze staan buiten het gewone leven. Net als gedichten.
Mensen aanspreken
Het lijkt me trouwens ook de reden waarom mensen gedichten lezen: dat er iets bijzonders gebeurt. Ik weet dat het datgene is dat mij, als puber, ooit verkocht voor de poëzie: hier was nu taal waarmee echt iets bijzonders gebeurde. Dat ik het vaak niet begreep (de eerste poëzie die ik las waren de vijftigers en hun navolgers, want dat vond ik in de boekenkast van mijn ouders) deed er helemaal niet toe, simpelweg omdat ik begreep: hier worden dingen gezegd die nu eenmaal onbegrijpelijk zijn. Voor ‘slimme mensen’, maar ook voor mij.
Dat is het probleem van een boek als Een gedicht is ook maar een ding. Ze kunnen alleen mensen aanspreken die op zoek zijn naar een sleutel, naar een ‘noodplan’ voor als ze iets niet begrijpen. Mensen die denken dat je aan taal alleen iets hebt als je het kunt gebruiken.
Paris’ boek is daarbij ook nogal rommelig. Het spreekt zichzelf bijvoorbeeld voortdurend tegen. Zo vestigt één hoofdstuk er ineens de aandacht op dat gedichten dingen zijn ‘waar hard aan gewerkt is’, en daarin schrijft Paris:
Graag zou. ik in het hoofd van de dichter willen kijken. Proberen te ontdekken hoe dat magische radarwerk werkt.(…)
Gesleuteld
Ineens gaat het dus niet meer om het gedicht als ‘ding’ (een idee waar ik nog wel sympathie voor kan opbrengen, en het boek begint met een bespreking van een gedicht van Gerrit Kouwenaar), maar om wat zich afspeelt in het hoofd van de dichter. Wie wil er weten wat er zich afspeelt in het hoofd van de maker van een peper-en-zoutstel?
Nog bonter maakt ze het in het hoofdstuk over gedichten als dingen ‘die een keer zijn ontstaan’. Dat gaat grotendeels over hebban olla vogala en aan het eind zegt ze dat ze haar boek ‘nadrukkelijk met een hoofdstuk hierover wilde beginnen’. Terwijl het hoofdstuk 3 van het boek is! Is er misschien aan de volgorde van de hoofdstukken gesleuteld waarbij dit is blijven staan.
Dus, nee, ik denk niet dat je gedichten kunt leren lezen door een boek als dat van Paris te lezen. Je kunt gedichten alleen leren lezen door je te laten verpletteren door het hoge en verhevene.
Herma van den Brand zegt
Volgens Batavus Droogstoppel bevatten gedichten altijd leugens. Lees zijn “Beschouwingen omtrent de waarheidsliefde van iemand die het volgend prul van Heine vóórzegt aan een jong meisje dat in de suite zit te breien.” https://www.dbnl.org/tekst/mult001maxh14_01/mult001maxh14_01_0012.php
Kamiel Choi zegt
mooi gezegd, Marc. Dank!
wagm de vries zegt
Beste Marc, In een reactie aan mijn collega die mij fijntjes liet weten dat u het helemaal niet eens bent met mijn enthousiaste aanbeveling om dit boek aan te schaffen, antwoordde ik hem het volgende: “Ik heb ook wel een en ander aan te merken, maar ik lees het nog wel met plezier en ben blij dat iemand zo’n boek schrijft, want waarom worden er zo weinig dichtbundels verkocht? En waarom lezen de meeste mensen nauwelijks ooit poëzie? Omdat er nog steeds hotemetoten rondlopen die vinden dat gedichten ” hoog en verheven” zijn. Niet voor gewone mensen of in de keuken. Willem Wilmink draait zich om in zijn graf. Hartelijke groeten, Wout de Vries
Marc van Oostendorp zegt
U vergist zich. Hoge en verheven dingen zijn er ook voor ‘de meeste mensen’. Zij hoeven niet altijd alleen maar in de keuken te zitten maar mogen ook in de opkamer. Dit is precies het misverstand waar Paris onder lijdt (Willem Wilmink overigens niet): te denken dat je dingen ’toegankelijk’ maakt door ze voor te stellen als alledaags. Ik geloof er niks van dat mensen ineens gedichten gaan lezen als ze menen dat dit eigenlijk gebruiksvoorwerpen zijn. Mensen lezen gedichten omdat die hun leven verrijken, omdat ze juist níét gewoon zijn.
Dat alles is evident wat anders dan dat je er heel geleerd voor zou moeten zijn om hoge en verheven dingen te begrijpen. Of dat je bijvoorbeeld eerst een prozaboek moet lezen om daarna pas aan de gedichten te kunnen beginnen. Als je mensen gedichten wil laten lezen, moet je ze gedichten laten lezen.
Het is een betreurenswaardig aspect van de huidige staat van onze beschaving, dat je meteen denigrerend voor hotemetoot wordt uitgemaakt als je opkomt voor het hoge en het verhevene, alsof er op deze wereld niets mag bestaan dat buiten de alledaagse grauwheid ligt.