Alles wat in Fryslân gebeurt, komt in de rest van Nederland vijftig jaar later. Dat geldt in ieder geval op taalgebied: het intensieve contact met een verwante taal dat het Nederlands ondergaat met het Engels, dat kennen de Friezen al langer, met het Nederlands. Iedereen in de provincie spreekt in ieder geval óók Nederlands. Wat zulke langdurige en intensieve tweetaligheid precies betekent, kunnen we leren uit wat er met het Fries gebeurt.
Dat is niet de enige reden om Changes in Modern Frisian verbal inflection met plezier te lezen, het proefschrift waarop Anne Merkuur op maandag 18 oktober aan de Universiteit van Amsterdam promoveert. Merkuur geeft ook een inherent heel interessant beeld van de manier waarop de verbuiging van het Friese werkwoord aan het veranderen is. Vanwege de complexiteit en de subtiliteit van die verbuiging is dat een feest op zich.
Uit je hoofd leren
Een heel hoofdstuk is gewijd aan de tweede persoon enkelvoud in de verleden tijd in een bepaalde groep Friese werkwoorden (de zogeheten ‘klasse II’-werkwoorden). Kijk, dat is waarom iemand taalkunde is gaan doen, omdat hij graag de woordgroep ‘de tweede persoon enkelvoud in de verleden tijd in een bepaalde groep Friese werkwoorden’ schrijft!
Wat is er aan de hand? In die groep werkwoorden, zoals wurkje ‘werken’ heeft de tweede persoon enkelvoud in de verleden tijd een vorm –est: wurkest. Hoe langer hoe meer zeggen Friezen echter wurktest, zoals ze dat van oudsher ook doen in baktest ‘bakte’ – bakke hoort bij de ándere groep werkwoorden, klasse I.
Er zijn allerlei verklaringen te verzinnen waarom zo’n verandering plaats vindt, maar geen van allen zijn ze volledig. Zou je kunnen zeggen. Je kunt bijvoorbeeld zeggen dat op deze manier de verschillen tussen klasse I en klasse II worden verkleind. Het is natuurlijk nogal verwarrend dat er twee manieren zijn om een werkwoord te vervoegen en dat je uit je hoofd moet leren welk werkwoord op welke manier vervoegd wordt. Alleen verklaart dat niet waarom het precies de tweede persoon enkelvoud van de verleden tijd betreft.
Verleden tijd
Een andere verklaring is dat die tweede persoon van de verleden tijd verwarrend is, omdat hij dubbelzinnig is: wurkest betekent zowel ‘(jij) werkt’ als ‘(jij) werkte’. Door die verleden tijd te lenen van klasse I wordt een dubbelzinnigheid opgeheven. Het probleem daarmee is dan weer dat we niet begrijpen waarom die dubbelzinnigheid tot een paar jaar decennia geleden geen probleem was. De t is ooit zelfs weggesleten uit wat uiteindelijk wurkest werd, dus waarom heeft men daar dan eeuwen mee kunnen leven en nu ineens niet meer?
De derde mogelijke verklaring heeft te maken met het Nederlands. Misschien is er een druk vanuit het Nederlands om op een zelfde manier de verleden tijd uit te drukken. De vraag is dan waarom het juist voor de verleden tijd zo belangrijk is dat de talen op elkaar gaan lijken, en niet dan in een moeite door meteen ook de uitgang –st weg te halen. Waarom zeggen moderne Friezen met andere woorden niet wurkte in plaats van wurktest?
Olifantenpaadjes
Merkuur laat zien dat je de drie verklaringen in onderlinge samenhang nodig hebt. Het intensieve contact met het Nederlands was de factor die maakte dat er een druk was om de verleden tijd in het Fries zoveel mogelijk gelijkvormig te maken, en met name om de dubbelzinnigheid tussen verleden tijd en tegenwoordige tijd op te heffen. Dat dit kon gebeuren door klasse I en klasse II op dit punt te laten samenvallen, en dat was mooi meegenomen.
Hiermee is niet gezegd dat enige spreker zich van deze overwegingen bewust is geweest. Een van de wonderlijke ontdekkingen van de taalwetenschap is dat taal een systeem is dat voortdurend streeft naar een soort orde. Individuele sprekers zijn niet anders dan pionnen in de handen van zo’n systeem, die steeds kleine stapjes zetten in de richting van die orde. Een orde die natuurlijk niet van hogerhand gegeven is, maar uiteindelijk te maken heeft met hoe een taal het best functioneert – ongeveer zoals mensen onbewust olifantenpaadjes lopen in een grasveld die achteraf de best mogelijke wegen blijken te zijn.
En dat is het soort venster dat dit soort op het oog kleine deelstudies geven in hoe taal nu daadwerkelijk werkt – als een systeem dat zichzelf voortdurend lijkt aan te passen aan de omstandigheden. Waarbij een betrekkelijke nieuwigheid in studies zoals deze is dat je kunt zien dat soms twee talen zich samen als een systeem gedragen, als er maar genoeg sprekers tweetalig zijn.
Henno Brandsma zegt
Ik zeg zelf in het Fries voor de verleden tijd 2de persoon “(do) wurkeste” en voor de tegenwoordige tijd “(do) wurkest”, geen samenval. Geen idee hoe wijdverspreid dat onderscheid is.